Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXX. Hoofdtstuk.
| |
[pagina *20-*21]
| |
No 24.
B. Picart sculp. dir. 1725. MESSE SOLENNELLE ou GRAND' MESSE. | |
[pagina 281]
| |
Kerk gekomen, laat zich het orgel hooren. De Ceremonie-Meester geeft de Wyquast aan den voornaamsten der Kapittelheeren, die de zelve den Bisschop aanbied, nadat hy deze Wyquast en de gewyde handt van den Prelaat gekust heeft. De Bisschop besprengt zich met de Wyquast in den naam van den Vader, Zoon en Heiligen Geest; waarna hy de Kanoniken besprengt enz. en doet vervolgens zyn gebedt voor 't Autaar des H. Sakraments op een voetbank aldaar voor deeze Godtvruchtige oeffening geplaatst. Insgelyks moet hy zich van zyn plicht voor 't Hooge Autaar quyten. Van daar gaat de Bisschop naar de Sakristy of Gerfkamer, om aldaar de Misgewaaden overeenkomende met de plechtelykheit van de Mis, t' ontfangen, 't welk op de volgende wyze geschied. De Onder-Diaken haalt uit de Credenskas de Bisschoppelyke Voetzoolen of Pantoffels en Koussen; geknielt trekt hy den Bisschop de Schoenen uit, omringt van zeven of agt Akolyten, alle gelyk den Diaken geknielt, en die het Koorkleedt van den Prelaat eveneens toereiken gelyk men de Ceremonie-koussen aan zyne Hoogachtbaarheit gegeeven heeft, en alles in een welvoeglyke orde. Twee AkolytenGa naar voetnoot(a) neemen, nadat de handen gewasschen zyn, de gewyde versierzelen en geeven die aan de Noodhelpende Diakenen om den Bisschop te herkleeden, nadat hy mede zyne handen gewasschen heeft. De Diaken groet den Bisschop, trekt hem het Koorkleedt uit, doet hem het Priesterlyke Hoofdekzel aan, en de Prelaat kust het Kruis van dit kleedt: vervolgens geeft men hem de Albe, de Gordel, het Borstkruis, de Stoolen 't Pluviaal. Hy kust de Kruissen van deeze kleederen de een na den ander, en betuigt 'er een ongemeene eerbiedigheit voor, wegens 't geen men voor 't Kruis van Jesus Christus verschuldigt is. De Noodhelpende Diakenen moeten mede deeze gewyde kleederen Godtsdienstig kussen. Wanneer de Bisschop gezeten is, zet men hem den Myter op; een Priester geeft hem den Pastoralen Ring. De Diaken reikt hem de rechter en de Onderdiaken de linker Handtschoen toe. Een ieder van hun kust de Handschoen en de Handt die hy de eer heeft te dienen. Veele dingen die van weinig belang zyn, zullen we onaangeroert aan de Mystagogische Christenen overlaaten, vermits van meer belang zyn zal, den Lezer te vertoonen, hoe men een uitstortend gebedt aan ieder stuk van de Bisschoppelyke gewaaden heeft toegepast, en hoe de Godtsdienstigheit van alle deeze Plechtigheden ondersteunt en bekrachtigt word door het gezang van den Dienst van 't derde derGa naar voetnoot(b) Kanonikale uuren. De Bisschop met zyne plechtgewaadenGa naar voetnoot(c) bekleed zynde, plaatst zich de Geestelykheit rondom hem. Twee Kanonike Diakenen voegen zich aan zyne zyde, met misgewaaden verzien, en na hun een ander Diaken en Onder-Diaken. De Wierookvatdrager vertoont zich met het wierookvat, en den Priester met de wierookbus. De Bisschop neemt van den wierook uit deeze bus, doet die in 't wierook vat en geeft 'er zynen zegen over. Vervolgens buigt hy zich voor 't Kruis 't welk op het Autaar van de Sakristy staat, en gaat in Processie naar 't Autaar alwaar hy de Mis zal doen. De Wierookvatdrager gaat vooruit, gevolgt van twee Waschkaersdragers met brandende waschkaerssen, gaande ter zyden den Kruisdrager. Al de Geestlykheit volgt, de Onderdiaken die 't Epistel zingen moet, draagt het gesloten Euangeli-Boek voor zyn borst, waar in het Manipul | |
[pagina 282]
| |
van den Bisschop is. Een Diaken en een Priester met het PluviaalGa naar voetnoot* bekleedt, gaan den Bisschop voor, die, na de eereGa naar voetnoot(a) zyner waardigheit, zediglyk zich leunt op zyne twee Noodhelpende Diakenen, houdende de Bisschops Staf in de linker, en de rechterhandt een weinig opgeheven, geduurig gereed hebbende om de gelovigen, die zich aldaar vinden laaten, te zegenen. De Bisschop naby het Autaar gekomen, groet zyne Geestlykheit met een enkele buiging van 't Hoofdt. Voor de onderste trap van 't Autaar gekomen zynde, geeft hy zyne Bisschops Staf den Onderdiaken over, en de andere Diaken neemt hem den Myter af. Vervolgens bewyzen de Prelaat en zyne dienende Amptenaren een nederige eerbied voor 't Kruis 't welk op het Autaar staat. Daar na wyken zy te rug, behalven de Onderdiaken aan wien de Bischoppelyke Staf gegeeven was, de Wierook vat drager, twee Noodhelpende Diakenen, eenGa naar voetnoot(b) Noodhelpend Priester, die ter rechter zyde van den Bisschop is, een Diaken ter linker zyde, en een Onderdiaken, die achter deze laatste is. De Prelaat doet met hun de ConfiteorGa naar voetnoot(c) of belydenis, en het Koor zingt de Introite of Inleiding. Na het eindigen van de belydenis neemt de Onderdiaken het Manipul uit 't Euangeli Boek, kust het, en geeft het den Bisschop te kussen; waarna hy de handt van den Bisschop kussende het op den linker arm legt, en ondertusschen herhaalen de Kanoniken, met hunne Plechtgewaaden bekleed, de belydenis. Vervolgens komt de Prelaat biddende voor 't Autaar; en zyn gebedt vervolgende, of veeleer een nieuw gebedt opzeggende, neigt hy zich voor 't Autaar, strekkende zyne handen op de Tafel van 't Autaar uit, en het in 't midden Godtsdienstiglyk kussende, wanneer men gewag van de Heilige Reliquiën maakt die in 't Autaar opgesloten zyn. De Onder-Diaken bied hem het Euangeli-Boek aan; 't welk hy kust. De Wierookvatdrager nadert met het wierookvat en de wierookbus, 't welk hy den Diaken geeft, en de Diaken aan zyn Bisschop, opdat hy den wierook zegene. De Bedienaar van den Dienst neemt vervolgens het wierookvat, bewierookt het Autaar, geeft het Wierookvat weder aan den Diaken, ontfangt de Myter van de handt van een andere Diaken, gaat ter zyden het Epistel, 't welk driewerf bewierookt word door den Diaken die het Wierookvat houd. De bewierooking geëindigt zynde, groet de Prelaat het Heilige Kruis, neemt zyne Bisschops Staf in de linker handt, en zich op zyne twee Noodhelpende Diakenen leunende, terwyl een Diaken en Onder-Diaken by 't Autaar blyven, begeeft hy zich naar zyn Bisschoppelyken Troon. Aldaar de Myter opgezet hebbende, en het teken van 't Kruis gedaan, beginnende van 't voorhoofdt en eindigende op de borst, zegt hy de Introïto of Inleiding uit het Misboek, 't welk den dienende Priester ophoudt. Een ander houd een brandende waschkaers om den Bisschop te lichten. De twee Noodhelpende Diakenen wyzen hem met den vinger, 't geen hy leezen moet; zy zingen vervolgens gezamentlyk het Kyrië, waar na de Bisschop zyn Myter en 't GremiaalGa naar voetnoot† genomen hebbende, alsdan zitten gaat. De twee Noodhelpende Diakenen plaatsen zich nevens hem; de Noodhelpende Priester plaatst zich op een voetbank. Zy staan alle terwyl het Koor het Kyrië eindigt: alsdan keert zich de Bisschop naar het Autaar, zingt overluid het Gloria in excelsis, en eindigt met zyne Amptenaren vervolgens met een zachte stem. Wy hebben ons over alle deeze voorgaande Plechtigheden van de Bisschoppelyke Mis een weinig uitgebreid, opdat de Lezer onderrecht zy hoedanig een Bisschop zich bereid, om het lichaam van Jesus Christus te offeren: maar wy zullen nu voortaan het verhaal van deezen Geestelyken Handel verkorten. Niets byzonders is 'er aan te merken tenGa naar margenoot+ opzicht van 't Graduaal, van 't Halleluja en 't Euangeli, dan alleen dat men een soort van Processie doet om het Evangeli te zingen. De Ceremonie-Meester gaat voor, | |
[pagina 283]
| |
hem volgt de Wierookvatdrager, gevolgt van twee Waschkaers-dragers met hunne brandende Waschkaerssen. Een Onder-Diaken volgt daarop met t'zamengevoegde handen als of hy bad. De Diaken volgt hem met het Euangeli voor de borst gedraagen. Deeze Godtvruchtige bende, als by monstering voor 't Autaar gaande, buigt, het groetende, de kniën, en wanneer men tot aan 't Euangeli gekomen is, wend zich de Onder-Diaken, die alsdan tusschen de twee Waschkaersdragers is, ter rechter zyde van 't Autaar, opent het boek, en begint het Euangeli te leezen. De Bisschop staat op, neemt zynen Myter af, en zyn Gremiaal, terwyl de Diaken Dominus Vobiscum zegt; hy maakt het teken van 't Kruis, als hy deeze woorden het begin van 't Heilig Euangeli uitdrukt, en eindelyk zich door een ander teken van 't Kruis zegenende, neemt vervolgens de Prelaat den Bisschops Staf weder aan, en maakt wederom een teken van 't Kruis, waarin hem alle zyne Amptenaren navolgen. De lezing van 't Euangeli geëindigt zynde, kust den CelebrantGa naar voetnoot* het Boek, en de Bedienaars gaan weder in de zelve orde weg, gelyk zy gekomen zyn; waar na de Noodhelpende Priester den Bisschop bewierookt. Na het Euangeli preedikt de Bisschop, of een der Kanonniken Priesters doet dit voor hem. De Predikatie ge-eindigt zynde, gaat de Diaken die het Euangeli gezongen heeft ter linker zyde van den Bisschop, en zich een weinig buigende, doet hy de belydenis voor den Prelaat. Als deeze Belydenis geëindigt is, verkondigt de Noodhelpende Priester de Aflaaten, en de Bisschop verleent de vergiffenis. Indien hy niet gepreekt heeft, gaat men van 't Euangeli tot het Credo over, 't welk met een plechtgebaar gelyk al 't overige geschied. Op het Credo volgt het Offerdeel der Mis. De Bisschop leest dit staande met ongedekten hoofde. Nadat hy geleezen heeft, plaast hy zich weder in zyn Zetel, en men zet hem zynen Myter wederom op. Een Diaken neemt hem den Bisschops Ring af, een ander trekt hem de Handschoenen uit, en een aanzienlyk Waereldling bied hemGa naar voetnoot(a) een lampet aan om de handen te wasschen. De Aartsdiaken, in 't Ceremoniaal Noodhelpend Priester genoemt, reikt hem den Handdoek toe. De Bisschop gaat dan weder naar het Autaar ondersteunt van twee Noodhelpers, gelyk reeds is gezegt: de Onder-Diaken gaat naar de Credens tafel, en legt met hulpe van twee Akolyten, de Sluier op zyne schouders die de Gewyde Vaten dekt; zodanig dat die een weinig laager van de rechter dan de linker zyde afhangt. Van de linker handt neemt hy de Kelk en het Kelkdekzel, waarop tweeGa naar voetnoot(b) in behoorlyken staat zyn de Hostiën leggen met een dekzel gedekt. De rechterhandt rust zachtelyk op den sluier, waar vande langste zyde dient om den Kelk te dekken. Een Akolyt volgt den Onder-Diaken tot aan 't Autaar met den Wyn en 't Water. De Diaken geeft het Kelkdekzel den Celebrant. Deverdere ganschen omslag van dit deel van zodanig een Mis, plechtelyk door den Bisschop geëindigt, geschied op de zelfde manier als in de gewoone Missen. De Noodhelpende Priester moet wel acht geeven, dat de Mis-doende Prelaat naaukeurig de gewoone Regels van de Mis volgt.Ga naar voetnoot(c) Men kan en mag wel zeggen, dat hy als voor een Ingeever van den Celebrant verstrekt. Eenige Bedienaars moeten zich aan weerzyde van 't Autaar plaatsen, brandende Waschkaerssen hebbende, om de opheffing van 't Sakrament meerder luister te geeven. Wanneer de Bisschop de Hostie opheft,Ga naar margenoot+ licht de Diaken die aan zyne rechter zyde op de kniën legt, het einde der PlanetaGa naar voetnoot† van den Celebrant op; en hy doet insgelyks in de opheffing van den Kelk. Alsdan bewierookt mede een Akolyt driewerf het Lichaam en 't Bloedt onzes Heeren, terwyl men het een en 't ander opheft. Na deeze opheffing vertrekken de Bedienaars, die met hunne WaschkaerschenGa naar voetnoot(d) de verborgen heden van de Offerhande lichten, om buiten het | |
[pagina 284]
| |
PresbiteriumGa naar voetnoot‡Ga naar voetnoot(a) de zelve uit te doven, byaldien men den Gelovigen geene Communie uitdeelt. Ga naar margenoot+ Na het Agnus Dei plaast zich de Noodhelpende Priester ter rechter zyde van den Bisschop, nevens een Diaken ter linker zyde. Deeze Noodhelpende Priester knielt terwyl den Celebrant een kort Gebedt doet; maar staat eerlang wederop, en zy kussen beide het Autaar. De Celebrant geeft den Priester de Vrede, die hem de linker wang aanbiedGa naar voetnoot(b) om den kus des Vredes t'ontfangen. Nadat ze dus elkander met een Heiligen kus gegroet hebben, gaat de Noodhelpende Priester naar 't Koor de ontfangen Vrede mededeelen, en begint zyne Godvruchtige mildaadigheit door de voornaamste van de Vergadering Wat de Waereltlyken aangaat, men laat hen kussen 't geen men het werktuig van Vrede noemt, en men oeffent dit zelfs altoos in min plechtelyke Missen in de plaats van aanstonds te kussen. Alles 't welk verder tot aan 't einde volgt, verscheelt niet van 't geen in de gemeene Missen word waargenomen. Deeze beschryving meenen we kan een algemeen Denkbeeldt van de Missen geeven, die men plechtelyke Missen noemt. De Afbeelding tusschen pag. 280 en 281. ingevoegt, zal de pracht van deeze plechtigheit voor 't oog van den Lezer genoeg ontwinden. Men beschouwt 'er een Groote Mis in de Hoofdtkerk van Parys geviert. |
|