Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXXXV. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 322]
| |
voor den draagbaar. Na de Reliquiën vertoont zich de Bisschop van zyne Bedienaren verzelt. Wanneer de Omdragt met de Reliquiën uit haar verblyf plaats komt, heft men een Antiënne op, van eenige anderen gevolgt, die het Koor vervolgt te zingen. De Processie aan de Kerkdeur gekomen, gaaat de Bisschop uit het Koor voorgegaan van den Kruisdrager, de Waschkaersdragers en Reliquiën, om een Omgang om de Kerk te doen; waarna hy zich weder aan de Kerkdeur stil houd en tot den Volke een aanspraakGa naar voetnoot(a) doet. Vervolgens vermaant hy den Grondlegger der Kerke om middelen uit te vinden waar door de zelve kan bestaan; in welker vergelding de Kerk door den mondt van den Bisschop aan den Stichter en zyne Erven belooft, dat zy de eersten in de Omdragten zullen zyn, die jaarlyks wegens de Inwying enz. gedaan worden. Vervolgens bid men voor hem, men zingt een Repons, en bidt noch eens. Voordat de Bisschop de Kerk intreed, maakt hy een ander Kruis aan den buiten kant van de Kerkdeur met den vinger van de rechter handt. Eindelyk de Priesters belaaden met de draagbaar der Reliquiën op hunne schouderen, en de Processie in de Kerk gekomen, van 't Volk en de Geestelykheit gevolgt; alsdan heft den Bisschop een Antiënne op, en het Koor hem navolgende, worden de Heiligen, wiens kostelyk en dierbaar overschot men derwaarts overbrengt, verzochtGa naar voetnoot(b) bezitting van hun verblyf te neemen, voor hen dusdanig bereid. Ondertusschen gaat men als noch met den Omdragt voort, en wanneer die by 't Autaar gekomen is, alwaar men deeze Reliquiën plaatsen zal, ontsteekt men de Waschkaerssen die men naby het Autaar zet. De Bisschop vereert dan de komst der H: Reliquiën door het gezang van een Antiënne, 't welk nevens twee Psalmen herhaalt word; waarop aanstonds een kort gebedt volgt. Voor dat men de Reliquiën in 't GrafGa naar margenoot+ zet, merkt de Bisschop of iemandt anders deeze bediening waarneemende, de kist of koffer met de H: Oly, nadat hy te vooren het Vaas, waarin de Reliquiën zyn, verzegelt heeft. Hy geeft wel acht dat het merk van 't H: Olyzel met vier tekenen van 't Kruis verzelt gaat, 't welk op de vier zyden van 't Graf in den naame des Vaders enz. word gedaan. Dit is waarin de wying van 't Graf bestaat. Vervolgens zet men de Reliquikas met alle mogelyke eerbiedigheit ter bestemder plaatse, en om dit te meer de Vergadering te betuigen, geschied zulks met ongedekten hoofde. Deeze behandeling word van een Antiënna gevolgt, die men mede herhaalt, terwyl de Bisschop, ongemytert, de Reliquiën bewierookt; waarna hy den Myter weder opzet, de Steen die het graf sluiten moet in de linker handt neemt, de vinger van de andere handt in den H: Oly doopt, waarop hy op 't midden van den Steen en op de zyde naar de H: Reliquiën gekeert, een teken van 't Kruis maalt, om die van deeze zyde te wyen. Waarop dan de Antiënnen en het OremusGa naar voetnoot(c) volgens gewoonte volgen moeten. Daarna legt de Bisschop de Steen op het graf; en de Metzelaar voltrekt zyn werk. Alsdan heiligt de Prelaat de zelve door een teken van 't Kruis, 't welk hy op den Steen afmaalen moet. | |
[pagina t.o. 323]
| |
No. 30.
Le celebrant oint avec le st. chrême, les douze croix des Muraïlles.
Il fait avec le st. chrême une croix au devant de l'autel.
Il benit les vaiseaux, qui doivent servir à l'autel.
Il verse de l'huïle et du chrême sur la table de l'autel.
B. Picart sculp. dir. 1723.
Il allume les cinq croix de cire qui sont posée sur les cinq croix d'encens.
Il consacre les paremens de l'autel.
|
|