Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXIX. Hoofdtstuk.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 270]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verklaring Van de vier volgende afbeeldzels,
|
I. | Jesus Christus gaat naar den Olyfberg, dit verbeeld, wanneer de Priester naar het Autaar gaat. |
II. | J.C. doet in den Hof van Getsemané zyn gebedt; dit verbeeldt den aanvang van des Priesters Mis. |
III. | J.C. zich nederwerpende, zweet, beangstigd zynde, bloedt; dit verbeeldt des Priesters Belydenis. |
VI. | J.C. door Judas verraden; als dan kust de Priester het Autaar. |
V. | J.C. gevangen en gebonden; dan gaat de Priester naar de zyde van 't Epistel. |
VI. | J.C. naar Annas geleid; verbeeldt de Inleiding van de Mis. |
VII. | Petrus verlochent driemaal J.C.; als dan zegt de Priester het Kyrie Elyson. |
VIII. | J.C. Petrus aanziende, beweent hy zyne zonden; dan wend zich de Priester naar 't volk en zegt: Dominus Vobiscum. |
IX. | J.C. voor Pilatus beschuldigt; de Priester leest het Epistel. |
X. | J.C. voor Herodes beschuldigt; als dan buigt zich de Priester voor het midden van 't Autaar, en zegt zachtelyk Munda Cor. &c. |
XI. | J.C. van Herodes naar Pilatus gezonden; de Priester leest het Euangeli. |
XII. | J.C. ontkleedt om gegeesselt te worden; dan ontdekt de Priester den Kelk. |
XIII. | J.C. gebonden en gegeesselt; de Priester doet de Offerhande van de Hostie. |
XIV. | J.C. de Doornekroon opgezet; de Priester dekt den Kelk, nadat hy geoffert heeft. |
XV. | Pilatus zyne handen wasschende, verklaart J.C. onschuldig; de Priester wascht zyne handen. |
XVI. | J.C. met een purperen Mantel gedekt; als dan keert zich de Priester naar het volk, en zegt, Orate Fratres. |
XVII. | J.C. veroordeelt om gekruist te worden; de Priester zegt de Voorrede. |
XVIII. | J.C. zyn Kruis draagende om de kruisdoodt te sterven, en ons te doen leeven; alsdan legt de Priester de handen t'zamen, om voor de in 't leven zynde Gelovigen te bidden. |
XIX. | Sta. Veronica reikt J.C. den Zweedtdoek toe; de Priester dekt de Hostie en Kelk met zyne handen. |
XX. | J.C. op 't Kruis gehecht; de Priester maakt het Teken van 't Kruis over de Hostie en den Kelk. |
XXI. | J.C. aan 't Kruis opgerecht; de Priester aanbidt de Hostie voor de opheffing. |
XXII. | Het bloedt van J.C. vloeit langs het Kruis; de Priester heft den Kelk op. |
XXIII. | J.C. bidt voor zyne Vyanden; de Priester zegt het Momento voor den overleedenen gelovigen. |
XXIV. | J.C. belooft den bekeerden Moordenaar het Paradys; als dan zegt de Priester, Nobis quoque Peccatoribus. |
XXV. | J.C. geeft Johannes aan zyne Moederover; de Priester zegt het Paternoster &c. |
XXVI. | J.C. offert zyne ziel aan Godt den Vader op; alsdan breekt de Priester de Hostie in twee stukken. |
XXVII. | J.C. ter Helle neder gedaalt; de Priester legt een klein gedeelte van de Hostie in den Kelk. |
XXVIII. | J.C. den Geest gegeeven hebbende, klopt men zich in 't wederkeeren op de borst; de Priester zich op de borst kloppende, zegt driewerf het Agnus Dei enz. |
XXIX. | Het Lichaam van J.C. in een nieuw graf gelegt; als dan Communiceert de Priester. |
XXX. | De zalving van J.C. Lichaam; de Priester doet de Afwassching. |
XXXI. | De opstanding van Jesus Christus; de Priester gecommuniceert hebbende, gaat men over tot de Post-Communie. |
XXXII. | J.C. verschynt zyne Moeder en voor zyne Discipelen; de Priester keert zich naar de Vergadering en zegt Dominus Vobis-cum. |
XXXIII. | J.C. bezoekt en onderwyst 40 dagen zyne Discipelen; de Priester zegt de laatste Gebeden. |
XXXIV. | J.C. vaart ten Hemel enz.; de Priester keert zich naar het volk, en zegt, Ita Missa est. |
XXXV. | J.C. zend den H. Geest aan zyne Apostelen; alsdan geeft de Priester den Zegen aan de Vergadering. |
LES CEREMONIES DES PETITES MESSES Representées EN TRENTE CINCQ FIGURES avec leurs CONFORMITÉZ à la PASSION de nôtre SEIGNEUR JESUS-CHRIST.
Jesus - Christ va au Jardin des Olives.
Le prêtre va à l'autel.
Le prêtre commence la messe.
Au confiteor.
Le prêtre baise l'autel.
Le prêtre va au Côté de l' epitre.
A l' introïte.
Seb. le Clerc del. B. Picart sculp. dir. 1722.
Le prêtre dit le kyrie eleyson.
Le p. tourné vers le Peuple, dit dominus vobis - cum.
‘De menschenGa naar voetnoot(*) hebben dagelyks de Offerhande noodig om de Oppermogendheit God t'erkennen, en van hem de vergeeving hunner misdaaden te verwerven; het waare den mensche onmogelyk hem een Slachtoffer te offeren overeenkomende met de eer zyner volstrekte Majesteit, en om hunne misslagen te vergeeven, indien Jesus Christus zich niet aan en voor hun in de Offerhande van de Mis gaf. - - - Godt kan het Zegenoffer niet verwerpen, nademaal men hem zyn Zoon het onderwerp van welbehagen offert. - - - Dit onderscheid is 'er tusschen het bloedig offer van 't Kruis en het onbloedig offer van de Mis, dat in het eerste Jesus Christus zich voor de menschen opoffert, zonder dat de menschen hem offeren en zich aan hem opdraagen: maar in de Mis word Jesus Christus opgedraagen, en door de menschen opgeoffert; de Kerk offert hem aan Godt op en bied zich nevens hem aan enz.
Des Zondags voor de plechtelyke Mis, zegent men het Wywater en doet een Omdragt. De gelovigen moeten dan de Mis met een zuiver gewisse bywoonen, en om hun de noodzaakelykheit van deeze innerlyke zuiverheit aan te wyzen, bespengen ze hunne Lichamen met een Water 't welk ten dien einde door een plechtelyke Zegening geheiligt is. De Prosessie of Omdragt is een voorbereiding der Harten van de Vergadering der Gelovigen in de Heilige Offerhande van de Mis. De Priester en Geestelykheit maaken deeze voorbereiding door het gezang en de ten toon stelling van 't Kruis, 't welk men voor de Geestelykheit draagt, terwyl men plechtelyk een Omgang om de Kerk doet, of de naast gelegen plaatsen die 'er van afhangen.
Ga naar margenoot+ De Mis bestaat uit twee voornaame deelen.Ga naar voetnoot(†) Deeze die zich van den beginne tot aan de Offerhande uitbreid, eertyds de Mis der Catechumenen of Nieubekeerden genoemt, en ten anderen die zich van de Offerhande tot aan 't einde uitstrekt, en Mis der Gelovigen word geheeten. Een ieder mogt tot aan de Offerhande tegenwoordig zyn, naardien in dit eerste gedeelte de leezing der H: Schrift en de prediking van 't Euangeli begreepen werd, waarvan men niemandt onthouden wilde. Maar na de predikatie, leed men niemandt dan de Gelovigen die in staat waren aan de Offerhande deel te hebben, en deed de Catechumenen uitgaan; insgelyks de bezetenen en boetelingen die men niet alleen het Heilmaal of de Communie onthield, maar zelfs het aanzien der verborgenheden. Hierom was 't dat de DiakenGa naar voetnoot(a) overluidt uitriep: De Heilige dingen zyn voor Heiligen; dat de onheiligen vertrekken.
Deeze volgende vyfendertig AfbeeldzelsGa naar margenoot+ zullen den Lezer de onderscheidene behandelingen van den Mis-doenden Priester vertoonen. De Godtvruchtigheit heeft in alle deeze handelingen die de Kerk onder de verborgenheden des Geloofs stelt, en den Gelovigen zeer noodig is, een volkomen leenspreuk van het lyden onzes Heeren Jesus Christus gevonden. Waarvan wy nu de verborgenheden en het byspreukelyke verklaaren zullen.
I. Afbeeldzel.
De gelovige, die terwyl de Priester naar 't Autaar gaat, zich met zyne gedachten tot Godt moet wenden, merkt deeze Handeling aan als het Afbeelzel van het vertrek van Jesus Christus met zyne Apostelen naar denGa naar voetnoot‡ Olyf-Hof. Jesus Christus bereide zich aldaar tot de Offerhande voor de zonden des menschelyken geslachts: eveneens bereid zich de Priester naar het Autaar gaande tot Zegenoffer of de Offerhande van de Hostie, 't welk het geheiligde lichaam van Jesus Christus is.
II. Afbeeldzel.
Voor dat de Priester de Mis begint, doet hy zyn gebedt. De gelovigen moeten met hem insgelyks van harten bidden, en zyne gedachten laaten gaan over de inwendige smerte van den Zaligmaker des menschelyken geslachts, toen hy zyn gebedt in den Olyfhof deed, en zich aanmerkte als van Godt verlaaten te zyn. De Priester beneden het Autaar staande, moet zich erinneren hoe men door de zonde van Adam, als verstooren is, uit het Paradys verdreeven, en van de tegenwoordigheit Godts ontvreemdt.
III. Afbeeldzel.
In Gethsemané of den Olyfhof werpt zich
Jesus Christus neder, bloedt zweetende even voor zyn lyden, wegens de schandelykste en wreedste doodt aller strafoeffeningen. In deezen staat beleedt hy voor Godt zynen Vader de ongerechtigheden des menschelyken geslachts. Dit is, zegt men ons, het denkbeeldt 't welk de belydenis van den Priester voor 't Autaar den gelovigen inprent. De belydenis is een gevolg der Overweegingen die de Priester voor den voet van 't Autaar staande heeft gedaan. Hy smeekt Godt om vergeeving zyner misdaaden en voor die des ganschen Volks. Hy overweegt dat de handeling die hy staat uit te voeren, een hart, niet alleen gezuivert van doodzonden, vereischt; maar zelfs van vergeeflyke zonden: Zodat het Volk nevens den Priester de belydenis der zonden verschuldigt is.
IV. Afbeeldzel.
Vervolgens treedt de Priester tot het Autaar en kust het; 't welk een teken van zyne verzoening met Godt is, en door hem van de Verzoening der gelovigen: maar deeze verbeelding belet niet dat de gelovigen zich geen andere zaak verbeelden zouden; te weeten, het kussen 't welk de Priester aan 't Autaar doet, verbeeldt hem het kussen van den Verrader Judas; een heilzaam kussen, nademaal hy Jesus Christus zynen beulen overleevert, en dat door dit middel den rampzaligen Verrader, zonder dat hy 't weet, onze Zaligheit bewerkt.
V. Afbeeldzel.
Nadat de Priester het Autaar heeft gekust, en terwyl denGa naar voetnoot(a) van de Mis gezongen word, bewierrookt hy het Autaar om aan Godt de gebeden der gelovigen op te offeren door het reukwerk verbeeldt. De leenspreuk is mede toepasselyk op de behandeling van den Priester, zich ter zyden van 't EpistelGa naar voetnoot* keerende; maar men moet wel acht geeven van deeze leenspreuk niet te dwingen; naardien de gelovigen door de kracht van de overdenking zich in de handeling van den Priester verbeelden konnen, hoe Jesus Christus gevangen en gebonden werd, om aan zyne Vyanden te worden overgelevert.
VI. Afbeeldzel.
Jesus Christus word naar den Hoogen Priester der Jooden geleid; men voegt den aanvang aan deeze geschiedenis van 't lyden onzes Heeren. Men noemt dit Introïte,Ga naar voetnoot† de inleiding of aanvang van de Mis. Dagelyks verandert dit, om met de verborgenheit of het Feest overeen te komen 't welk men viert. Het Kyrie EleisonGa naar voetnoot(b) is een Grieksch Gebedt, op den Introïte of aanvang volgende; deeze twee woorden betekenen Heere ontferm u ons. Men eigent driewerf het Kyrie Eleison aan ieder der drie Persoonen van de Drieëenigheit toe, om aan te wyzen hoe hoognoodig wy de barmhartigheit Godts hebben. De vierige Godtvruchtigheit kan een rechtmatig opzicht vinden tusschen den Aanvang van de Mis en den ingang van Jesus Christus, voor Hannas geleid.
VII. Afbeeldzel.
Wat de driemaal verlochening van Petrus aangaat als toepasselyk op het Kyrie Eleison, dit is volmaakter. De Priester roept de goedertierenheit van 't Oppe-Wezen voor Hem en voor de Vergadering der gelovigen aan. De Godtvruchtigen vinden hier uit, dat dit denkbeeldt hun de weening van Petrus verbeeldt. Zondigen tegen Godt, is hem niet erkennen en te verlochenen. Men moet zich dan gelyk deezen Apostel bekeeren.
Jesus - Christ accusé devant Pilate.
Le prêtre lit l'epitre
Le p. courbé au milieu de l'autel, dit tout bas munda cor. & c.
Le prêtre lit l'evangile.
Le prêtre découvre le calice.
l' oblation de l' hostie.
Le prêtre couvre le calice, apres l'avoir offert.
Le prêtre lave ses mains.
Seb. le Clerc del. B. Picart sculp. dir. 1722.
Le p. tourné vers le Peuple dit, orate fratres.
Le prêtre dit la preface.
VIII. Afbeeldzel.
Na den Aanvang en het Kyrie Eleison, keert zich de Priester om, te kennen geevende dat de Heere zich den Gelovigen gaat vertoonen. Het Koor zingt dan Gloria in excelsis enz. Men noemt het mede den Lofzang der Engelen, nademaal die door de woorder begintGa naar voetnoot(a) die de Engelen op de geboorte van Jesus Christus zongen. Deeze Lofzang drukt de achting uit die de Kerk voor de oneindige Majesteit Godts heeft enz: Maar zy word op geene Boete-dagen noch in Missen over de dooden gezongen. De Priester kust het Autaar wegens deeze achting, en doet dit telkens wanneer hy zich naar het Volk omkeert. Hy groet de Vergadering, zeggende Dominus Vobiscum, de Heere zy met u. De Priester, deeze woorden spreekende, moet met een aangenaam gelaat de Vergadering der Gelovigen aanzien, en daar door hunne harten beweegen, zulks zy hunne boetvaerdigheit toonen. Insgelyks gelyk de Heer, Petrus met een medelydend oog aanzag en zynen Apostel deeze tedere woorden inwendig gevoelen deed: de Heere zy met u. Waar op de Vergadering antwoordt: zeggende, & cum Spiritu tuo, dat is, en met uwen Geest. De Priester en 't Volk groeten elkander dus wederzyds geduurende de Mis, om de eenigheit te laaten blyken die 'er onderling in de viering der Verborgenheden moet zyn. Waarop de Priester zich weder naar 't Autaar keert en de Collecta zegt, 't welk een algemeene inhoudt der Gebeden is van 't geen de Kerk van Godt in den Dienst van dien dag verzoekt.
IX. Afbeeldzel.
De Priester leest het Epistel, en men vergelykt deeze Handeling met de beschuldiging ten lasten van Jesus Christus voor Pilatus. Men noemt deeze lezing het Epistel, naardien die dikmaals uit eenige plaats van de Brieven der Apostelen genomen word. De Duivel, het Vleesch en de Waereldt trachten tegen Jesus Christus op te staan: maar 't hart van den Christen wil zich aan hem overgeeven. Dit is betrekkelyk op het geen in deeze twee Verhandelingen kan gevonden worden. De inbeelding van een Christen, door de betrachting van een Godtsdienstige Ziele bestiert, kan veel meer ontdekken dan wy konnen uitdrukken.
X. Afbeeldzel.
Na het Epistel zingt men hetGa naar voetnoot(b) GraduaalGa naar voetnoot*, dus genoemtGa naar voetnoot(c) wegens de JubeGa naar voetnoot† of Zanggallery, alwaar gezongen word, gelyk noch in veele Kerken in gebruik is. Dit is een voorbereiding tot de lezing van 't Euangeli. Men voegt 'er het HallelujaGa naar voetnoot‡ by: maar van de SeptuagesimaGa naar voetnoot§ tot aan Paasche, 't welk een treurtydt is, zingt men in de plaats van 't Halleluja de verzen van eenige Psalme: en alzoo men die met een droevige toon en slepende stem zingt, word dit de TraitGa naar voetnoot¶ genoemt. Ondertusschen bied de Diaken den Priester de wierook aan, dien hy zegent; zeggende:Ga naar voetnoot(d) dat Godt u zegene tot wiens eere gy branden zult. Vervolgens knielt of buigt zich den Priester voor 't Autaar, doende een zacht Gebedt 't welk door de woorden munda cor, enz.
begint. De Priester en 't Volk moet zich alsdan erinneren, als gaande zich voor den Rechterstoel van den Koning der Koningen verantwoorden; en dit is het Afbeeldzel, 't welk de Handeling van den Priester alhier vertoont.
XI. Afbeeldzel.
De Priester leest hier het Euangeli, verbeeldende hoe Jesus Christus van Herodes naar Pilatus gezonden word. De Verklaring van de Plechtigheden der Misse geeft ons deeze Leenspreuk te kennen. Het Evangeliboek word van de rechter naar de linker zyde van 't Autaar gebragt, 't welk de Prediking der Heidenen voorgedraagen, verbeeldt, na dat de Jooden weigerden die te hooren. Jesus Christus, door Herodes veracht en versmaadt, die het zinnebeeld der Jooden is, word voor Pilatus gebragt, die het zinnebeeldt der Heidenen verbeeldt. Waar is 't dat Pilatus ter deezer gelegenheit Jesus Christus geen gehoor verleent, of dat hy hem naaulyks dan met weinig opmerking hoort: maar de Leenspreuken met de vergelykingen overeenkomende, zyn niet dan in zeker gedeelte welvoegelyk.
XII. Afbeeldzel.
Enkelyk is 't door deeze reden dat men veel rechtmatigheit in de vergelyking van den gedekten Kelk vinden zal, met de geesseling van de Zaligmaker overeenkomende. De Christen die de Kelk ziet dekken, moet zich verbeelden, hoe Jesus Christus ontkleed wierd om gegeesselt te worden: maar de vergelyking moet men door het tegengestelde begrypen. De Handeling van den Priester is by uitneementheit prachtig, en zy geeft een indruk van achting. De geesseling rooide de Jooden en Romeinen tegen Jesus Christus op, vermits die versmaadelyk en schandelyk was.
XIII. Afbeeldzel.
Na de lezing van 't Euangeli recht zich de Priester op. Wy laten de Predikatie onaangeroertGa naar voetnoot(a) die op de lezing volgt, en de bewierooking van 't Euangeli, 't welk de Priester kust en het Koor mede doen moet, wanneer de Priester zegt: zie hier de Heilige Wet, enz. waarop het Koor antwoordt: Ik geloof die van harten en belyde het met den mondt; waarby dan de Priester voegt: dat uwe zonden door den woorde des Euangeli geliums uitgewischt mogen zyn. Ook word gemeenlyk na de Predikatie het Credo gezongen, enz. Dit Geloofs-Artykel geëindigt zynde, en de Priester hebbende het Autaar gekust, keert hy zich naar het volk, en groet het andermaal, met woorden reeds gemeld, 't welk van 't offerdeel word gevolgt, en de Priester doet alsdan de Offerhande van de Hostie, dat eenige overeenkomst met de geesseling heeft. In den beginne verbeelde dit het lyden van Jesus Christus, en nu is 't de Voorrede van de Offerhande der Mis.
XIV. Afbeeldzel.
De Priester tilt de Kelk op, om volgens de voorgeschreeven behandeling in de Wet (der Jooden) te offeren. Vervolgens dekt hy den Kelk. Jesus Christus met doornen gekroont, verbeeld, dat hy ging om opgeheven te worden als een slachtoffer, Godt voor de Zaligheit des menschelyken geslachts aangeboden. Genoeg is 't bekent dat te Slachtoffers der Heidenen gekroond wierden voor dat men ze den valschen Goden opofferde.
XV. Afbeeldzel.
Wanneer de Priester het Broodt en den Wyn gezegent heeft en aan Godt opgeoffert, zegent hy vervolgens den wierook en bewierookt het Broodt en den Wyn. Hy bid Godt dat de reuk deezer Offerhande hem aangenaamer zy dan den rook der Slachtoffers, die men hem onder de aloude Wet offerde. De bewierooking van 't Broodt en den Wyn word door die van 't Autaar gevolgt. Eindelyk wascht de Priester zyne handen, om het voorbeeldt van Jesus Christus na te volgen, die de voeten zyner Apostelen wies, of liever om den Christenen te kennen te geeven, dat om de verborgenheden van de Mis te vieren, het niet genoeg is geen bezoedelt gewisse te hebben aangaande het bedryf voor misdaaden bekent: maar dat men insgelyks zich van de geringste vlekken zuiveren moet. Over deeze Stoffe zoude noch verscheiden andere omstandigheden konnen worden bygebragt: maar wy zullen ons vergenoegen te verzeekeren, dat men 'er een verbeelding van de daadt van Pilatus in vind, die zyne handen wassende, Jesus Christus voor onschuldig verklaart.
XVI. Afbeeldzel.
Nadat de Priester zyne handen gewassen heeft, buigt hy zich midden voor het Au-
J.-C. portant sa Croix va mourir, pour nous faire vivre.
Le p. joignant les mains, prie pour les fidelles Vivans.
Le p. couvre de ses mains l'hostie, et le calice.
Le p. fait des signes de croix, sur l'hostie, et sur le calice.
Le p. adore l' hostie avant de l'éléver.
Le prêtre éléve le calice.
Le p. dit le memento, pour les Fidelles trepassez.
Le p. dit, nobis quoque peccatoribus.
Seb. le Clerc del. B. Picart sculp. dir. 1722.
Au pater noster. &c.
Le prêtre rompt l' hostie, en deux.
taar, en zynen toevlucht tot de Hielige Drieënigheit neemende, doet hy een tweede Offerhande van Broodt en Wyn. Vervolgens keert hy zich naar het Volk, en vermaant het tot het Gebedt, op dat de Offerhande die hem te doen staat, de Goddelyke Majesteit te aangenaamer zy. Het volk beantwoordt des Priesters meening, 't welk vervolgens zacht bidt; 't geen men het Geheim van de Mis noemt. De inbeelding van den Gelovige kan hier een overeenkomst vinden tusschen den Preister zich hebbende naar den Volke gekeert, en Jesus Christus med den purperen mantel bedekt. Wy zullen 'er liever niets van zeggen, opdat we ons niet mogten te verre in den Oceaan der Leenspreuken inwikkelen.
XVII. Afbeeldzel.
Op het einde van dit Geheim, 't welk men als de Schatkamer aanmerken moet, waarin de Priester de Gebeden sluit die de Gelovigen hebben gedaan, zoo verheft hy zyne stem en zegtGa naar voetnoot(a) per omnia secula, dat is, door alle de Eeuwen, enz. Waarna de PriesterGa naar voetnoot(b) het volk aanmaant aandachtig te zyn, naardien de tydt van de Consekratie nadert. De woorden van den Priester doen dan den Heere des Hemels en der Aarde op het Autaar nederdaalen,Ga naar voetnoot(c) en het volk antwoordt dat het in die gesteltheit is als de Priester verzoekt. De Priester vermaant het volkGa naar voetnoot(d) Godt wegens deeze gesteltheit te danken; 't welk wederom beantwoordGa naar voetnoot(e) dat het billyk is. Vervolgens draagt de Priester zyn Gebedt aan Godt den Vader op. Dit is het geen menGa naar voetnoot(f) Inleiding van de Mis noemt, 't welk van het Sanctus, Heilig, Heilig, Heilig is de Heer enz. gevolgt word, en door het volk gezongen om Godts Eer en Majesteit te vieren. Dit gedeelte van de Mis word bevonden met de Veroordeeling van Jesus Christus overeen te komen. De Lezer zal wel lichtelyk een besluit over zodanig een overeenkomst konnen maaken.
XVIII. Afdeeling.
't Geen nu de Inleiding van de Mis volgt, word CanonGa naar voetnoot(g) genoemt. Men begint met deeze woorden: Te igitur Clementissime Pater, &c. Wy smeeken u aller barmhartigste Vader, In dit gedeelte van de Mis viert men de gedachtenis der levendigen, zodanig als in de aanmerking word aangeweezen. Men bidt Godt ook voor de behoudenis hunner Zielen, voor de hoppe van hunne Zaligheit, enz. Dit gedeelte van de Mis word aan Jesus Christus toegeëigent die zyn Kruis draagt, en ter doodt gaat om ons het leven te verwerven.
XIX. Afbeeldzel.
Na deeze gedachtenis dekt de Priester de Hostie en de Kelk met zyne handen; een gewoonte die eveneens als de opheffing van de Joodsche en Heidensche Priesters is nagevolgt, die eertyds de handen op de Dieren leiden, die zy offeren zouden, en vervolgens een gedeelte van 't Slachtoffer opheften. Deeze Handoplegging wyst de vereeniging van den Offerpriester, met het Misbroodt, 't welk hy offert, aan. De Priester betuigt hier op, dat hy zich zelven aan Godt voor zoo veel hem mogelyk is, voor der menschen Zaligheit opoffert. Het Volk moet den yver van den Priester volgen en Godt bidden, dat het hem behaage dit getuigenis aan te neemen. Eindelyk duid men dat de Handoplegging van den Priester op de Hostie en den Kelk den Gelovige het denkbeeldt
erinnert van 't geen VeronikaGa naar voetnoot(a) deed, geevende gedienstiglyk aan Jesus Christus haaren neusdoek toen men hem naar Golgotha leidde. Om deeze daadt van liefde is 't die Veronika aan den Zaligmaker deed, en waarvan de gedachtenis tot aan 't einde der eeuwen duuren zal, dat men het Afbeeldzel van onzen Zaligmaker verschuldigt is, 't welk noch tegenwoordig in 't Vatikaan word bewaart.
XX. Afdeeling.
De Priester doet de tekenen van 't Kruis over het Misbroodt en den Kelk, en spreekt de woorden uit, waar mede Jesus Christus het Sakrament van 's Heeren Avondmaal instelde om de Consekratie te doen. Alsdan is 'tGa naar voetnoot(b) dat de Zaligmaker op deeze uitspreeking in 't Avondmaal de wezentlykheit van Broodt en Wyn in die van zyn Lichaam en Bloedt verandert, en door zyne Almacht deeze onuitdrukkelyke verandering werkt. Dit gedeelte van de Mis is dan het waare Afbeeldzel van Jesus Christus offerhande aan 't Kruis.
XXI. Afbeeldzel.
De geheiligde Hostie word door den Priester aangebeden, waarvan de opheffing, om door den Volke te worden aangebeden, volmaaktelyk de Zaligmaker aan 't Kruis opgerecht verbeeldt, altoos aanbiddelyk: maar voornamentlyk in den tydt van zyn lyden.
XXII. Afbeelding.
De Priester de Kelk geheiligt hebbende, verkondigt de woorden van Jesus Christus: Dit is de Kelk van mynen bloede enz. Vervolgens heft hy die om hoog, om het bloedt van den Zaligmaker door 't Volk te worden aangebeden, en smeekt Godt door zyne gebeden om de vruchten van de Offerhande die hy offert.
XXIII. Afbeeldzel.
Door de kracht deezer Offerhande beveelt de Priester aan Godt de zielen aller Gelovigen die in 't Vagevuur zyn, en voornamentlyk van die geene voor welke hy een byzondere verplichtig heeft om die te gedenken. Dit gebedt van den Priester is betrekkelyk op dat 't welk Jesus Christus aan 't Kruis voor zyne Vyanden deed. De vergelyking is een weinig gedwongen, indien de Gelovigen door ootmoedigheit zich niet in den rang van zyne vyanden stellen, die hem dagelyks door hunne zonden kruissigen; of zoo zy zich niet aanmerken als stervende in hunne misdaaden, en geen uitkomst uit de vlammen van 't Vagevuur verloft te zien, dan door de kracht der Offerhande die de Priester voor haar offert, die in dit reinigend vuur lyden.
XXIV. Afbeeldzel.
Vervolgens verheft de Priester zyne stem, en klopt zich op de borst; hy smeekt voor zich en 't Volk om de Goddelyke barmhartigheit, door tusschenspraake der Heiligen, waarvan hy eenige noemt. Hy bid Godt voor hem en de Vergadering eenig deel aan zyn Koningryk te mogen hebben, insgelyks als den bekeerden Moordenaar van Jesus Christus aan't Kruis verzocht.
XXV. Afbeeldzel.
De Priester tilt de Hostie en de Kelk op, en zegt het per omnia, waarvan wy reeds gesproken hebben, en waar op hy het Gebedt onzes Heeren volgen laat.Ga naar voetnoot(c) ‘De tekenen van 't Kruis gedaan en de Hostie op den Kelk en op 't Autaar
L' Ame de J.-C. descend aux Limbes.
Le p. met dans le calice une petite partie de l'hostie.
Le p. se frappe la Poitrine en disant trois fois agnus dei. &c.
Le prêtre communie.
Le prêtre fait l'ablution.
A la post-communion.
Le p. tourné vers les Assistans dit dominus vobis - cum.
Aux dernieres oraisons.
Seb. le Clerc del. B. Picart sculp. dir. 1722.
Le p. tourné vers le Peuple dit, ite missa est.
Le prêtre donne la benediction, aux Assistants.
gezet, verbeelden voor Godt de bloedige Offerhande, zulks zyn Zoon zich zelve aan 't Kruis geoffert heeft, om hem deeze oneindige eer te geeven, die hem alle de schepselen te samen niet geeven konnen. Dit is 't geen alles beteekent wat de Priester geduurende de Mis over de Hostie, den Kelk enz. doet. ‘Het staat verder aan te merken dat de Priester, nadat hy in 't verborgen gezegt heeft wat 'er op deeze wyze in de CanonGa naar voetnoot* van de Mis moet uitgesproken worden, op het einde zyne stem verheft. Hy heeft het Broodt door de Gelovigen geoffert, niet geheiligt, dan om het hun door de Communie uit te deelen. Indien hy zich dan bereid tot dit laatste gedeelte van de Mis, 't welk de genietiging van de Offerhande is, herhaalt hy met luider stemme het Gebedt onzes Heeren, gelyk reeds is gezegt. Wanneer de Priester zegt: Geef ons heden ons dagelyks broodt, neemt de Diaken het Kelkdekzel en oplichtende vertoont hy 't aan 't Volk, om te kennen te geeven dat men met de Communie beginnen zal. Vervolgens geeft hy het den Priester, die al de Hostiën in de Patena of het kelkdekzel legt, om de zelve den geenen uit te deelen die ter Communie komen. De Gelovige die deel aan deeze Communie begeert te hebben, word alsdan een waarachtig kindt Godts, hy kan hem als zyn Vader aanroepen; hy maakt een Geestelyk Verbondt met Jesus Christus; en dit is de overeenkomst die wy tusschen deezen Gelovige en den H: Johannes vinden, die de Zaligmaker voor den Zoone van de H: Maagdt erkent.
XXVI. Afbeeldzel.
Na het Gebedt onzes Heeren doet de Priester een stil gebedt tot Godt, om den Vrede door voorbidding van de H: Maagdt en die der Heiligen te verwerven. Eindigende, legt hy de Geheiligde Hostie weder op het Kelkdekzel en breekt de zelve, 't welk den Gelovige zeer natuurlyk de zieltooging van Jesus Christus verbeeldt, die zyne ziel aan Godt opoffert, nadat hy een Slachtoffer geworden is om de zonde uit te wisschen die de vrede gebroken heeft, en den mensch van Godt heeft afgescheiden.
XXVII. Afbeeldzel.
Wanneer de Priester in de Kelk een gedeelte van de Hostie legt, moet den Christen met de oogen des Geloofs Jesus Christus nederdaalende naar 't Voorburg der Helle volgen.
XXVIII. Afbeeldzel.
Vervolgens zingen de Priesters en het Koor driemaal het Agnus DeiGa naar voetnoot(a) enz. en de Priester deeze woorden uitdrukkende klopt zich op de borst. Deeze handeling verbeeldt de droefheit van Jesus Christus Discipelen, die, zyne doodstraffe beschouwt hebbende, wederkeerende zich op de borst klopten.
XXIX. Afbeeldzel.
Nadat de Priester het Agnus Dei gezegt heeft, doet hy een stil gebedt, waar in hy andermaal Godt om den Vrede der Kerke bid. Dit gebedt geëindigt zynde, kust hy het Autaar enGa naar voetnoot(b) insgelyks het werktuig van Vrede 't welk de Diaken hem aanbied. Hy geeft den Diaken de Vrede en laat hem den Omstanders die voorstellen, met deeze woorden, de Vrede zy met u. Terwyl de Vrede word gekust, bereid zich de Priester door een stil gebedt tot de Communie. Hy neemt dan de Geheiligde Hostie, nadat hy die aangebeden heeft, en zegt met zachte woorden, Ik neeme het Hemelsch broodt enz. met byvoeging van deeze woorden, zich op de borst kloppende;Ga naar voetnoot(c) Heere, ik ben niet waerdig dat gyonder myn dak kome enz. welke woorden driewerf worden herhaalt. Het lichaam onzes Heeren ontfangen hebbende, zegt hy dit vers van den 115den. Psalm op, (volgens de gemeene Latynsche Overzetting) Wat zal ik den Heere vergelden, voor al de Weldaaden die hy my bewyst? Vervolgens neemt hy 't met byvoeging van dit vers, zeggende, Ik zal de Kelk der Zaligheit neemen enz. en doet het teken van 't Kruis met den Kelk, wederom zeggende: dat het bloedt van on-
zen Heeren Jesus Christus myne ziele behoede enz. Nadat dan de Priester de Communie ontfangen heeft, deelt hy die mede den Volke uit. Men eigent de Communie van den Priester het graf van 't geheiligde onzes Heeren toe, die gestorven, begraaven en ter Helle nedergedaalt is om ons het leven te verwerven. Geduurende de Communie van den Priester en van 't Volk, zingt het Koor de Antienne die men de Communie noemt.
XXX. Afbeeldzel.
Na deeze Communie neemt de Priester van den WynGa naar voetnoot(a) in de Kelk, om te doen 't geen men de Afwassing noemt, en zegt een kort gebedt, waarin hy Godt bid, dat deeze Communie, die voor de zinnen zich een tydelyk geneesmiddel vertoont, in 't hart van den Gelovige voor een eeuwig geneesmiddel verstrekke. Vervolgens laat hy voor een tweede Afwassing water en wyn inschenken, en paart deeze handeling met een ander kort gebedt:Ga naar voetnoot(b) waarna hy de Vergadering groet. Deeze Afwassingen verbeelden leenspreukelyk de Afwassing en balseming van 't Lichaam onzes Heeren aan 't Kruis gestorven, en door den Priester opgeoffert. Uit dit Lichaam is 't dat den Geestelyken balsem vloeit, die de geneezing der ziele werkt van den gelovigen Communikant.
XXXI. Afbeeldzel.
De Priester zingt de Post-Communie. Dit is een gebedt waardoor hy Godt smeekt om de vruchten van 't Sakrament te mogen genieten. De vruchten van deeze Communie die ons de doodt van Jesus Christus verbeeldt heeft, zyn de loflyke Opstanding van den herboornen Gelovige; en de Post- Communie moet hier het Afbeeldzel van de Opstanding van den Zaligmaker zyn.
XXXII. Afbeeldzel.
De handeling van den Priester, die zich naar de Vergadering keert, en 't Volk groet, is een aangenaame verbeelding van de verschyning van Jesus Christus aan zyne Moeder en Discipelen. De Priester keert zich naar de Gelovigen, groet hen als en Afgezant van Jesus Christus, en verkondigt aan hunne zielen den Vrede, van den geenen die sterft, zoo men 't dus noemen mag, en wekt hem dagelyks door de handt van den Priester voor de waare Christenen op.
XXXIII. Afbeeldzel.
De laatste Gebeden en het begin van Johannes Euangeli, die de Priester na de Offerhande van de Mis leest en opzegt, zyn heilzaame onderwyzingen, die in 't harte van den Christen doen erinneren, deeze die den opgewekten Jesus Christus geduurende veertig dagen zynen Discipelen gaf.
XXXIV. Afbeeldzel.
Wy hebben de Opoffering van Jesus Christus door de handt des Priesters gezien, wy hebben in de Post-Communie het Afbeeldzel van zyne Opstanding beschouwt: maar nu ziet men dit van zyne Hemelvaart. De Vergadering der Gelovigen word door deeze woorden, Ite Missa est afscheid gegeeven, te weeten:Ga naar voetnoot(c) Gaa, want de Mis is geeindigt. Waarop men antwoordt: Wy danken Godt. Jesus Christus is 't die door zyne gloriryke Hemelvaart de eeuwige vergelding van de Offerhande ontfangen heeft, zulks hy zich aan 't Kruis als Priester en een Slachtoffer heeft opgeoffert. De Offerhande van den Zaligmaker aan 't Kruis was een waare Mis uit alle haare deelen bestaande, en dit blykt klaar in de Verklaringen die wy 'er van gegeeven hebben.
XXXV. Afbeeldzel.
Eindelyk ontfangt de Vergadering de Zegen van den PriesterGa naar voetnoot(d) of van den Bisschop, indien hy 'er tegenwoordig is. Dee-
ze Zegening is een volmaakt Afbeeldze van die waarmede de Zaligmaker zyne Apostelen overschaduwde, hun zynen Heiligen Geest zendende.
Nu is 't noodig datwe de gesteltheit der plaatsen beschouwen voor hen die de Mis bywonnen. Het Heilige, anderzins het Presbyterium, komt den Mispriester en zyne Bedienden toe. Het Koor is voor de Geestelyken in Koorgewaadt; het boven deel der Kerke voor de mannen en het laager deel voor de vrouwen.
Ga naar margenoot+ De Vergadering moet van den aanvang van de Mis tot aan het Kyrie knielen; staan terwyl de besprenging van 't Wy water geschied; knielen geduurende het Gebedt dat 'er opvolgt; wederom staan by 't Gloria in excelsis, en knielen geduurende de gebeden. Met den aanvang van 't Epistel tot aan 't Euangeli mag men zitten: maar onder 't leezen van 't Euangeli moet men staan. Geduurende de Vermaaning gaat men zitten, en knielen terwyl men bid. De Vergadering staat terwyl de Priester de eerste woorden van 't Credo zegt, en gaat vervolgens zitten; knielt weder en buigt zich wanneer men & Incarnatus est zingt enz. Vervolgens kan men weder gaan zitten tot aan 't einde van 't Credo: maar men staat weder op tot dat de Priester Oremus heeft gezegt. Het Volk zit dan weder tot aan de Inleiding en geduurende de Inleiding moet het staan. In het Sanctus knielt men weder tot dat de Communie geeindigt is, en gaat vervolgens zitten tot men het Sakrament in de Siborie heeft geplaatst; men staat weder op wanneer de Priester Dominus Vobiscum zegt; knielt vervolgens tot na de Zegening van den Priester; en staat op en blyft staan geduurende het laatste Euangeli. Dit is de vrucht die men van deeze verscheiden gedaantens genieten kan, die de Kerk geduurende de Mis moet waarneemen. Want het knielen wyst de verootmoediging en de boetoeffening van den Gelovige aan, en 't overendstaan geeft het vertrouwen te kennen, waarmede wy ons met onze gebeden tot Godt vervoegen, en den moedt waarmede wy zynen wille moeten uitvoeren: Dit alles beteekent de bestendigheit die men moet hebben, om in den dienst te volharden.
Ga naar margenoot+ Geduurende de Mis is verboden te spreeken en te redeneeren, gints en herwaarts om te zien, en zich onbehoorlyk aan te stellen. De Vrouwelyke Sexe moet zich myden de kracht haarer aanlokzelen te beproeven, en niet dan een zedig gezicht en gelaat toonen in de tegenwoordigheit van 't Opperwezen. Wat de mannen aangaat, zy moeten met een Christelyke Zedigheit gewapent zyn, en alle looze minnestreeken van zich weeren. Hunne oogen moeten de wegen van de buurt onbekent zyn, noch niet weeten dat 'er Jongvrouwen in de Vergadering der Gelovigenzyn; ook moeten zy zich wachten haar aan te zien. Insgelyks mogen de prachtige kleederen, een ontblooten boezem, vierige oogwenken en een lieflyk gezicht den Christen van den Geestelyken dienst niet aftrekken:
Des Priesters Zedigheit is niet min prysselyk,Ga naar margenoot+ en hem aanbevolen. Een Jeugdig Priester, van een aangenaame en gezonde gestalte, en die met de gaven der natuur bevoordeelt is; wiens buigzaame en aangenaame stem zich hooren laat; die een zachte en beschaafde Godtsdienstigheit laat blyken; die de oogen naar Hemelwaarts met een gansch heusche ootmoedigheit slaat; die de Communie met een blanke en poezelachtige handt pronkachtig uitdeelt; die met een tedere lieftalligheit verzelt, de Zegen aan 't Volk geeft; en echter betuigt door welspreekende gebaerden, dat hy niet dan op zynen welstand denkt; een zodanige Priester behoud weinig zielen en heeft mede veel moeiten de zyne te behouden.
De voordeelen van de Mis zyn mededeelbaar aan 't openbaar en algemeen gebedt, de wederzydsche vereeniging aller gelovigen, de onderlinge stichting en opbouw elkander medegedeelt, en de onderwerping en gehoorzaamheit die men openbaarlyk aan de Kerk bewyst. Men moet niet als een gebrek tegenwerpen het gebruik zedert langen tydt ingevoert, van de Mis in de Latynsche taal te doen, die nu niet dan van 't minste gedeelteGa naar margenoot+ der Vergadering verstaan word Hier uit onstaat in tegendeel een voordeel 't welk de Jooden alzoo wel als de Roomsch Katholyken verstaan; het bestaat in de overeenkomst van den Dienst, en de bevalligheit door de bequaamheit van den Kerspelpriester der plaats, op te volgen. De Jooden doen hunnen Godtsdienst in 't Hebreeusch, schoon die taal van veele Jooden onbekent is: maar zy hebben nochtans hunnen toevlucht tot de Vertalingen in de gemeene taale, door welk middel de Joodt nauukeurig den Rabbyn volgen kan. De Roomsche Getyden in de gemeene taal zyn den Roomsch Katholyken van eenzelvig gebruik; zonder van de werkdaadelyke Godtvruchtigheit, een ongemeene Wegwyzer voor het grootste gedeelte der en menschen, te spreeken, en van dit Godt-
vruchtig gebruikGa naar voetnoot(a), onderschraagt van de geheugenis en een lange ervaarenheit, die sedert zo veele eeuwen van Vader tot Zoon is overgegaan, en tot aan de laatste nakomelingschap volharden zal. Hoe vreemd ook een landt aan den Roomsch Katholyken en aan een Joodt zy, zoo kan hy met behulp 't geen wy hier onderstellen, altoos by een Priester en Rabbyn te recht komen.
- margenoot+
- Hoedanig de Roomsgezinden de Mis verstaan en zich de uitwerkselen van dien toeëigenen.
- voetnoot(a)
- Eenige Geleerden meenen dat het woordt Missa van een Hebreeusch woordt afkomstig zy, 't welk Offerhande beteekent; alhoewel het weinig schyn heeft, naardien de Oostersche Taal van dit woordt niet is verzien. Andere oorspronkelykheden zyn niet min krachteloos. In 't Algemeen komt men 'er mede overeen, dat dit woordt gebrekkelyk van Missio afkomt, 't welk veel eer Latyn zoude zyn en zelfs van een zeer oudt gebruik.
- voetnoot†
- Explication des Cerem. de la Messe.
- voetnoot(b)
- Godt kan de waare Sakramenten door menschen laaten uitdeelen, schoonze niet van zyne Kerke zyn; en eveneens is 't, dat men de heiligheit van de Mis rechtvaerdigen kan, schoon door een onwaardig Priester bedient, tegen alle tegenwerpingen der Ketteren. Zy zyn van geen gedachten den Doop te betwisten, bedient door iemandt die van hunnen Godtsdienst niet is, nademaal de Doop in den naame van den Vader, enz. uitgevoert word. Jesus Christus is 't die doopt: eveneens doet de valsche Priester de Mis bedienende het wezentlyke Werk niet, noch offert het gewyde Lichaam van Jesus Christus. Hy is 't zelf die zich door 's Priesters handen aanbied. De Protestanten zyn mede van gedachten, dat een onwaardig Predikant de Amptsbedieningen als een Bedienaar van Jesus Christus in zodaniger voegen kan verrichten, gelyk een ongeregelde Afgezant, of eerste Amptenaar van Staat, die noch Godtsdienst belyd noch deugdt bezit, echter niet nalaat zynen Vorst wel te dienen, en zelfs tot wel zyn van den Staat en den Godtsdienst zyn gedrag schikt. Genoeg is 't dat de Vorst hem daar toe aangestelt heeft, om alles uit te voeren 't welk met zyn Ampt overeenkomt. De Protestanten onderscheiden mede de uitwendige van de inwendige Handeling. De uitwendige Handeling is 't geen wy uitterlyk beschouwen in de beweegingen van den Leeraar of Priester die voor ons niets dan 't geen menschelyk is vertoont; het inwendige is de bestiering van deeze die het gewisse van den Priester of Leeraar zy: dit is de bestierder die kracht aan de Handeling geeft; hy is 't die overtuigt en heiligt. Wy zullen hier van de wezentheit der Verordening niet melden, die zodanig is, dat door haar, een Priester altoos Priester blyft, zelfs schoon hy geen werkelyke Dienst van 't Priesterschap oeffent, nademaal zyne bediening onuitwisbaar is.
- voetnoot(*)
- Idem Ibid.
- margenoot+
- Waar uit de Mis bestaat, aangemerkt,
- voetnoot(†)
- Explic. des Cerem. de la Messa.
- voetnoot(a)
- Dit was volgens eenigen een navolging van verborgenheden van 't Heidendom. Laat ons liever zeggen: dat de behandeling der gestelde regelen de onheiligen van de verborgenheden uitsluit, die in den Godtsdienst gevonden worden.
- margenoot+
- En door de volgende Afbeeldzels vertoont.
- voetnoot‡
- Gethsemané.
- voetnoot(a)
- Men gelooft dat Paus Celestinus allereerst de Psalmen door Antiënnen zingen liet. Gregorius de Grooten bragt vervolgens deeze Antiënnen tot haar byzonder gebruik voor het Introite, de Repons, het offerdeel, de Communie, enz. Men verzamelde dit tot een Boek Antiphonaal genoemt. Zie Bona.
- voetnoot*
- [Aan de rechter zyde van den Misdoenden Priester legt het Epistel, een Boek waar uit een gedeelte van de Mis door den Onderdiaken, een weinig voor het Euangeli, gezongen word.]
- voetnoot†
- [Introite word den aanvang of inleiding van de Mis genoemt, of het eerste byzonder Gebedt van 't Feest, 't welk de Priester doet wanneer hy voor 't Autaar treedt. In 't Misboek zyn verscheiden Introites volgens de dagen der laarfeesten. Requiem aeternam is de Introit van een Lykmis. Quasi modo, die van gesloten Paassche Reminiscere, Oculi, Judica, Laetare, zyn Introites die den naam aan de Zondagen in de Vasten geeven. Furetiere.]
- voetnoot(b)
- Dit Kyrie Eleison 't welk gelyk gezegt is, Heere ontferm u ons beteekent, is niet oneigen aan den mensch, wanneer hy zynen toevlucht tot Godt neemt. Daarenboven is deezen regel in alle Ioodsche, Heidensche, en Christen gebeden gebruikelyk: maar de Christen Kerk heeft die byzonderlyker in haaren Dienstoeffening toegewyt. De gewoonte is van zodanig een indruk geworden dat het Christen Volk gelooft, wanneer het in 't Grieksch zegt Heere ontferm u over ons, dat dit gebedt van meerder kracht dan in de gemeene taale zoude zyn. Nochtans durven wy het niet verzeekeren; maar 't is altoos verwonderenswaardig dat de Latynen te raaden zyn geworden, deezen eenigen regel in 't Grieksch te gebruiken, zonder dat men 'er een voldoende reden van weet. Derhalven het waarachtig is, dat dit gebruik zeer oudt zy.
- voetnoot(a)
- Het vervolg van dien Lofzang word aan Paus Telesphorus toegeëigent die in 't jaar 150 na Christus leefde. Anderen eigenen 't aan den Paus Symmachus toe, die drie hondert en vystig jaaren daar na geleeft heeft. Zeker is 't dat 'er de Insteller van onbekent zy.
- voetnoot(b)
- Het Graduaal quam ten tyde van Paus Honorius omtrent het jaar 633. in gebruik. Anderen achten 't veel onder te zyn.
- voetnoot*
- [Graduaal is een woordt uit het Brevier- of Gety-Boek, bestaande in een zeker vers, 't welk men na het Epistel zingt, en eertyds op de trappen van 't Autaar gezongen wierd. Anastasius wil dat Paus Celestyn de eerste Insteller der Gradualen was. Men noemde dus mede de vystien Psalmen die de Hebreeuwen op de vyftien Tempeltrappen zongen. Andere meenen dat deeze naam afkomstig is wegens 't verheffen van de stem, 't welk by trappen en opklimmende toonen geschiedde. Furetiere.]
- voetnoot(c)
- Zie de Verklaring van de Ceremoniën der Mis.
- voetnoot†
- [Eertyds was 'er een verheven plaats in de Kerken van het Koor en den buik der Kerke afgescheiden, die men Jubé noemde, alwaar men het Euangeli dar plechtelyke Missen zong. 't Is een Latyns woordt, beteekenende. Beveel; en 't is uit het Brevier-Boek getrokken: Jubé Domine, benedicere, naardien men eertyds de lessen van de Vroegmetten op de Jubé zong. Thiers sur les Jubez.]
- voetnoot‡
- [Halleluja, is een Hebreeusch woordt, 't welk dus הלללה word uitgedrukt, en laudate Dominum, looft Godt beteekent; als een bekent woord word het in de Kerken gezongen. In de eerste tyden der Kerke gebruikte met 't made voor een Krygs Leuswoordt Allereerst was het in de Kerk van Jeruzalem in gebruik geweest, waar van daan het Damasus te Rome overbragt. Schmidius Lex. Eccles. p. 31.]
- voetnoot§
- [De Zondag Septuagesima genoemt, word dus geheeten, om dat die 70. dagen voor Paasche komt. Paus Telesphorus meent men deezen naam in gebruik te hebben gebragt, zulks men zich allenks tot de aanstaande Vaste bereidde. Men zong dan 't Halleluja niet: maar in de plaats, Laus tibi Domine &c. 't welk van de zelfde beteekenis is schmidius Lex Eccl. Part. 3. p. 37.]
- voetnoot¶
- [Trait is een woordt van 't Gety-Boek, beteekenende een vers 't welk de Koorzangers na het Epistel op verscheiden laarfeesten zingen, en voornamentlyk op den H. Zaturdag. 't Is een langzaam en treurig gezang, de traanen der Heiligen verbeeldende, en zuchtingen die ten teeken van boetoeffening worden voortgebragt. Furetiere.]
- voetnoot(d)
- Ab illo benedicaris in cujus honore cremaberis.
- voetnoot(a)
- Wy zullen 'er vervolgens breeder van spreeken.
- voetnoot(a)
- Op deeze woorden per omnia &c. antwoordt het Volk, Amen; en op Dominus vobiscum, zegt het & cum Spiritu tuo.
- voetnoot(b)
- Sursum corda. De Bedienaars van 't Heidendom bedienden zich eertyds in hunne Geestelyke Plechtigheden van deeze twee woorden, hoc age, dat is, doe dat, of let 'er op. De Bedienaars der Protestanten herhaalen dikmaal deeze woorden, hef uwe harten op, wanneer zy den Volke het Avondmaal uitdeelen. Alle Godtsdiensten eigenen zich mede voor hunne verborgenheden eenige regelen toe. Deeze die het beroep van Predikant waarneemt, in welk een Godtsdienst het ook zy, zal om deeze regelen uit te spreeken zich zodanig gedragen, zulks hy het volks hart op het tederste roeren kan. Hy zal zyne oogen, zyn gelaat, en zyne stem zodanig doen paaren, op dat hy daar door de achting en aandacht zyner Toehoorderen verwerve.
- voetnoot(c)
- Habemus ad Dominum.
- voetnoot(d)
- Gratias agamus Domino.
- voetnoot(e)
- Dignum & justum est.
- voetnoot(f)
- De Inleiding is, gelyk men ziet, een heilzaame aanmaaning die de Priester den Volke voorstelt. Men eigent 'er de instelling van aan den Paus Gelasius den I. toe; maar schynbaar is 't, dat dit zoo wezentlyk gedeelte van den Geestelyken Dienst onvergelykelyk ouder is. Zy is zoo natuurlyk, dat men ze in alle Godtsdiensten vind gebruikt, of men heeft 'er ten minsten iet 't geen met deeze Inleiding overeenkomt.
- voetnoot(g)
- Te weeten, 't geen na de Inleiding volgt, naardien dit gedeelte van de Mis nooit verandert, maar de orde, de gestelde regel en woorden behoud, waar mede de Consekratie word verricht. De Priester beveelt 'er voornaamentlyk aan Godt de persoonen, voor wien hy deeze offerhande offert. Want schoon de offerhande voor de gansche Kerke geschiede, gelyk een gevolg van de offerhande zan 't Kruis; nochtans viert men altoos een byzondere gedachtenis van eenige persoonen, enz. Zie de Verklaring der Gebeden van de Mis.
- voetnoot(a)
- Een der Godtvruchtige Vrouwen die Jesus Christus volgden, draagende het Kruis naar Golgatha, en ziende de Zaligmaker zodanig bebloed en bezweet, nam zy eenig lywaat of haaren neusdoek, waarmede zy des Zaligmakers Hooft dekte, om hem af te droogen, en ter vergelding van zyne erkentenis drukte hy 'er drie Afdrukzelfs van zyn gezicht in, vermits dit linnen drie dubbeld gevouwen was. Van deeze Afrukzelen vind men 'er een te Jeruzalem, een ander te Rome en het derde in Spanje. De Vrouw, die deeze neusdoek toebehoorde, en die de Overlevering Veronika heeft genoemt, ging, zegt men, naar Rome, en genas aldaar den Keizer Tiberius van een gevaarlyke ziekte, alleen door oplegging van dien Heiligen Zweetdoek. Dit lywaat geraakte in handen van Paus Clemens den I. maar men weet eigentlyk niet, hoe het tot aan de Regeering van Konstantyn bewaart is geworden, die het in de groote Zaal van St. Pieter plaatste. Paus Johannes de VII. die in 't Jaar 705. de Stoel bekleedde, wydde dien Doek een Kapel toe. Chifflet meld van de overvoering deezer Reliquiën, in zyn Boek de Linteis Sepulchralibus; derwaarts wy den Lezer wyzen. Wanneer men dit Afbeeldzel aan 't Roomsche Volk vertoont, moet het zich voor 't zelve nederwerpe, en telkens om de Goddelyke Barmhertigheit smeeken. De Godtsdienstelingen verwerven dan by deeze geleegenheit zeer merkwaardige Aflaaten. In Vrankryk heeft men Copyën van dit Heilig Indrukzel. Die van Montreuil en Cahors in Gaskonje hebben door mirakelen en ongemeene geneezingen een zeer groote achting verworven.
- voetnoot(b)
- Zie de Verklaring der Plechtigheden van de mis.
- voetnoot(c)
- Zie de verklaring der Plechtigheden van de Mis. De Priester moet de armen uitstrekken terwyl hy het Gebedt onzes Heeren zegt, op dat zyn lichaam de gestalte van een Kruis uitmaakt, 't welk de Livrei van 't Christendom is.
- voetnoot*
- [De verborgen woorden van de Mis, van de Voorrede tot aan 't Pater, worden by uitnemendheit Canon genoemt, waar tusschen de Priester de Consekratie doet, en het Volk moet geduurende de Canon van de Mis knielen. Furetiere]
- voetnoot(a)
- Het Lam Godts 't welk de zonde der Waereldt uitwischt, enz.
- voetnoot(b)
- De gewoonte van elkander te kussen ten teken ven Vrede en door een beginsel van Godtsdienst is in de Kerke van een zeer oud gebruik geweest. Het Vrede kussen geschiede na het Gebedt onzes Heeren, en men voegde 'er deeze woorden by: de Vrede zy met ons. Deeze kussing kon gelegenheit geeven tot vleeschelyker gedachten. Men eigent aan Paus Leo den II. die omtrent den jaare 683. leefde, de Instelling van 't werktuig van Vrede toe: maar anderen maaken het gebruik van den Vrede veel jonger.
- voetnoot(c)
- Domine non sum dignus &c.
- voetnoot(a)
- De wyn van zuivering.
- voetnoot(b)
- Hy wascht zyne handen en den mondt, reinigt de Kelk, vouwt het Lywaat en de Altaardoek op, waarvan wy het gebruik verklaaren zullen, wanneerwe van de Vaten en 't gewyde Lywaat handelen.
- voetnoot(c)
- Wat de Plechtigheden van den Dienst van Isis aanging, de Priesters gaven de Vergadering afscheid door een byna diergelyk gebruik, 't welk men des Volks verzending noemde Zie Polyd. Vergil. De Bedienaars der Protestanten, na de Zegen van Moses gegeeven te hebben, zodanig men die in Numeri vind, geeven den Volke door deeze woorden afscheid: Gaa in Vrede en de Godt des Vredes zy met u allen enz.
- voetnoot(d)
- Deeze Zegening moet met opgeheven oogen naar den Hemel gegeeven worden, na het Autaar te hebben gekust. De armen moeten uitgestrekt zyn, en vervolgens zachtelyk weder voor de borst gebragt, op dat zich de handen op een aangenaame wyze voor de Vergadering der gelovigen te samen voegen. De uitgestrektheit der armen en de t'zamenvoeging der handen zyn beide van een verborgenheit verzelt, en betekenen de Liefde waarmede de Priester voor Godt en zyne Geestelyke broederen is aangedaan. De Zegen uitspréekende, moet hy met een aangenaame neiging het hoofdt naar het Kruisbeeldt wenden. Deeze regels zyn door de Italiaansche Mystagogisten beschreeven. Zie Piscara, Bauldry en anderen.
- margenoot+
- Het gedrag van de Vergadering geduurende de Mis, beschouwt.
- margenoot+
- Wat onder de bywooning van de Mis verboden is.
- margenoot+
- Hoe in den Mis doenden Priester de Zedigheit word vereischt.
- margenoot+
- Waarom men de Mis in een onbek ende taal voor den Volke doet.
- voetnoot(a)
- Men vind door Bayle een vaers van een oud Dichter aangehaalt. tom. 5. van zyne Questions d'un Provincial.
L'enfant petit, si-tôt qu'il est levé,Dire on lui fait, Pater-Noster, Ave.Semblablement le Cerdo des Apôtres.Et en après qu'a dit ses Patenôtres,Ledit enfant par forme coutumiere,Du pain demande à quelque Chambriere.Zoo draa heeft niet het Kindt, naauw uit het bedt gereezen,Zyn Pater Noster en Mariâs groet geleezen,Het Heilig Credo der Apost'len opgezegt,En 't Rozekransje met de Kraaltjes neergelegt,Of 't eischt zyn Vroegstuk, naar gewoonte, en 't wil voort eeten;Niet dat de Moeder, maar de Meidt het mogt vergeeten.