Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXXXIV. Hoofdtstuk.
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 318]
| ||||||||||||||||||||||
schryft: ‘Dat op zodanig een dag, maandt en jaar de Kerk van ** en haar Autaar door den Bisschop ** zyn gewyt, dat men de Reliquiën onder 't Autaar van deeze Kerk heeft geplaatst, en dat 'er voor de Gelovigen aflaaten te verdienen zyn, die deeze Kerk bezoeken, enz.’ Het Vaas waarin de Reliquiën bewaart worden, moet verzegelt zyn en op een zuivere plaats gezet.Ga naar voetnoot(a) Twee brandende Waschkaerssen dienen tot dit gebruik. Veele andere zaaken zyn over dit onderwerp waar te neemen, in de Kerkgewoonteboeken te vinden, waar van hier een lyst van de benoodigde dingen volgt, om tot het gebruik voor de Inwying van de Kerk en 't Autaar te dienen.
Alle deezen dingen behooren tot dien toestel. Wy hebben dit uit het Roomsch Pontifikaal getrokken, en wy zullen zien tot welk een gebruik zy dienen moeten. Voor dat men tot de in- en toewying treedt, is men bezorgt drie Kruissen op ieder muur van de Kerk ter bequaamer hoogte te laaten schilderen. Aan het hoofdt deezer twaalf Kruissen moet menGa naar voetnoot(c) een kaers plaatsen. Laat ons niet vergeeten te zeggen, dat de Sakristyn een leer voor den Bisschop moet gereed houden; dat het Wywatersvat moet zuiver en schoon zyn, en dat men alles in de Kerk moet uit den weg ruimen, overzulks des anderen daags de in wying met alle vereischte bequaamheit verricht mag worden. 's Morgens op den bestemden dag van dit Plechtgebruik, verschynt de Bisschop in zyn plechtgewaadt en belast de twaalf kaerssen, waar van we gesproken hebben, op te steeken. Vervolgens treedt hy de Kerk uit, en nevens hem de Medehelpers, behalven alleen een Diaken die in de Kerk blyft, verzien van het Hoofdtdekzel, de Albe, de Gordel en de Stool. De Bisschop begeeftGa naar margenoot+ zich ter plaatse, alwaar 's daags te vooren de Reliquiën gelaaten zyn. Aldaar begint hy met een laage stem de zeven Boet-Psalmen, nevens een Antienne zonder Litaniën op te heffen, bekleedt zynde met het Priesterlyk Hoofdtdekzel, de Albe, het witte Pluviaal, enz. De andere medehelpende Geestelyken zyn insgelyks in hun gewoon Kerkgewaadt. Na het gezang der zeven gemelde Psalmen, gaat de Bisschop van zyne Bedienaaren gevolgt naar de Kerkdeur en heft een Antiënna op, nadat hy zyn Myter heeft afgezet. Deeze Antiënna word gemeenlyk van 't Oremus gevolgt. Daar na plaatst zich de Bisschop in een stoel, aldaar op een tapyt gezet, en de Litaniën worden gezongen; vervolgens zegent hy het water en 't zout, besprengt zich en zyne Bedienaars, en laat zingen. Zodraa het gezang begint, zet hy den Myter wederop, en gaat ter rechter zyde om, een keer om de Kerk doende, voorgegaan van den Onder-Diaken die het Kruis tusschen twee Waschkaersdragers draagt, nevens de Klerk het Wywatersvat draagende. Dus omgaande besprengt hy de muuren van de Kerk in den naam van de Heilige Drieëenigheit; terwylGa naar voetnoot(d) de twee Medehelpers van den Bisschop | ||||||||||||||||||||||
[pagina 319]
| ||||||||||||||||||||||
aan wederzyde zyn Pluviaal oplichten, en moet den Wywaterdrager acht geeven, zich een weinig ter zyden van 's Bisschops rechterhandt te houden, opdat hy telkens Wywater noodig hebbende, zich daar van bedienen kan. Weder ter voorige plaatse gekomen, en de Antienna op 't eindigen van den Psalm herhaalt hebbende, zegt de Bisschop, die overend staat, met ontdekten hoofde het Oremus, en keert zich naar de Kerkdeur. De eerste Medehelper zegtGa naar voetnoot(a) Flectamus Genua. Alsdan knielen zy behalven den Bisschop, nevens de Kruisdrager en de twee Waschkaersdragers. De andere Medehelper zegt Levate, staat op, wanneerze dan gezamentlyk weder opstaan. Deeze Geestelyke oeffening valt al vry moeielyk, wegens de verscheidenheden die de zelven verzellen, en hier om is 't dat alle de Kerkgebruiken met het Kerkgewoonteboek in de handt verricht worden. Wy verzoeken den Christenen verschooning, wegens de Vergelyking die wy gemaakt hebben; vermits ze geen opzicht op 't wezen van den Godtsdienst heeft. Het Gebedt 't welk in 't Pontifikaal op Levate volgt, is van een verborgen aart. Nadit geëindigt te hebben, zet de Bisschop de Myter wederop en de Kerkdeur naderende, klopt hy 'er met den Bisschopsstaf tegen, zeggende:Ga naar voetnoot(b) Attollite portas & introibit Rex Gloriae. De Diaken die in de Kerk gebleeven was dit kloppen aan de deur hoorende, vraagt hem wie is deeze Koning der Heerlykheit, waarop de Bisschop antwoordt: het is de Heer de Almachtige Godt, de Godt der Heir schaaren. Is dit om zich naar de menschelyke zwakheit te voegen, en gelyk Charron zegt:Ga naar voetnoot(c) overmits de dwaasheit met die der kleine kinderen moet gedoogt worden, dat men een plechtgebruik oeffent, 't welk geenzins uit den Apostolischen Geest voortvloeit? Deeze die de Geestelyke Plechtigheden hebben uitgevonden, hebben zeer wel gerooken, dat het menschelyk vernuft in 't stuk van den Godtsdienst niet dan over middelbaare zaaken vermogen heeft. Na deeze Processie ter rechterzyde om de Kerk te hebben gedaan, doet de Bisschop insgelyks een ter linkerzyde, besprengende de muuren van de Kerk omtrent ter zyner hoogte van buiten. De Antiënne die als dan gezongen word, is de zelfde niet die te vooren gezongen was, als mede het gebedt: maar de Plechtigheit is de zelfde, behalven dat de Diaken die in de Kerk is, gevraagt heeft: wie is de Koning der Heerlykheit, de Geestelykheit met den Bisschop antwoordt:Ga naar voetnoot(d) 't is de Almagtige Heer; hy is 't die de Koning der Heerlykheit is, en dat zy gezamentlyk driemaal roepenGa naar voetnoot(e) doe open. De Bisschop maakt het Kruis op de Kerkdeur en spreekt ondertusschenGa naar voetnoot(f) een Latynsch Vaers van 't Brevierboek uit: 't welk niet min de Duivel en alle de helschen machten verbaazen doet; waar van de zin is: dat alle de booze Geesten op 't gezicht van dit Kruis vluchten moeten. De Kerkdeur eindelyk geopent zynde, treed de Bisschop alleen met zyne Bedienaars in de Kerk, zonder dat hy van 't volk, deeze plechtigheit bywoonende, gevolgt word, behalven eenige Metsellaars die het graf van de Reliquiën sluiten moeten, en de tafel van 't Autaar met sement dicht stryken. In 't ingaan van de Kerk zegt de Bisschop: dat de vrede in deeze Wooning zy, en de Diaken antwoordt:Ga naar voetnoot(g) wanner gy 'er zult inkomen. Terwyl zingt men dan de woorden van de Schriftuur, die met deezen wensch overeenkomen, en de Bisschop nadert ondertusschen het hart der Kerke, begint knielende en ongedekt het Veni Creator, met het gezicht naar het hoog Autaar gekeert. Alsdan neemt een der Onder-Diakenen de Asch en strooit die kruisgewys op den vloer, zodanig als het Pontifkaal belast, en gelyk alhier het AfbeeldzelGa naar voetnoot(h) vertoont. Vervolgens zingt men de Litaniën, waarin men tweemaal den Heilig | ||||||||||||||||||||||
[pagina 320]
| ||||||||||||||||||||||
noemt, deeze Kerk en 't Autaar toegewyt. Wy moeten hier noch aanmerken dat men diergelyke eer den geenen geeven moet, wier Reliquiën onder 't Autaar bewaart worden. Dit geschied telkens om met drie herhaalingen tot Godt te zeggen;Ga naar voetnoot(a) verhoor ons: doch teffens de Heilig van de Kerk, met de tekenen van 't Kruis te maaken, noemende. Deeze Plechtigheden worden van een Oremus, een Antiënna nevens den Lofzang van Zacharias gevolgt; en terwyl de Bedienaars in 't Koor zingen, zet de Bisschop zyn Myter op, en schryft met zyn Bisschops staf op het kruis der gestrooide asse een dubbelGa naar voetnoot(b) A.B.C. met groote letteren, in 't Grieksch en Latyn. De Lezer zal wat van deeze Plechtigheit is, in de nevensgaande AfbeeldingGa naar voetnoot* genoeg begreepen hebben, gelyk in de twee eerste AfbeeldzelsGa naar voetnoot(c) worden vertoont. Na dat de BisschopGa naar voetnoot(d) in de asse het gemelde A.B.C. geschreven heeft, gaat hy op een zekeren afstandt naar het Hoog Autaar, zet zyn Myter af, knielt en bid. Waar op hem het KoorGa naar voetnoot(e) antwoordt. Dit word driewerf herhaalt en telkens met een verheven stem en toon. Vervolgens dekt zich den Bisschop, zegent het water, zout, de asch en den wyn. De bezweeringGa naar voetnoot(f) van 't zout en 't water enz. nevens het Oremus 't welk word gezegt, zyn verschillende van deeze, waar van wy by de zegening van den eersten Steen gesproken hebben. Op de Zegening van de asch, bid men Godt, dat hy zynen Engel om intewyen en te zegenen zende, op dat ze een heilzaam middel den geenen worde die den heiligen naame Godts aanroepen en hunne zonden belyden. Insgelyks bid men, dat deeze die zynen heiligen naam aanroepen, de verlossing en vryspreeking hunnen zonden gevoelen zullen, en de gezontheit des lichaams en de Zaligheit der Ziele ontfangen. Het gebedt geëndigt zynde, neemt de Bisschop het zout, mengt het kruigsgewys met de asch, en neemt alsdan een handvol van deeze stoffe, werpt die met drie verpozingen in 't water, en herhaalt telkens de gedaane Zegening. Daarna zegent hy den Wyn, en mengt die kruisgewys met het water. Deeze Zegening word, gelyk de voorgaande, met eenige toepasselyke gebeden verzelt; en zy eindigt door een verhaal van de voordeelen die het water uitwerkt, en de wonderwerken daar door uitgevoert. De inwying van 't Autaar volgt hier niet aanstonds op: maar de Bisschop maakt weder boven en beneden aan de Kerkdeur, met zynen Bisschops staf, het teken van 't kruis en bid GodtGa naar voetnoot(g) dat het kruis onverwinnelyk zy, dat die geen die de Kerk bezoeken, met weldaaden begunstigt worden enz. Eindelyk komt hy weder ter plaatse, alwaar hy het water gezegent heeft, en zich naar het Hoog Autaar keerende, vermaant hy, met gedekten hoofde, de Vergadering Godt te bidden, dat hy deeze plaats door de besprenging van 't water met wyn, zout en asse vermengt, daor Jesus Christus zegene en bewaare, | ||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 320]
| ||||||||||||||||||||||
No. 29.
l'evêque ecrit l'alphabet sur la croix de cendres que le sousdiacre a fait.
figure de la croix de cendres qu'on a tracée sur le pavé de l'eglise.
l'evêque fait la croix avec de l'eau benite au milieu de l'autel.
l'evêque asperge le pavé de l'eglise avec de l'eau benite.
On porte les reliques en procession dans l'eglise.
l'evêque enferme les reliques dans l'autel.
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 321]
| ||||||||||||||||||||||
enz.Ga naar voetnoot(a) Hier op volgt een Antiënne, die dikmaals word herhaalt. In den aanvang van de Antiënne staat de Bisschop voor 't Autaar, doopt den vinger van de rechter handt in 't water, 't welk hy te vooren gezegent heeft, en maakt op het midden van des Autaars-tafel een kruis, welk AutaarGa naar voetnoot(b) hy ter eere van den Almachtigen Godt, van de Maagt Maria, en van alle de Heiligen, in den naam en ter gedachtenisse van den Heilig... enz. inwyt, en zulks in den naame des Vaders, des Zoons en des H: Geest. Bahalven dit kruis op het midden van 't Autaar, moet hy mede op de vier hoekenGa naar voetnoot(c) diergelyke kruissen maaken: een ter zyden van 't Euangeli, een ander ter zyde van 't Epistel, en de twee andere aan beide de einden. Op deze kruismaking volgt een gebedt, waarna de Bisschop zevenwerf om 't Autaar gaat, besprengende het met Wywater. Wy zullen ons over de plechtigheit dezer zeven omwandelingen niet verder uitbreiden, doordien het onnoodig is: maar wy voegen 'er by, dat de Bisschop na deeze Processie, terwyl men een Antiënne zingt, achter het Autaar en ter rechter zyde omgaat, om de Kerk rond te gaan, en de muuren van haar benedendeelen te besprengen. Wederkeerende vervolgens door den zelven weg dien hy te vooren gehouden heeft, besprengt hy het middendeel; en ten derden zynen weg ter linker zyde neemende, besprengt hy het bovendeel; waarna hy de vloer besprengt, en begint deeze besprenging voor het Autaar, van waar hy naar de groote Kerkdeur gaat, en vervolgt deeze plechtigheit dwars over van 't eene einde des muurs tot aan 't andere. Insgelyks sprengt hy in 't wederkeeren naarGa naar voetnoot(d) de vier deelen der waereldt. Daarna keert hy weder naar de groote Kerkdeur, en bidt Godt met een kort, maar Christelyk gebedt:Ga naar voetnoot(e), 't welk door een ander gevolgt word, en gemeenlyk niet min van kracht is. Vervolgens legt hy de handen op zyne borst, en herhaalt met het Koor dat geen 't welk de KerkGa naar voetnoot(f) de Voorrede of Inleiding noemt. Na deeze Inleiding mengt de Bisschop of den Dienstdoende Priester het sement met Wywater, 't welk dienen moet om den steen vast te leggen, die het graf van de Reliquiën dekt; hy zegent het, en na de zegening volgt het gebedt. |
|