Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXVIII. Hoofdtstuk.
|
I. | De plaatsGa naar voetnoot(b) daar de Troon staat, is verheven, alwaar zich zyne Heiligheit plaatst voor het Autaar en ter zyden van 't Euangeli. |
II. | De Stoelen der Kardinalen die omtrent het Autaar en den Troon zyn geplaatst; als ook die der Afgezanten en Prelaten. |
III. | De vierkante ruimteGa naar voetnoot(c), die zich voor de trappen van het Presbyterium uitstrekt, en door de voornoemde stoelen geslooten word. Deeze ruimte is voor de Geestelyken en AmptenarenGa naar voetnoot(d) van den Paus beschikt. De Palatynen vinden'er geen plaats. |
IV. | EenGa naar voetnoot(e) afschutzel is 'er, 't welk dit gewyde Hof van 't volk afscheid. Men plaatst'er min of meer vier, zes of zeeven lichten, naar eisch van den plechtelyken dag. |
V. | Het voorvertrek is tusschen het vierkant (Septum) onder de trappen van 't Presbyterium. Alhier onthouden zich deGa naar voetnoot(f) Kamerlingen en Advokaten. |
VI. | De gang gaat van de deur tot aan 't Autaar door. |
VII. | Het Koor is voor het Musyk bestemt. |
VIII. | De Spreekplaats, alwaar het Autaar is. Aldaar staat een stoelGa naar voetnoot(g) voor den Celebrant. |
Het Autaar is van zeven KandelaarsGa naar voetnoot(h) metGa naar margenoot+ waschkaerssen verzien: een verborgen getal 't welk door bondige redenen bekrachtigt word. Het gebruik der lichten werd door
de Apostelen ingestelt, die het van de Jooden ontleent hadden, gelyk de Kardinaal Baronius aanmerkt. Men moet ten minsten twee Kandelaars op 't Autaar hebben: maar wanneer men 'er vier heeft, verbeelden ze de vier Euangelisten, die de Kerk door hunne leer verlichten, en 't was derhalven dat de aloude Christenen de gedaante der vier dieren van Ezechiël aan de voeten der Kandelaars gaven, die dienden om hunne Geestelyke Plechtigheden te lichten. Op zekere plechtelyke dagen stelt men zes lichten op 't Hoog-Autaar eeniger Kerken. Dit geschied in navolging van de zes takken des Mozaischen kandelaar waar van in 't 25ste Hoofdtstuk van Exodus gesproken word. Een Bisschop die op het prachtigste zynen dienst doet, heeft zeven waschkaerssen die hem lichten. Het KruisGa naar voetnoot(a) moet voor de middelste waschkaers zyn geplaatst, doch hooger dan de waschkaerssen: maar ten opzicht van 't Autaar in de Pausselyke Kapel, schoon men 'er reeds zeven waschkaerssen op dit Autaar heeft, gaan zeven Akolyten voor het Kruis en den DiakenGa naar voetnoot(b) die het Euangeli zingen moet, hebbende ieder een waschkaers in de handt. Wanneer de Paus de Mis zingt, voegt men 'er zeven andere by, en in de Vesper zes.
Ga naar margenoot+ Ten opzicht van het Kruis 't welk voor de waschkaerssen word gezet, is van een overoudt gebruiken sedert der Apostelen tyden door Overlevering, volgens P. Bonannis meening, tot ons overgebragt; op dat de Priester die de dienst van de verborgenheit der Misse verricht, altoos het lyden van Jesus Christus voor oogen heeft, waar van het Kruis en de offerhande van de Mis de afbeeldzels zyn. De Kardinaal Bona is 't die zich dus uitdrukt. Een bewys 't welk ons moet overtuigen dat het Kruis een wezentlyk gedeelte van den geestelyken dienst zy, die op 't Autaar geoeffent word, en het mirakel heeft uitgewerkt, waar van P. GretzerGa naar voetnoot(c) dit ter gedachtenisse verhaalt: Een Spaansch Priester moest de Mis voor een voornaam Persoon doen; maar het Kruis vergeeten hebbende, dorst hy zynen dienst niet voltrekken. Een Engel, den Heiligen en Godtvruchtigen Vader verleegen ziende, zocht eerlang een Kruis en zette het in 't aanzien van al het omstaande volk op den Altaar. Dit Kruis word nu zorgvuldig bewaart en blyft voor den gelovigen een eerwaardig onderwerp van verwondering.
PausGa naar voetnoot(d) Innocentius de III. werd te raaden het Kruis recht in 't midden voor de zeven Kandelaars te plaatsen, om den Christenen het denkbeeldt van navolging van Christus tusschen de Jooden en Heidenen te geeven, die hy in de zelve Kerke vereenigt heeft.
De Pausselyke Troon, door het tweede cyfer-getal aangeweezen, staat ter zyden van het Euangeli. Deeze plaats is niet alleen aan 't volstrekte Pausschap verknocht: maar mede aan den BisschopGa naar voetnoot(e), wanneer het Autaar naby de muur van de Kapel staat, alwaar hy den dienst doet.
De StrydendeGa naar voetnoot(f) Kerk is het leevendig afbeeldzel van de Trimoferende Kerke. In deeze is Jesus Christus gezeten op een Troon en de Ouderlingen zyn op minder verheven Stoelen dan de Troon van Jesus Christus geplaatst. In de strydende Kerke moeten het Hoofdt van de algemene Kerke en den Bisschop, (die in zyn Bisdom het hoofdt der Kerke verbeeld, de eerste plaats bekleeden. De andere bezitten plaatsen van laager rang, die omtrent het Autaar en den Bisschoppelyken Zetel zyn, een ieder volgens het ampt, 't welk hy in het Kerkelyk bestier bekleed. St. Pieters Stoel, door den tydtGa naar voetnoot(g) wonderdaadig bestant gebleeven, en zoo zorgvuldig in de groote Zaal van 't Vatikaan bewaart, zal ongetwyffelt tot het einde der eeuwen het denkbeeldt handhaven, hoedanig hy in de Kerke gezeten was.
Indien men de Mystagoguisten gelovenGa naar margenoot+ mag, geen Kerkgebruik is 'er 't welk geene verborgenheit in zich besluit. Zy meenen, dat een goed Katholyk kan met de oogen van Geloof een oneindigheit van wezentlyke waarheden ontdekken, die voor de oogen van den dierlyken Mensch onzichtbaar zyn. Deeze verborgenheden blinken over al door, 't geen betrekkelyk op het Kerkelyk bestier is. Men verzekert ons dat dit bestier, zonder de redenen uit het zuiverste van 't Christendom niets uitvoert, en zonder eenige Geestelyke oogmerken verricht. Wy wyzen de t'eenemaal Geestelyke beoogingen aan, die dienen om zaaken te rechtmatigen die menschen van een geering oordeel mogelyk als een menschelyke eigenzinnigheit zouden aanzien: met zodanig een naaukeurigheit is 't, dat men de
verw der Zetels volgens de plechtelyke gesteltheit van den Dag veranderende, beschouwen moet.
Ga naar margenoot+ Het gebruikGa naar voetnoot(a) van den Pausselyken Troon en de Bisschoppelyke Zetels met kostelyke geverwde stoffen te bekleeden,Ga naar voetnoot(b) is zeer oud. Baronius vind dit reeds in de eerste eeuwen der Kerke ingevoert. Het schynt mede dat sedert Augustinus tyden, de Prelaten zich in Stoelen plaatsten die boven anderen moesten uitmunten, en die ook ongetwyffelt gemakkelyker en sierlyker waren. Hoe het zyn mag, zeker is 't, dat de Bestierders der Kerke verhevener zaten, dan anderen, zulks zy de Vergadering konden overzien, en ook van de zelve gezien worden. Deeze beschikking is zoo natuurlyk, dat het onnoodig is zich breeder daar mede op te houden: maar echter worden we noch by de aloude Christenen gewaar, hoe den Pausselyken Troon altoos meer dan de andere Stoelen verheven is geweest, en die nu in de Kapel van zyne Heiligheit de zelfde plaats niet bekleed, dan hy eertyds in der Christen Kerken bekleedde. Hy was in 't midden van een halven omtrek der Spreekzaal, als ook het Autaar, zodanig dat de Paus het oog op't Autaar en het volk had. De Stoelen de Geestelyken waren aan weerzyden geschaart; gelyk dit blykt in de Kerken van St. Clemens en Nereus te zien, alwaar de Zetel van den Bisschop drie trappen boven de andere Stoelen verheven is, die de zelve omringen.
Laat ons noch eens aangaande den Pausselyken Zetel dit zeggen. Wy hebben gezien hoe men die met kostelyke zyde Stoffe bekleede, en wy zullen 'er noch byvoegen, dat toen de zelve van marmer was, men die door gesneeden beeldwerk opsierde. Op den Goeden Vrydag trekt men in des Pausen Stoel alle zyne prachtige kleederen uit; want zyne Heiligheit woont dien dag in een rouwen boet-gewaadt den Godtvruchtigen Dienst by, te weeten, in een grof rood wolle Koorkleedt: leggende alsdan eenigermaaten de hoogachtbaare waardigheit van Jesus Christus Stedehouderschap af, om in alle ootmoedigheit de doodt van den Zaligmaker der Waereldt te betreuren.
HetGa naar voetnoot(c) Verhemelzel word mede by de alouden in gebruik gevonden. Het verheft den luister van des Paus Majesteit. Dit Verhemelzel is byna zoo groot als dat boven 't Autaar opgerecht.
Het derde cyfergetal wyst de banken aan, aan wederzyde van de Kapel geplaatst, dienende voor de Kardinalen die de Plechtigheden van de Kapel bywoonen, hebbende roode of violette Koorkleeden aan, volgens den Dienst van dien Dag.
De Stoelen, met tapyten bekleed, die trapsgewyze verheven zyn, worden door de getallen 4. aangewezen. Hier is 't dat de Sleepdragers der Kardinalen zitten, met violette Koorkleeden aan, wanneer haare Eminentiën den Myter op zetten.
Vervolgens is dit de orde en rang, volgensGa naar margenoot+ welke het Apostolisch Hof zich in de Kapel plaatsen moet; waar van de cyfer-getallen in de nevensgaande PlaatGa naar voetnoot† ieder zyne plaats aanwyst.
5. | De eerste Kardinaal-Diaken ter rechter zyde van zyne Heiligheit gezeten. |
6. | De tweede Kardinaal-Diaken aan zyne linker zyde geplaatst. |
7. | De Kardinalen Bisschoppen. |
8. | De Kardinalen Priesters. |
9. | De Kardinalen Diakenen. |
10. | De Afgezanten der Vorsten. |
11. | De Hartogen. |
12. | De Patriarchen en noothelpende Bisschoppen. |
13. | De Gouverneur van Rome. |
14. | De Afgezanten of Kerkelyke Legaten. |
15. | De Bisschoppen van de eerste Orde. |
16. | De Bisschoppen van de tweede Orde. |
17. | De Bisschoppen van de derde Orde. |
18. | De Abten, Protonotarissen, Generaals der Orde en Biechtvaders. |
19. | De Procurators Generaal der Geestelyken. |
20. | De Waereldlyke Edellieden. |
21. | De Dienstdoende Kardinaal. |
22. | De Noothelpende Diaken en Onderdiaken. |
23. | De Noothelper van den Kardinaal. |
24. | Kapellanen van den Dienst. |
25. | Kapellanen die het water aanbrengen. |
26. | Een Credens, 't welk een soort vanGa naar voetnoot(d) tafel is. |
27. | De Sakristyn en 't Pausselyk Kruis. |
No. 19.
|
28. | Twee Geheime Kamerlingen. De Auditeur de Rota die de Myter van den Paus aanneemt, wanneer hy die afzet. Hy draagt aan den hals onder het Koorkleedt, of onder den rok, wanneer hy die aan heeft, een witte linne sluier, waar mede hy de Pausselyke Myter ophoud. Die het Kruis draagt is de laatste en heeft onder de anderen zyne rang. |
29. | De Lessenaar. |
30. | De Raadsheeren. |
31. | De Conservatoren. |
32. | Baronnen en Ridders. |
33. | De Apostolische Onderdiaken. |
34. | Eerste Auditeur de Rota. |
35. | De Meester van 't Gewyde Paleis. |
36. | Auditeurs de Rota. |
37. | Apostolische Akolyten. |
38. | Abreviateurs van den grooten Raadtkamer. |
39. | Geheime Kamerlingen van den Paus. |
40. | Deelhebbende Kamerlingen. |
41. | De Kamerdienaars of Kapellanen. |
42. | Consistoriale Advokaten. |
43. | De Pausselyke Arts. |
44. | De Sleepdragers van de Kardinalen. |
45. | Het FaldistoriumGa naar voetnoot(a) of Zetel voor den Celebrant. |
46. | De eerste Ceremonie Meester. |
47. | De eerste dienende Kardinaal - Priester. |
48. | De tweede Ceremonie Meester. |
49. | Die geen die gestelt zyn tot den dienst van de Pausselyk Kapel. |
50. | Het Koor der Muzykmeesters. |
51. | De Meester van 't gewyde Hospitaal. De Stalmeesters. De Kapitein der Zwitzers. |
52. | De Stafdragers van den Paus. |
53. | De Zwitzers. |
54. | Deeze die een Leerrede doet. |
Voor deeze Pausselyke KapelGa naar voetnoot(b) zyn 'er noch twee Klerken, eertyds Klok-Klerken genoemt. Onbekent is de reden van deeze benoeming, dan dat het gebruik der klokken in deeze Kapel van geen nut was; en alles wat men 'er van gissen kan, is mogelyk dat men hen zoo noemde, naardien zy de Schel trokken, om aan de Muzykmeesters het teken te geeven die in den zelven tydt in den Dienst moesten zingen, gelyk het mede voor de Geestelykheit van St. Pieters Kerke was. Ook zoude men hun dus konnen genoemt hebben, overzulks, wanneer zyne Heiligheit met het H. Sakrament op reis gaat, zy deeze schel laaten hooren. Dit word in een oudt Kerkgewoonte Boek van Avignon gevonden. Hoe het ook zy, wanneer in een Reistogt van den Paus de Klerken het Hoogwaardige verzellen, moeten ze in 't rood gekleed zyn: maar in de Kapel komenze in 't violet met Koorkleederen aan. Een deezer Klerken moet noodzaakelyk een Priester zyn, om van 't Paerdt geklommen zynde, het H. Sakrament vervolgens telkens naar het Autaar te draagen wanneer het vereischt word, om geduurende 's Pausen reize den dienst te doen. Insgelyks is hun mede aanbevolen het te Paerdt verzellen met een Lantaren in de handt; het Autaar te versieren; de Waschkaerssen op te steeken; de AutaartafelsGa naar voetnoot(c) te dekken; de Zetel voor den CelebrantGa naar voetnoot† te bereiden; de banken een plaats te geeven; de kussens te bezorgen; de Noothulpen te kleeden; het wierrookvat te bezorgen; het water en den wyn toe te reiken als moetendeGa naar margenoot+ in de Mis dienen, enz. Wy gelooven, dat de Lezer deeze beschryving leezende, geen vooroordeelig oordeel tegen de zorgvuldige geregeldheit zal opvatten, die in alle de geestelyke oeffeningen, die wy hier beschryven, worden waargenomen; maar wy konnen hem nochtans zeggen, dat de Godtvruchtigheit veeler menschen t'eenemaal verwardelyk voorkomen zou, indien men de minste der Kerkzeden naliet die men gewoon is geduurende hunne Godtvruchtige Handelingen waar te neemen. By voorbeeldt, mogelyk zyner Godtvruchtelingen wier Godtvruchtigheit zich vergenoegt door de verandering der verwen volgens de versierzelen, waar mede den Celebrant Dienst doet. Men kan zich het hart te lichter tot Godt verheffen, wanneer het rood de plaats van 't violet bekleed. De prachtige toestel van den Stedehouder van Jesus Christus, die geduurende zyn verblyf op Aarde, de nederigste aller menschen is geweest, treft eenige anderen. Een Autaar met zyne versierzelen bekleedt; een Priester in zyn Plechtelyk gewaadt en optooizel, en alle
verdere Plechtigheden dienende om de Mis te zeggen, bereiden ons tot de grootste aller verborgenheden. Men word dit zoo wel gewoon, dat men aan de verborgenheden niet eens denkt, indien de Priester niet plechtelyk gekleed is, of indien eenige Plechtigheden vergeeten worden. Zoo het gebruik van als DervischGa naar voetnoot* zich te keeren en wenden, of deeze die met hun Lichaam eenige morgen Landts afmeeten, gelyk zekere FaquirsGa naar voetnoot† van den Mogel uit Godtsdienstigheit doen, sedert eenige eeuwen in den Christen Godtsdienst ingevoert was, is 't wel te vermoeden dat men 'er zich zoude konnen toe gewennen. De gewoonte baart dat men met achting het kleedt van een Monnik of Priester aanziet, en met verachting de Zwitzersche wyde broeken; indien de eerbiedt en achting voor zodanige broeken stantgreep, gelyk die voor een Franciskamer Monniks rok, of voor het Koorkleedt eens Priesters: vondenwe zekerlyk groote verborgenheden in des Zwitzersch broek. By voorbeeldt, de breette zoude ons de uitgestrektheit der Geestelyke Deugden konnen verbeelden, en de veelheit der plooijen die 'er de Zwitzers aangeeven, zouden het eindeloos getal der Geestelyke plichten aanwyzen. Hunne schikking zou de orde aantoonen die men in de vervulling waarneemen moet, enz.
- margenoot+
- De inwendige gesteltheit van de Paus selyke Kapel beschreven en in welk een Orde die gehouden word.
- voetnoot(a)
- Deeze beschryving is in 't 126. C. van zyn Boek te vinden.
- voetnoot(b)
- Suggestum sive Thalamus locus elevatus ubi sedes Pontificis ampla, Solium sive Thronum dicta &c.
- voetnoot(c)
- Septum
- voetnoot(d)
- Togati Curiales.
- voetnoot(e)
- Cancelli.
- voetnoot(f)
- Cubicularii Togati.
- voetnoot(g)
- Faldistorium, of een armstoel. Men zegt dat deeze draagzetel die tot de bediening van den Bisschop behoort, zyne waardigheit verbeeldt, en zyn vermogen nevens de achting die men hem verschuldigt is. Wy zyn den geleerden Casalius dit naaukeurig onderzoek schuldig, die over de Kerkzeden der Christen Kerke gehandelt heeft. Hy is 't mede die in het afbeeldzel van den Bisschoppelyken stoel de onafhankelykheit der Kerke gevonden heeft. Hy geeft ons te kennen dat deeze stoel geen leuning noch steunzel heeft, en daar uit besluit hy, dat deeze stoel de Kerk verbeeldt, geen zichtbaar steunzel hebbende. Te weten dat die volgens de meening van deezen Prelaat, geenzins van de menschen afhangt, en dat die volstrekt niet dan 't gezag van Jesus Christus Heere det Waereldt moet erkennen, die vervolgens zyn tydelyk Ryk aan St. Pieter en zyne Opvolgers heeft afgestaan.
- voetnoot(h)
- De Lampen en Waschkaerssen, die de Godtsdienstige verborgenheden verlichten, hebben dikmaals oly en wasch voor verscheiden mirakelen verschaft, zoo Caselius in zyn boek van de Kerkzeden der aloude Kerke getuigt. De Duivelen zyn'er door verdreeven, de dooden door opgewekt en de kranken geneezen. Deeze Prelaat verzeekert ons mede, dat het licht der waskeerssen het zinnebeeldt van 't Euangeli licht is, 't welk de duisternisse van de ongelovigheit en d' onweetenheit verdryft. P. Bonanni die ons de stoffe deezer beschryving verschaft, haalt een plaats van Macri aan, waar uit men besluiten kan, dat de zeeven Kandelaars den Bisschop te kennen geeven, dat hy met zeven gaven des H. Geestes moet versiert zyn, en deeze gedachte is, zoo hy meent, zoo veel te rechtmatiger, als de Kerken Vaders die ten opzicht van den Mozaischen Kandelaar hebben gehad.
- margenoot+
- Welk een geestelyk en zin men uit het gebruik der waschkaerssen trekt.
- voetnoot(a)
- Piscara Praxis Ceremoniar. pag. 29.
- voetnoot(b)
- Idem. ibid.
- margenoot+
- Van hoedanig een gebruyk het Kruis op de Autaren is, aangemerkt.
- voetnoot(c)
- Zie Bonanni C. 126. van zyn Hier. Eccles.
- voetnoot(d)
- Bonanni. ibid.
- voetnoot(e)
- Si Altare inhaereat parieti. Piscara. L. 2. C. 3. Prax. Cerim.
- voetnoot(f)
- Idem. ibid.
- voetnoot(g)
- Deeze Stoel diende St. Pieter in Pausselyke Bedieningen. Hy werd van Antiochie naar Rome overgebragt, en is ruuw uit houdt gemaakt: maar vervolgens hebben 'er eenige Godvruchtige Konstenaars kleine ivore afbeeldzel aangevoegt. Men bewaart mede noch de Stoel van Paus Stephanus, die van marmer is. Paus Innocentius den XII. heeft die aan den Groot Hertog van Toskanen vereert; en is tegenwoording te Pisa. Bonanni Hierarch. Eccles. C. 120.
- margenoot+
- Waarin de verborgenheden deezer plechtigheit bestaan, aangeweezen.
- margenoot+
- Hoe en waarom de Pausselyke Zetels moeten verheven zyn.
- voetnoot(a)
- Bonanni Hierarch. C. 126.
- voetnoot(b)
- De Pausselyke of Bisschoppelyke Troon was eertyds meer of min rykelyk versiert, na dat het vermogen der Kerspels bestond. Het scheen dat in de eerste eeuwen het gebruik was, deezen Troon met fyn Lynwaadt te bekleeden. Zie Bonanni C. 126. van zyn Hierarch. Eccles.
- voetnoot(c)
- Dit Verhemelzel is vierkant en bestaat uit kostelyke zyde Stoffe. Men spreid het boven het Autaar en den Pausselyken Zetel uit. Wat de kleur aangaat, die word volgens de plechtigheit van den gevierden dag geschikt.
- margenoot+
- In welk een orde en rang de Kapel gehouden word.
- voetnoot†
- Verbeeldende de Pausselyke Kapel.
- voetnoot(d)
- Deeze Credens-tafel word in 't Italiaansch Credenza genoemt; behalven deeze is 'er een aan weerzyde van 't Autaar indien het de plaats toelaat. De grootte deezer gerechttafelen is zodanig niet bepaalt, dat men die niet zou konnen veranderen. Dusdanig is haare gesteltheit; men dekte met een fyn, wit en schoon Tafelkleedt, zich over de geheele tafel tot op den grondt uitstrekkende. Op de Tafel nevens het Epistel, zet men alles 't geen noodig voor 't plechtgebruik is: maar geen beeldt. De Tafel ter zyden het Euangeli, dient om 'er de Gewyde Vaten op te zetten. Piscara Prax. Sacr. Cerim. L. 2.
- voetnoot(a)
- Aan den Akolyt is de zorg van deezen Stoel aanbevoelen; en alzoo de wetenschap van die een bequaame plaats te geeven, en op zyn tydt te verplaatsen, een verstanding en krachtig man vereischt; moet men vooral om een bequaamen Akolyt te verkiezen wel bedacht zyn. Dus is 't dat Piscara Prax. Sacr. Cerem. L. 1. C. 14. zich uitdrukt.
- voetnoot(b)
- Dus spreekt P. Bonanni doorgaans in 126. C. van zyn Hierarch. Ecclesiast.
- voetnoot(c)
- Zie de voornoemde Bonanni in zyne Hierarch. Ecclesiast.
- voetnoot†
- Of Mis doende Priester.
- margenoot+
- Welk een dienst de Klerken waar te neemen hebben.
- voetnoot*
- [De Turksche Geestelyken worden Dervis of Dervisch genoemt; zy mogen, wanneer het hen behaagt, trouwen; anders voerenze een kuisch leeven, met een strenge tucht verzelt.]
- voetnoot†
- [De Faquiers zyn zeeker omzwervende Godtvruchtelingen in Indiƫ, die een ongemeene en ongelooflyke boete doen. Zy gaan Winter en Zomer naakt, slapen op de Aarde, waar over zy een weinig asse strooijen. Daar zyn 'er die eenige jaaren doorbrengen zonder datze zich nacht noch dag te slapen leggen: maar rusten alleen op een gespannen touw; andere begraaven zich negen of tien dagen zonder eeten noch drinken in een kuil; weder anderen houden de armen zoo lang naar den Hemel uitgestrekt, dat ze die niet weder konnen laaten zakken; noch andere leggen vuur op hun hoofdt en laaten 't tot aan 't gebeente doorbranden. Eenige wentelen zich gansch naakt over doornen distelen. Furetiere.]