Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXXX. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 307]
| |
sluit van de Inleiding. Indien geduurende de Leerrede, de Kerspelpriester of Predikant de naam van Jesus of van Maria noemt, licht hy zyn Bonnet en buigt of nygt zich. In ItaliëGa naar voetnoot(a) doet men insgelyks, wanneer men de naam van den regeerenden Paus uitdrukt. De Leerrede en de Vermaaning eindigt door de zegening die den Kerspelpriester den volke geeft: maar indien hy voor zyn Bisschop of voor eenig ander Opperhoofdt der Kerke preekt, spreekt hy den zegen uit, voor dat hy de Leerrede begint. Men preekt voor den Bisschop of wanneer het H. Sakrament plechtelyk op 't Autaar ten toon staat, met ontdekten hoofde. De groeting der Engelen word op den Heiligen Vrydag nagelaaten: maar in de plaats knielt de Leeraar,Ga naar voetnoot(b) doende een Gebedt voor het Kruis, 't welk op het Autaar is, of nevens de lessenaar van den Kantsel staat. Na het eindigen van de Vermaaning toont hy den volke het Kruisbeeldt; alsdan heeft hy twee Akolyten met Koorrokken aan zyne zyde, ieder een brandende Waschkaers houdende. In de Kerkgewoonte-Boeken kan men, zoo men begeert, veele andere byzonderheden over dit onderwerp naslaan, eigentlyker voor de Kerspelpriesters dan voor alle andere Geestelyken ingestelt. Wat de uitwendige gebaarde van den LeerraarGa naar margenoot+ aangaat, en van de gedraghouding in de Sermoenen der geenen die het Euangeli preeken moet; bekent is 't genoeg, dat wy niet meer in de eeuw van Barelette en Menot leeven. Tegenwoordig kent men niet veel van deeze buitensporige Windbreekers, die veelerlei grillen voor den dag bragten volgens de SchryverGa naar voetnoot(c) van de Verdediging voor Herodoot. Vrankryk heef zich van dit uitvaagzel gezuivert, alwaren 'er zelfs Veldtpriesters die de ongeschiktheit hadden, of zoo plomp mogten zyn, om tot deze buitensporigheden te vervallen; Bouraaloue, Massillon, Cheminais en alle uitmuntende Leeraars, die nu door 't gansche Koningryk zyn verspreid, bevestigen onwederspreekelyk de kleinachting die men 'er van deeze onwaardige blaaskaaken heeft opgevat, die van 't Euangeli een onderwerp van spotterny voor de Vrygeesten maaken. De Dekreten der Conciliën beveelen, dat den Leeraar met een Apostolische deftigheit aangedaan zy; en verbieden alles 't geen de welvoegzaamheit wederstreeft, waar mede een Leeraar het Euangeli bedienen moet. Nochtans heeft men in Italië deeze noodzaakelyke betaamelykheitGa naar margenoot+ voor de ernstigheit van den Godtsdienst noch niet werkstellig gemaakt. Hunne Leerredenen zyn niet alleen stekelig, dubbelzinnig en van een koele zinspelling; maar hunne uitwendige gebaerden gelyken mede wel naar een toneelboevery. Zy zyn ongemeen woelachtig in hunne beweegingen, stampen met de voeten, kloppen en slaan met de handen, verdraayen de oogen, en treeden met een ongeregelde vaerdigheit naar 't een en 't ander einde van den KantzelGa naar voetnoot(d) ‘De schoonste Predikatiën, zegt een berucht ReizigerGa naar voetnoot(e), van der Italianen Lerredenen spreekende, zyn die het volk meest doen lachen. Ieder Monniksorde heeft haare byzondere manier.’ De Reiziger bewyst den Jezuïten gunst: maar wat de Kapucynen aangaat. ‘Zy bulderen altoos, voegt hy 'er by, en preeken niet dan van schrikkelyke dingen, wanneer het geen dag van poetzemaakery is... Zy vatten zich by den baardt, slaan met de handen, schreeuwen om iemandt een verbaastheit aan te jaagen, enz.... Eerstdaags hoorde ik (zegt den Schryver) een Karmeliter over Maagdalena voor de Boetvaerdelingen van 't H. Kruis prediken, geevende aan zyne inbeelding den vollen draf. Om de offerhande, die zyne Boetvaerdigen aan de vermaaklykheden des Waereldts opofferden, noch meer te verheffen, bragt hy wel een quartier uurs toe, om haar als het bevalligste schepzel onder de Zon af te maalen. Geen schooner bevalligheit was 'er aan een allervolmaakst lichaam, of hy verbeelde die ten krachtigste af: spreekende veel meer als een konstig Schilder, dan dat zyne leerrede als | |
[pagina 308]
| |
die van een Leeraar waren geschikt. De Predikatiën der Italiaansche Leeraaren, worden, gelyk reeds gezegt is, door de groetenisse der Engelen begonnen. Na deeze groeting leest den Predikant de Text, en indien hy vervolgens het onderwerp van dien Text verhandelt, is 't nochtans op een ongebruikelyke manier, en byna altoos ingewikkelt zonder eenige t'zamenhang: echter zyn zodanige Predikatiën gemeenlyk in twee Afdeelingen bestaande, waar van de eerste ernstiger dan de andere is, en van een Schoolsche Godtgeleerdheit opgevult, t'eenemaal onsmakelyk voor een Fransman; waar na menGa naar voetnoot(a) om aalmoezen voor den armen omgaat. De tweede Afdeeling is t'eenemaal beuzelachtig, en dikmaals met vertellingen en vreemde Historiën bevracht, die het volk meer vermaaken dan stichten: echter noemt men deeze smaakelooze fraayigheden een voldoende stichting. Ga naar margenoot+ Men predikt gemeenlyk in Italië niet dan in den Advent en in de Vasten: maar in vergoeding van dien bereiden zich de Leeraars eenige Maanden te vooren om als dan te yverigerGa naar voetnoot(b) in alle deftigheit hunner welspreekenheit uit te munten, zulks den oogst deezer Euangelische Baazen te vruchtbaarder zy. Op alle andere tyden hoort men zelden in de Kerspelkerken prediken: maar wel de Dienst der Missen in Muzyk. De Monniken preeken in hunne Kloosters over onderwerpen die men wel eindeloos noemen mag; want zelden wyken ze van de Grondleggers hunner Orde af, en van eenige Godtsdienst-plichten door deeze Grondleggers goed gekeurt, bestaande in de Rozekranssen, den Schapulier en St. Franciscus Gordel. Ga naar margenoot+ In eenige Steden van Italië, ziet men Marktpredikers. Oorgetuigen zyn 't die verzekeren, dat zy t'eenemaal de Koordedanssers en Toneelzotten navolgen, door een manier, waar mede zy zich ten toonstellen in hunne Redenvoeringen der Euangelische Waarheit,Ga naar voetnoot(c) waar van zy een soort van Koopmanschap maaken, die zy den volke uitventen, na de zelve met kluchten, gelyk de Quakzalvers, te hebben vermengt. De Geestelyke neemt een groot Kruis, 't welk men met een klein schelletje voor hem gedraagen heeft, klimt ten beweegbaaren Kantzel op, om 'er deeze zyne Koopmanschap alzoo schadelyke voor de ziel, te vertieren, als de vervalste kruideryen der Quakzalvers voor het lichaam zyn. De Predikers van Spanje en PortugaalGa naar margenoot+ prediken het Euangeli op een alzoo vreemde wyze gelyk de Italianen doen. ‘De Leeraars, zegt de Schryver van de Delices de l'Espagne of Vermaakelykheden van Spanje, preeken 'er in openbaare plaatsen en in groote Straaten; en hoe weinig dat ze bequaam zyn, hebben ze echter een groot getal toehoorders. Hunne gewoonte is een weinig met die van andere Volkeren verschillende. Zy leggen 't voornamentlyk toe de zondaars te bestraffen, en ten einde maaken ze groote beweegingen, en op eenige plaatsen slaan zy zich voor de borst of geeven zich slagen, 't welk de gansche Vergadering alsdan navolg. Eenige spaaren de hevigste uitroepingen tot op 't eindigen van hun Sermoen, en deeze die de meeste traanen weeten te storten hebben het beste gepreekt.’ De Heer DellonGa naar margenoot+ bericht ons in zyne VoiagiënGa naar voetnoot(d) eenig gedeelte van een Predikatie op Paasch-Zondag door een Portugeesch Leeraar gedaan; 't welk aanmerkelyk is. ‘Nadat de Prediker het teken van 't Kruis had gemaakt, zeide hy; Gy weet dat dit Sermoen om drie redenen is ingestelt; de eerste reden is, om den Toehoorderen een heilzaam Feest te wenschen. Om aan deeze verplichting te voldoen, wensche ik u Heeren in deeze | |
[pagina 309]
| |
Heilige dagen alle bedenkelyke Zegen en voorspoedt. De tweede beweegreden van deeze Predikatie is om van u de Paasch-eieren te verzoeken, of de geschenken die men op 't eindigen van de Vasten gewoon is den Leeraar te zenden. Wegens dit Artykel vermaan ik u - - - - Eindelyk, Heeren, is de derde reden waarom men op deezen dag predikt, gelyk gy weet, om de Toehoorders te doen lachen, die mogelyk te zeer verflaaut en droefgeestig zyn geworden door de gestrengheit en dooding des lichaams die zy geduurende de Vaste geoeffent hebben. Om hier in wel te slaagen, zal ik u zeggen, dat ik gisteren des morgens ----- den grooten Gregorius ontmoete, die my niet nuchteren scheen; enz. Een zodanige redenvoering verwekt veel eer meedogendheit dan de goede gemoeds gesteltenis: maar zou dit niet den Kerspelpaap van Colignac nageboots zyn? of zou de Heer Dellon, moeielyk zyn geweest, dus langen tydt in de gevankenis van de Inquisitie gezeten te hebben, dit gestoort denkbeeldt niet hebben opgevat? Wat de stem en 't gezwes van den Prediker aangaat, dit word niet vereischt in dit Werk te verhandelen. Men vind 'er nochtans eenige zaaken in van 't gebruik en de gewoonte af hangende. In Vrankryk hoesttemen eertyds op een welgeregelde wyze in zekere plaatsen van 't Sermoen, en deeze hoesting, die waarlyk niet dan Ciceroniaasch was, werd als een bevalligheit in de Sermoenen van Olivier Maillard, Leeraar van de vyftiende eeuw aangemerkt. Wy zullen van het Frans en 't LatynGa naar voetnoot(b) geen gewag maaken, 't welk zich beurtsgewys in deeze Redenaars redeneeringen opdeed. RabelaisGa naar margenoot+ bespot op een aangenaame manier dit gekuch en de vermenging van 't Frans en 't Latyn, door een wanschikkelyke redenvoering die hy door zynen Janotus van Bragmardo laat uitspreeken. Men zag 'er de zinspeelingen, scherpzinnigheden en tegenstellingen in uitgebreid. Wildwaayige Schoolzwetzery had mede haare plaats. Een te verre gezochte beweeglykheit, van wonderlyke gebaerde verzelt, was zelfs behaagelyk. De boertachtige oploopendheit en veelmeer vermakelyk dan Christelyk ontroerde het hart onzer Voorzaaten: nu is dit alleen den Kapucynen overgelaaten. Een gemeenzaam en eenvoudig onderwys, of de enkele leezing van 't Euangeli van eenige aanmerkingen in een gemeene styl gevolgt, zonder nochtans laag noch kruipende te zyn, doet meerder vrucht, indien 't het oor 't geen gelykvormig is, niet onaangenaam zy, en deeze onsmaakelykheit is 't, 't welk het gebruik heeft ingevoert. Waar is 't dat dit mede door den hoogmoedt van den Leeraar word ondersteunt, die gemeenlyk den loop der welspreekenkunde volgt, en aan de bekeering van zyne Toehoorderen niet arbeid, dan om zich in de Waereldt aanzienlyk te maaken. De Godtsdienstigheit der Toehoorderen neemt mede dit gebruik en de gewoonte in acht. 't Is wel waar dat dit gebruik gevaar loopt van nooit algemeen te zyn, overzulks de menschen het middel niet kunnen vinden van de Oeffening der vreeze Godts met die van zyn fortuin te maaken, te doen paaren. Nochtans zyn 'er Landen alwaar men den Volke ongestraft hunne Godtsdienstigheit met hunne driften paaren ziet. Getrouwe waarneemers van 't ingevoert gebruik onder hun, de beveelen van de Kerk opvolgende, zyn goede Christenen geacht; zy doorsteeken of vergiftigen Heiliglyk hunne Vyanden. De Priester zelf, nadat hy den Dienst heeft gedaan, zal niet nalaaten met eene Signora, of Juffer minneredenen te onderhouden. Daar en tegen is de Godtvruchtigheit weinig van gebruik in de Landen alwaar de ongebondenheit der gevoelens stant grypt: maar zy word gebruikelyk, wanneer een Vorst oud geworden, van gedachten word zïch te bekeeren. Zodanig een Vorst tot de Godtvruchtigheit genegen zynde, vult zyn Paleis met Kruissen, Getydeboeken en Paternosters op; hy zal geen gehoor verleenen dan na Godt voor een Beeldt gebeden te hebben; geene besluiten teekenen, dan na het teken van 't Kruis te hebben gemaakt, en zich met Wywater besprengt: een zodanig Vorst zal, wat het uitwendige aanbelangt, zich eerlang in een zeer Heilig Hof herschapen zien: maar 't zou behalven dat zeer ondeugend konnen zyn, overzulks 's Vorsten Godtvruchtigheit de uitwerking van gedienstigheit of naäping zoude te weege brengen. Hier van worden Voorbeelden in byzondere Huisgezinnen gevonden. Een Vader des Huisgezins schept geen ander vermaak dan 't geen naar Godtvruchtigheit zweemt, maakende van zyn huis een Queekschool van Godtvruchtelingen. Het Huisgezin, gevoelt een weerzin van alles, 't geen naar Waereldsgezindheit riekt, en doemt den geenen te liever, die Waerelds gezind schynen. Zy brengen in de Missen en Gebeden al den tydt door, dien zy van | |
[pagina 310]
| |
hunne bezigheden konnen afbreeken; en alzoo de grootheitGa naar voetnoot(a) der voorwerpen de Godtsdienstigheit vermeerdert, hunne Getyden, Paternosters, Kruisbeelden en al den overigen toestel, vermogen meer dan al 't andere: maar naardien hunne Godtvruchtigheit het uitwerkzel des lichaams gesteltenis is, word die ook onvergelykelyk middelmatiger bevonden, dan die van een der koelste Christenen. |
|