Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXIX. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 196]
| |
scheiden Missen aan te haalen die in verscheiden Kerken van 't Westen zyn in gebruik geweest, vermits 'er niets dan eenige stukken of overblyfzels van 't meerendeel overig zyn. Wy zullen ons alleen vergenoegen te toonen, dat de Roomsche Mis zich eertyds weinig verder dan Rome uitstrekte, en dat zelf in Rome eenige verandering is voorgevallen, nademaal de tegenwoordige Mis die men meent volgens het aloude Roomsche Kerkgebruik te zyn, geenzins de aloude Roomsche Mis in haar geheel zy: maar alleen een, die verkort is. Ga naar margenoot+ Om met Italië te beginnen; de Kerk van Milaan heeft een Mis gehad, en een Kerkdienst t'eenemaal met die van Rome verschillende, waar van tot nu toe noch een gedeelte in wezen gebleeven is. Men noemt die gemeenlyk de Kerkdienst volgens het gebruik van Ambrosius, om die van den Roomschen Kerkdienstte onderscheiden. Eenige Schryvers die over deeze Ambrosiaansche Mis geschreeven hebben, teekenen teffens aan waarin het verschil met Rome bestond. Walafridus Strabo heeft gemeent dat'er Ambrosius de Insteller van was, en dat hy die op een byzondere wyze schikte, zoo wel voor zyne Milaansche Kerke, als voor alle de andere van zyn Bisdom. Maar waarschynlyk is 't, dat zelfs voor Ambrosius, de Kerk van Milaan een verschillende Kerkdienst met deezen van Rome had, en niet min dan de andere Italiaansche Kerken, die men gemakkelyker tot den Roomschen Kerkdienst overhaalde dan deezen van Milaan, die onder den naam van Ambrosius stant greep. Ga naar margenoot+ In Rome zelf vond men een groote verscheidenheit van Kerkdiensten, gelyk Petrus Abalard heeft aangeteekent. Alleen, zegt deezen Schryver,Ga naar voetnoot(a) was 't de Kerk van Lateraanen die in zyn geheel de aloude Kerkdienst van Rome bewaarde; alle de andere Kerken verschilden onderling. Radulf van Tongeren heeft mede aangemerkt, van den Roomschen Kerkdienst spreekende,Ga naar voetnoot(b) dat 'er twee soorten te Rome waren, een lange en een korte; en dat de laatste, die verkort was, in de Pausselyke Kappel geoeffent wierd, daar de andere eigentlyk voor den Roomschen Dienst bleef. Hy voegt 'er vervolgens by, dat de Amptenaaren van den Paus deezen Kerkdienst veranderden en verkortten naar zy 't goed vonden, en als best met het gemak van den Paus en Kardinalen overeenquam, en dat de Minderbroeders deezen verkorten Dienst aannaamen, om daar in met het Hof van Rome overeen te komen. Zy meenden zoo 't scheen hier door den regel te voldoen, die hen hunnen Patriarch had nagelaaten, om de Roomsche Orde te volgen. Eindelyk merkt de zelve Schryver aan, dat Paus Nicolaas de III. deeze aloude Roomsche Kerkdienst t'eenemaal afschafte, waarin de waare Dienst van Rome bestond, om die der Minder-Broederen gezag te geeven; om deeze reden stelde men dan, nieuwe Misboeken en andere Kerkdienst-Boeken in de plaats der alouden in, die men tegenwoordig den Roomschen Dienst noemt; daar het schynt dat men die veeleer den Dienst der Franciskanen noemen moest. De Gaulen hebben mede hunne byzondereGa naar margenoot+ Kerkdienst gehad, waar van eenige Brieven van Hieronimus en van verscheide Pausen gewag maaken; en voornamentlyk was 't daar ter plaatse dat Karel de Groote en zyne Troonvolgers al hun vermogen in 't werk stelden, om 'er den Roomschen Dienst in te voeren. Paus Adriaan zond aan den voornoemden Karel het Boek, 't welk men gemeenlyk het Sacramentarium van Gregorius noemt, waarom de Keizer had verzocht, om de Mis en andere Kerkdiensten volgens het Roomsch gebruik in te voeren. Pepyn had mede te vooren krachtig, over 't zelfde voorneemen gearbeidt. De Abt HilduinGa naar voetnoot(c) geeft aan Dionys, dien hy de Areopagiter noemt, bericht van den oorsprong der Mis, die in Vrankryk in gebruik was, voor dat men ze in de Roomsche Kerkdienst ingelyft had: maar zonder dat het noodig zy deeze oorsprong na te speuren, is 't buiten geschil dat in dit gedeelte van Gaulen, 't welk men nu Vrankryk noemt, weleer een soort van byzondere Mis is geweest van die van Rome verschillende; en de zelfde Abt Hilduin aan den Keizer Lodewyk schryvende, maakt van zekere zeer oude Misboeken ten gebruike der Gallikaansche Kerke gewag, waar van men zich bediende voor dat de Roomsche Kerkgewoonte in deeze Kerk was ingevoert. De Mis die Matthias Flaccus Illyricus in 't Jaar 1557. te Staatsburg liet drukken, is by veele Schryvers de Mis van de Gallikaansche Kerk geacht geweest; maar de Kardinaal Bona heeft gemeent door veele redenen het tegendeel te doen blyken, en te toonen dat deeze Mis gansch afgeweeken was, van 't geen de aloude Schryvers aan de Mis hebben toegeëigent, 't welk eigen aan de Fransche Kerken was. Hy geloofde, wat meer is, dat de Mis die men eertyds de Gallikaansche noemde, ontsprooten is uit de Mis | |
[pagina 197]
| |
die te Toledo en in gansch Spanje in gebruik was, zynde niets anders dan deeze die men nu noch Mosarabische noemt: maar hy brengt vervolgens niet dan gissingen by, die alleen bewyzen dat deeze twee Missen, in veele dingen zouden overeenkomen. Ga naar margenoot+ Men kan niet twyffelen dat 'er in Spanje geen byzondere Mis zoude zyn geweest, en in alle de plaatsen die eertyds onder het gebiedt der Gotthen waren; nademaal deeze Mis nu noch in wezen is. Alhoewel Gregorius de VII. byna in gansch Spanje de Roomsche Mis invoerde, zoo heeft hy nochtans niet konnen hinderen, dat eenige Kerken in Spanje de aloude behouden hebben, en onder anderen die van Toledo en Salamanca, alwaarze nu noch in gebruik is. De Spanjaards betoonden een grooten yver voor de handhaving hunner aloude Kerkgebruiken, en insgelyks een krachtige stantvastigheit om de Roomsche Kerkdienst van de handt te wyzen. De Arragonneezen waren de eersten die de zelve onder den Paus Alexander den II. aannamen, die daar over een Kardinaal als Afgezant naar Spanje zond.Ga naar voetnoot(a) Sancius Koning van Arragon, toen hy Koning van Navarra door toedoen van Paus Gregorius den VII. geworden was, bragt zoo veel te weeg, dat ze mede in Navarra wierd aangenomen, eveneens gelyk de Mis en andere Kerkdiensten volgens het Roomsch gebruik reeds in Arragon waren ingevoert: 't welk mede by de Brieven door Gregorius de VII. aan den Koning Sancius en andere Spaansche Koningen geschreeven, genoegzaam blykt. Alfonsus Koning van Kastilië liet zich niet licht op de krachtige aanzoekingen van deezen Paus beweegen. Het Kastiliaansche Volk weigerde mede de Roomsche Mis aan te neemen: en de Koning zelf zou 'er nooit in bewilligt hebben, indien hem de Koningin, die van Franschen afkomst was, alwaar de Roomsche Kerkgewoonte had stant gegreepen, door krachtige aanzoekingen niet had overgehaalt. Den Spanjaarden ontbreeken noch Historiën, noch Wonderwerken om hunne aloude Gotthische Mis te doen gelden: maar alzoo ons deeze Historiën naar Verdichtzelen ruiken, oordeelen we onnoodig te zyn, die alhier te verhaalen. Alleen staat aan te merken dat deeze Spaansche Mis de zelfde is, in den druk van de Bibliotheek der Oudvaderen onder den naam Missa Mosarabum te vinden, dat ze dus is genoemt, vermits de Arabiers eertyds Spanje overheert hadden. Men noemde toen de Christenen van dit Landt Mosarabiers, te weeten; vermengde Arabiers. Ga naar margenoot+ Het zoude onnoodig zyn ons noch verder over deeze verscheidenheit der Missen en andere Kerkdiensten uit te breiden, die zoo wel in andere landen waren ingevoert, als in deezen die wy nu hebben aangemerkt. Het Gewest 't welk wy nu Engelandt noemen, had reeds zyne Diensten en verscheiden Kerkgebruiken lang te vooren eer Gregorius om deeze Volkeren te bekeeren, Augustinus derwaarts zond. Want Augustinus is de eerste niet geweest die het Euangeli den Engelsen verkondigde, zulks toen dit Landt onder den naam van Brittanje was bekent. Augustinus heeft 'er het Christendom niet dan in een zekere Landstreek ingevoert, hebbende reeds lang te vooren een groot gedeelte van dit Eilandt de zelve omhelst. Hoc in Ecclesiis tuis faciant, zegt Hieronimus in een zyner Brieven, quod Romae, sive quod in Oriente, quod in Italia, quod in Cypro, quod in Africa, qoud in Illyrico, quod in Hispania, quod in Britannia. Alle de Kerken in 't algemeen die de Roomsche Kerk voor hunne Moeder erkenden, quamen in de Mis noch in andere Kerkdiensten met haar niet overeen. De Bisschoppen der voornaamste Kerken maatigden zich de vryheit aan de Kerkdienst te vermeerderen of te verminderen volgens hun eigen goedvinden, en somtyds zonder gezag van eenig Concilie. Men sloeg geen acht op de besluiten van Karel den Grooten en van zyne Troonvolgers, die de gelykvormigheit van den Kerkdienst in hunne Staten hadden vast gestelt, vermits men 'er allenks wederom iet in veranderde. De Geestelyken, vooral, die zich gemeenlyk meer inbeelden dan 't gemeene gros der menschen, wilden zich mede door een byzonderen Dienst afzonderen: 't welk zoo verre ging, dat eindelyk Paus Sixtus de V. genoodzaakt werd te Rome een Vergadering te beroepen die men De' riti noemt, om deeze nieuwe Kerkdiensten te doen onderzoeken, die dagelyks vermeerdert wierden, om 'er den aanwas in 't toekomende van voor te komen. Zedert is men verplicht geworden voortaan goedkeuring van deeze Vergadering der Rites te verzoeken, om hunne nieuwe Kerkdiensten gezag te geeven. Niet tegenstaande alle deeze veranderingenGa naar margenoot+ die van weinig aangelegenheit zyn geweest, zoo kan men zeggen dat het weezen van de Mis in de Westersche Kerke altoos in den zelven staat is gebleeven, en dat de Latynsche Missen altoos meer overeenkomst met de zelve hebben gehad, dan met de Liturgiën der Oostersche Kerken, die alle, gelyk reeds getoont is, het Ge- | |
[pagina 198]
| |
bedt 't welk men de Aanroeping van den H: Geest noemt, ingelyft hebben, en in de Latynsche Mis niet gevonden word; ten zy men zeggen wilde dat u in deeze bewoording van 't gebedt te vinden waren: Quam oblationem tu Deus in omnibus quaesumus benedictam, adscriptam, ratam, rationabilem, acceptamque facere digneris, ut nobis corpus & sanguis fiat dilectissimi Filii tui Domini nostri Jesu Christi. Het dunkt ons dat dit Gebet het zelfde is, als 't welk de Christenen van 't Oosten de Aanroeping van den H: Geest noemen. Al het onderscheid bestaat in 't geen, vermits de Mis der Oostersche volkeren eenigen tydt na de uitgesproken woorden: Dit is myn Lichaam, volgt, en vervolgens: maar in de Latynsche Mis gaat ze voor, en dit komt beter met het gemeen gevoelen, 't welk meest in de Schoolen word aangenomen, overeen, overzulks de Heiliging voornaamentlyk in deeze woorden bestaat, die wy hebben uitgedrukt; daar anders de Oostersche Volkeren gelooven dat ze niet worden uitgesproken, dan als Historisch, van 't voorgevallene toen onzen Heilandt het laatste Passcha met zyne Apostelen hield. Hierom is 't dat ze vervolgens weder hun gebedt den H: Geest voordraagen, op dat het Broodt en den Wyn in 't Lichaam en Bloedt des Heeren veranderen mogt. [Alhoewel dit door de Grieken in 't Concilie van Florence dus is uytgedrukt, die belyden te gelooven dat deeze woorden: Dit is myn Lichaam, deeze Heiliging uitwerken.] | |
[pagina 202]
| |
Einde van 't Eerste Deels Eerste Stuk. |
|