Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
(1727)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 205]
| |
[Tweede stuk]Voorbericht aan den Lezer.IN dit tweede Stuk van 't eerste Deel deezes Werks van de Godtsdienst-plichten, Keekzeden enz, draagen wy den Lezer een Beschryving voor van alle de Plechtigheden by de Roomsche Kerke in gebruik. In 't algemeen zynze prachtigGa naar voetnoot(a) en vol van verborgenheden. Geene zyn 'er waar van een Mystagogisch SchryverGa naar voetnoot(b) de reden en noodzaakelykheit niet bewyst, door boeken die hy gelooftGa naar voetnoot(c) van een gelyk gezag met die der Apostolische Boeken te wezen: Nochtans zyn die in alle Landen van den Roomschen Godtsdienst niet eveneens in gebruik. In Italië, by voorbeeldt, heeft men 'er in gebruik die in Vrankryk en andere Landen onbekent zyn of waar op geen acht geslagen word. Wy hebben die, zoo veel ons mogelyk was, alle naaukeurig byeen verzaamelt: Indien 'er in weerwil van onzen vlyt eenige overgeslagen zyn: gelieve de Lezer te weeten, dat deeze Plechtigheden byna zonder tal bevonden worden, zulks dat de Priesters zelfs den omslag van alle der Christenen Ceremoniboeken niet konnende bevatten, genoodzaakt zyn hunnen toevlucht tot de Boeken te neemen om 'er zich naar te voegen volgens de regels daarin vervat, en die eindelyk door alle de omstandigheden die de Roomsche Kerkzeden verzellen, een zeer moeielyke beschryving zoude maaken. Wanneer men toestaat dat de Plechtigheden eene verborgenheit insluiten, moet men ze noodwendig den Christenen als uitwendige Godtsdienstige handelingen voordraagen. Wy zullen die, mat alle ontzag die de zelven verdienen, beschryven. Wy zullen ons wachten, dingen die Heilig en door in wying eerwaardig geworden zyn, te ontheiligen, en waar aan zich den Volke in den Godtsdienst sedert langen tydt verbonden heeft. Voor 't overige moet men voor de zelven alle achting hebben die men aan hoogbejaarde mannen schuldig is; men moet hunne zwakheden, die de hooge jaaren onderhevig zyn, inschikken. Het onderscheid dat men 'er nochtans in vind, is, dat de hooge Oudheit deezer Kerkzeden noch ongemeen krachtig zy. Zy is veele eeuwen bestand gebleeven; zy heeft van goeder handt een krachtige Inzetting overgeërft, en echter zou een weinig gematigde kracht genoeg zynGa naar voetnoot(d) haar van alle noodige onderhoud haarer eerste bestaanlykheit te berooven. Nochtans word vereischt dat men deeze PlechtighedenGa naar voetnoot(e) den Volke toe- | |
[pagina 206]
| |
staat; en laat ons onderstellen dat de Godtsdienst zonder dezelve niet dan een schraal en mager lichaam schynt te zyn. Dit denkbeeldt is te eenvoudig: maar heeft het Volk geen hoogdravener gedachten over dit onderwerp? Zodanig een Godtsdienst is immers een prachtig gebouw, waaraan zeer gemeene en weinig waardige deelen verknocht zyn die met het uitmuntend gestel geenzins overeenkomen. Maar wat gaat 'er mede een verhevenheit by verzelt, die t'eenemaal boven het bereik van middelmatige verstanden is, konstiglyk verzonnen en waarvan het gewrocht zoo uitneemend is, dat men vernuftig genoeg zyn moet om het te begrypen? Mannen van oordeel hebben 'er zich niet min dan den gemeenen man aan verbonden. Gelukkig zyn de menschen die hun gemoedt opbeuren om het verhevene en 't verborgene van den Godtsdienst te betrachten, en hunne zielen van de noodelooze en belang-hebbende dingen die t'eenemaal stoffelyk zyn, ontslaan! Maar weinige neemen dit in acht; want eenige zouden wel besluiten deeze stoffelykheden af te schaffen, die andere nochtans willen gehandhaaft hebben. Van alle de deelen die dit ons groot Werk uitmaaken, munt 'er het voornaamste van uit, 't geen men met de misdaadt van zamenraaping zou konnen beschuldigen; 't welk in de Geleerde Waereldt niet min dan voor een rovery word aangezien. Wy bekennen te openhartiger deeze misdaadt. Wy hebben ons dikmaals genoodzaakt gevonden de uitgebreidenheit eeniger Schryveren op te volgen, en zulks zonder eenige omzichtigheit noch bewimpeling. De zaaken waren aan onze goedkeuring gestelt; de noodzaakelykheit gaf 'er ons aanleiding toe, en wy hebben 'er ons van bedient. De Lezer gelieve in acht te neemen, dat het in 't stuk van Godtsdienstige Kerkplichten van de uiterste aangelegenheit is, zich gelyk de Oorspronkelyke Schryvers in 't beschryven van de zelve, buiten opspraak te houden. Verre zy het van ons, dat we ons eenige eere over dit onderwerp zouden willen aanmatigen, zelfs staan we van 't oorspronkelyk recht af over de Aanmerkingen waar mede wy de beschryving verzelt hebben. Zodanige pronkery van een behendigen, welgeslaagden en smaakelyken omzwier, laaten we anderen over. Men berooft, een verschooven en byna in 't vergeetboek geraakten Schryver ongestraft, zonder dat zich iemandt verwaardige hem het geroofde weder te vergelden: en hoe zoude een Schryver zodanig een verongelyking niet onderworpen zyn? In onze dagen ontziet men zich niet de doorluchtigste SchryversGa naar voetnoot(a) voor 't oog der Geleerde Waereldt te berooven. Wy zwygen van de behendige dievery, die steelsgewys zoo veel mogelyk zy eens anders gedachten voordischt; en om alles met een woordt te zeggen, het grootste gedeelte der Boeken vertoonen zich in een omgekeert gewaadt, en de bequaamste t'zamenflanssersGa naar voetnoot(b) weeten ze zoo behendig aan een te flikken, dat ze door de naaukeurigste kenners voor nieuwe Werken worden aangezien. |
|