Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXVIII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 188]
| |
vervolgens dit broodt en men deelde het alle den geenen uit die de plechtigheit bywoonden, waar by de Priester of Oudste den Voorzitter was, eveneens als onder de Jooden de Vader des huisgezins of de bequaamste van 't gezelschap het broodt en vervolgens den wyn in den kelk zegende, nadat hy van 't een en 't ander genuttigt had, en het overige den geenen omdeelde die met hem aan de tafel waren. Niet te twyffelen is 't of onzen Zaligmaker heeft zich in 't Paasche houden met zyne Discipelen, door de Euangelisten beschreeven, bedient van het gebruik der Jooden wanneer hy het Broodt en de Wyn Zegende of Heiligde, ten dien tyde in het vieren van 't Paaschfeest waargenomen. Hy heeft zich van Gebeden, Zegeningen en Dankzeggingen bedient eveneens als waarvan zy zich in het Plechtgebruik van 't Paaschlam bedienden, 't welk zy de Heiliging of Inwying van 't Paaschfeest noemden. Derhalven belast hun den Heilandt altoos ter zyner gedachtenisse deeze Plechtigheit in acht te neemen, gelyk de Jooden het Paaschfeest ter gedachtenisse van hunnen uittogt uit Egipte vierden. En 't geen deeze twee Plechtigheden noch gelykvormiger maakt, is, dat het Paaschfeest der Jooden de verbeelding is van 't geen in den uittogt van Egipte voorviel, wanneer zy t'eenemaal uit hunne slaverny verlost wierden. Insgelyks behelsde den Dienst van de Liturgie onder de Christenen de voornaamste Bedieningen van hunnen Godtsdienst, inzonderheit van de Doodt en Opstanding onzes Heilandts, die hen van de slaverny der zonde heeft verloft. Dit is 't geen men in alle de werken der Grieksche Schryveren kan aanmerken die over de Liturgie geschreeven hebben. Behalven de gebeden, loftuitingen, zegeningen en dankzeggingen, waarin eigentlyk de Liturgie bestaat, leeft men het Euangeli en 't Epistel, 't welk eertyds met iets van de Profeten en Psalmen verzelt ging, waarvan noch eenige merktekenen in de Mis overgebleeven zyn, die zynde sedert eenigen tydt verkort, men niet behouden heeft dan zekere verzen der Psalmen die men eertyds geheel op zong of opzeide. 't Welk men tegenwoordig Antiënna noemt, is afkomstig van 't aloude gebruik van den geheelen Psalm te zingen daar nu deeze Antiënne niet dan uit een vers bestaat. Het woordt Antiënna heeft zynen oorsprong van het Grieksch Antiphona, nademaal men deeze Psalmen beurtsgewyze in de Vergadering opzong. Om deeze reden is 't mede dat men in de Mis zekere verzen der Profeten en van andere Bybel-Boeken vind, nademaal de Verkorters van de Mis niet dan een gedeelte van een lange redeneering behouden hebben. 't Welk klaarlyk in de AntiënnaGa naar voetnoot* die men 't Offerdeel der Mis noemt, blykt, en naar gewoonte niet bestaat dan in een vers of twee van eenigen Psalm: daar men in den beginne de geheele Psalm zong, terwyl het Volk offerde. Men moet nochtans aanmerken dat de lezing van de Boeken des Nieuwen Testaments, van het Euangeli, de Apostel-Brieven, en het gezang zelfs der Psalmen, geene zonderlinge zaaken zyn aan den Dienst van de Mis verknocht: maar telkens als de eerste Christenen vergaderden, verzuimdenze nooit deeze lezing te doen, gelyk uit de Brieven van Paulus en uit de Werken der Oudvaderen blykt. Men kan niet twyffelen, als elders is gezegt, dat deeze gewoonte uit der Jooden Synagogen voortgekomen zy, alwaar men naaukeurig de lezing van de Wet en van eenige Schriftuurplaatsen der Profeten deed. Blykbaar is 't mede, dat de gewoonte van 't Epistel en Euangeli leezen op den lessenaar mede zynen oorsprong heeft van 't geen in deeze Synagogen geschiede, alwaar de Lezer op een weinig verheven plaats Lessenaarsgewyze gemaakt, zyne lezing verrichte. Eindelyk wegens de weinige achtgeeving over de aloude manier van de Liturgie te oeffenen, naar datze in de Schriften van Justinus den Martelaar en andere eerste Kerkenvaderen gevonden word, zal men ontdekken dar het voornaamste deel van de gebruikelykheden afkomt van die die in der Jooden Synagogen wierden waargenomen, en die de Apostelen in de eerste Christen Vergaderingen hebben onderhouden. Maar de tydt | |
[pagina 189]
| |
heeft 'er eenige verandering aan toegebragt, en zulks verschillende naar de verscheidenheit van plaatsen, 't welk nochtans niet belet dat alle de verscheiden Liturgiën die door de geheele waereldt zyn verspreidt, niet in wezen zouden overeenkomen en in 't geen de voornaamste grondt der Liturgie maakt. Laat ons nu tot het onderzoek van deeze onderscheidenheit der Missen of Liturgiën overgaan. Ga naar margenoot+ Men kan de Liturgiën in 't algemeen verdeelen in Oosterlyke en Westerlyke. Onder den naam van Oosterlyke Liturgiën kan men begrypen de Liturgiën der Grieken en Melchiten,Ga naar voetnoot† den oorspronk van alle anderen van 't Oosten zynde; die der Chaldeên of Syriers, 't welk de Nestorianen, Jakobiten en Maroniten zyn; die der Kopten of Egiptische Christenen, en die der Etiopers; die der Armeniers, in 't oud-Armenisch geschreeven; die der Iberen of Georgianen en Mengrelianen in hunne Landtaale geschreeven; die der Albaneezen, Sclavonen en Moskoviten, waarby men de Circassen en andere Tartarische Christenen voegen kan. Waar uit de groote uitgestrektheit der Christen volkeren genoeg te oordeelen is, die tegenwoordig noch de Oostersche Kerkzeden in 't wezen hunner Liturgiën volgen. Ga naar margenoot+ Deeze verschillende Kerkgewoontens onder de Christenen van 't Oosten en Westen aangaande de Liturgie, bestaat voornamentlyk in een zeker Gebedt, 't welk de Oosterlingen de aanroeping van den H. Geest noemen, en waarin, zoo zy meenen, voor een gedeelte de Heiliging van 't Broodt en den Wyn bestaat, en niet in deeze woorden alleen: Dit is myn Lichaam enz. Dit gebedt of deeze aanroeping word byna met de zelfde bewoording in de Liturgiën aller Volkeren gevonden, reeds genoemt; daar naaulyks een der Latynsche Missen, by de Westersche Kerke in gebruik, iet daar van behelst. Onder den naam der Latynsche Missen begrypen we mede de Kerken die haare Kerkzeden met die van Rome hebben ingelyft. Een gedeelte der Sclavonen, by voorbeeldt, die langs de grenzen van Dalmatië woonen, hebben de Roomsche Kerkdienst in 't Sclavonisch overgezet, en 'er hunne Liturgie mede vergeleeken. De Grieken wat meer is, die onder de Latynsche Bisschoppen behooren, hebben mede eenige verandering in de aloude Liturgiën ingevoert. Insgelyks kan men van de Liturgiën der Maroniten, van een gedeelte der Nestorianen Armeniers zeggen, die mede hunne Liturgiën verandert hebben, om de Mis der Latynen nader te komen: maar 't is zeer moeielyk deeze veranderingen te ontdekken, de zelve vergelykende met de andere Liturgiën der zelver Volkeren, en alles te onderscheiden 't geen aan de gewoonte der Westersche Kerke behoort. Wat de eerste Schryver en uitvinder vanGa naar margenoot+ de Liturgie aangaat en de taal waarin ze 't allereerst geschreeven zy, men heeft over dit onderwerp wel veel te zeggen gehad: doch met geen blyk van waarheit verzelt. Bewyslyk is 't dat alles 't geen men van de Liturgie heeft, zynen oorsprong den Grieken verschuldigt is; want het zyn Grieksche uitdrukselen en die schynen mede uit het Grieksch overgezet te zyn. Derhalven moet men zich niet inbeelden, dat de Apostelen de Liturgie zodanig die nu met bewoording en spreekwyzen verzien is, in gebruik hebben gehad, naardien die in de eerste eeuwen der Kerke buiten gebruik waren. Maar op de aanmerking die wy hier over maaken, dat alle de Liturgiën uit het Grieksch schynen overgezet, kan men dit gevolg trekken, dat de Grieksche Kerken de eersten zyn geweest, die de Liturgiën hebben t'zamengestelt, waarna die der andere Christen volkeren vervolgens zyn geschikt. 't Is zelf zeer waarschynlyk, dat de Apostelen in de eerste Vergaderingen de Liturgie in 't Grieksch hebben laaten geschieden, nademaal de Grieksche Taal toen in 't Ryk meer uitgebreid was, en dat veele de zelve in Rome verstonden; behalven dat men in de eerste Kerken door de Apostelen gesticht, het meerendeel Grieksch sprak; en dit is de reden waarom zy nooit aan de Gelovigen en zelf die te Rome waren, dan in deeze taal geschreeeven hebben. Men kan 'er dit noch byvoegen, dat in de eerste Christen Vergaderingen de lezing van 't Nieuwe Testament in 't Grieksch geschiede, voor dat ieder Landaart die in zyne taale had overgezet, en wy meenen ook dat men 'er de Psalmen in de zelve Taal zong of opgezegt heeft, en in deezen tydt voornamentlyk als men de Grieksche vertaling der Zeventigen in de meeste Synagogen las. Waar is 't dat de moedertaal van deGa naar margenoot+ meeste Apostelen de Syrische Taal was, en dat die van Jeruzalem nevens andere na- | |
[pagina 190]
| |
buurige plaatsen waarschynlyk de Bybel in 't Hebreeusch in hunne Synagogen lazen: maar dit bewyst voornamentlyk anders niet als dat eenige der eerste Christenen de Liturgie in de Chaldeeusche of Syrische taal geoeffent hebben, en dat de lezing van de Profeten en opzegging der Psalmen in hunne Vergaderingen in 't Hebreeusch wierd gedaan. 't Welk echter het tegendeel is, indien en men 't met alle de andere plaatsen alwaar de Grieksche Taal in gebruik was, vergelykt. Wat meer is, men had toen de Liturgiën noch in 't Syrisch noch in 't Hebreeusch geschreeven, gelyk eenige Schryvers zich hebben ingebeeldt. Niets ongegronder is 'er dan 't geen deeze Schryvers waanen, dat Petrus en eenige andere Apostelen de Mis in 't Hebreeusch voltrokken: want sedert een langen tydt was de Hebreeusche Taal onder de Jooden niet meer in gebruik geweest. Paulus is 't die ons zegt dat in de eerste Christen Vergaderingen de Liturgie en andere gebeden in eene taal wierd gedaan die den geenen verstonder die de Vergadering bywoonden;Ga naar voetnoot(a) en 't zelve word door den Kardinaal Bona bevestigt, die verzeekert dat de Apostelen de gebeden der Liturgie in de taale van 't Landt deeden alwaar zy zich onthielden. Doch men moet met deezen Kardinaal nochtans niet besluiten, dat de Apostelen waarlyk de eerste Instellers van alle de Liturgiën zyn geweest, die zich in alle taalen en Kerken hebben uitgebreidt: want het zeker is, dat de Liturgiën in de Chaldeeusche en Syrische taalen, by voorbeeldt die der Nestorianen, Jakobiten en Maroniten, de zelfde Liturgiën niet zyn, die de Apostelen in deeze Taal in de nabuurige landstreeken van Jeruzalem niet konden oeffenen, voor zoo veel de Syrische deezer Liturgiën van de Syrische die de Apostelen in hunnen tydt en in hun Landt spraken, verschilt; behalven dat, gelyk reeds is getoont, zyn deeze Syrische Liturgiën uit het Grieksch vertaalt. 't Welk men mede in de andere Liturgiën in acht te neemen heeft. Ga naar margenoot+ Onder voorwendzel dat de Apostelen de Liturgie in de taale der Kerken die zy gesticht hebben, oeffenden, volgt niet dat zy 'er waarlyk de Instellers van waren, schoon die nu hunnen naam in de Oostersche Kerken voeren. Genoeg is 't over deeze Liturgiën zyne gedachten te laaten gaan, om overtuigt te zyn datze niet dan eenige eeuwen na de Apostelen konden in gebruik zyn gebragt. De Grieken hebben 'er drie gehad die den naam van Jacobus, Basilius, en J. Chrisostomus voerden: maar zy bedienen zich in 't gewoon gebruik niet dan van de twee laatsten. Indien men de reden ernstig navorscht waarom zy deeze naamen aan deeze drie Liturgiën toeëigenden, men zal geene andere vinden dan die zy uit een onzekere overlevering trekken, en men kan 'er geen geloof aan geeven, nademaal de Geleerste Grieken onderling hier over niet eens zyn. Bekent is 't dat dit gevoelen steunt op het gezag van Proclus, die verzekert dat Jacobus de eerste Insteller van de Grieksche Liturgie is, en dat deeze Liturgie in vervolg van tydt veel vermeerdert zynde,Ga naar voetnoot(b) Chrisostomus en Basilius noodig vonden die te verkorten, waaruit de Liturgie van hun deezen naam heeft ontleent. Maar wy bezitten nu het Boek van Proclus niet alwaar dit word bericht, doch men trekt dit alleen uit eenig overschot, waarvan men echter niet zeker is, dat het van hem waarlyk zy. De SchryverGa naar voetnoot(c) die te Rome in 't Grieksch en Latyn eenige werken van Proclus, Aartsbisschop van Konstantinopolen, heeft laaten drukken, van dit overgebleeven stuk spreekende, genoegt zich te zeggen dat de Afschryver die de Grieksche Liturgie uitgeschreeven heeft, alleen een uittreksel van een Brief of het traktaat van Proclus heeft gemaakt, en aan 't Hoofdt deezer Liturgiën heeft geplaatst, om ze te meer gezag te geeven, en dat hy op zyne wyze van de woorden van Proclus bericht geeft, en niet van den Text. Het schynt nochtans dat men dit stuk van Proclus moet aanzien als van hem zynde, of ten minsten dat het geen bericht word niet op de enkele getuigenis van een Uitschryver steunt, die eenig gezag aan de Liturgiën die hy in 't licht bragt, wilde geeven. Want de Grieksche Bisschoppen in het zesde Concilie vergadert, 't welk men in Trullo noemde,Ga naar voetnoot(d) eigenen aan Jacobus de Liturgie toe die wy onder zynen naam bezitten, en de meeste Grieksche Schryvers die zedert geleeft hebben, doen insgelyks niet alleen ten opzicht van deeze Liturgie; maar ook van de twee anderen die zy waarlyk gelooven van Chrisostomus en Basilius te zyn. Waar op wy antwoorden, dat de Vaders van dit Concilie over dit stuk het gemeen gevoelen hebben gevolgt, 't welk niet dan op een volks overlevering, zonder eenigen grondt, steunde. | |
[pagina 191]
| |
Dit is voor zoo verre waar, dat Theodorus Balsamon, die door Brieven afgevraagt wierd of de Liturgiën die menGa naar voetnoot(a) in de Kerken van Jeruzalem, en Alexandrië onder den naam van Jacobus en Markus las, warlyk van hun waren, dit antwoordt gaf; Dat noch de H. Schrift, noch eenig Concilie aan Marcus de Liturgie, die zynen naam voerde, hadden toege-eigent; dat men niets had dan het twee-en-dertigste besluit van 't Algemeen Concilie in Trullo, 't welk aan Jacobus toe-eigende de Liturgie die men meende dat men onder zynen naam bezat: maar dat het vyfentachtigste Besluit der Apostelen, en 't negen-en-vyftigste van 't Laodiceesche Synode, in de opstelling die zy van de Boeken der H. Schrift door de Apostelen geschreeven, deeden, en waar van men zich in de Kerke dienen moest, geen enkel gewag van de Liturgiën van Iacobus en Marcus maaken. Men zoude veele andere diergelyke bewyzen konnen bybrengen, om te doen zien, dat noch Jacobus noch iemandt der andere Apostelen geen Schryvers noch Instellers der Liturgiën zyn, die tegenwoordig hunne naamen voeren. Zouden Eusebius en Hieronimus die naaukeurige Registers van de aloude Kerkelyke Schryvers geschreeven hebben, deeze Liturgiën den Apostelen toegeëigent, hebben overgeslagen, indien 'er eenigen van ten hunnen tyde in gebruik hadden geweest? Ga naar margenoot+ Wy verwonderen ons dat Leo Allatius en de Kardinaal Bona geloofden, dat die, die de naam van Jacobus voert, en de oorsprong van alle de andere Liturgiën is, waarlyk van hem zy, en dat men die alleen in vervolg van tydt uitgebreidt heeft: maar de bewyzen die zy bybrengen zyn geenzins voldoende. Waarom men meer reden te zeggen heeft, dat noch Jacobus, noch Markus, noch Petrus, noch eenig ander Apostel, geene Instellers der Liturgiën zyn, die men op hunne naamen daar voor uitgeeft, hebbende zich hier mede beholpen om de Liturgiën gezag te geeven, die nu en dan in verscheiden Kerken zyn ingevoert, en die geene andere Instellers dan het gebruik hebben, 't welk men altoos in ieder Kerk sedert der Apostelen tyden heeft gehad, van Godt te bidden en te danken zodanig als hier voor beschreeven is. Ga naar margenoot+ Wat de Liturgiën aangaat aan Chrisostomus en Basilius toegeëigent, kan men niet genoeg verzekert wezen, dat zy 'er de Instellers van waren; naardien de Kerk van Konstantinopolen en andere Grieksche Kerken, hunne Liturgiën reeds lang te vooren hadden. 't Kan zyn dat deeze twee Oudvaders eenige verbeetering aan de aloude Liturgiën hebben toegebragt: maar men heeft 'er geene zeekere en klaare bewyzen van. Eindelyk vind men mede in de Inzettingen die de naam van Clemens draagen, een soort van aloude Liturgie; maar 't blykt niet dat die van hem zy, noch ook niet van deeze Instellingen ontsprooten. Nadat we nu de Grieksche Liturgiën enGa naar margenoot+ haaren oorsprong afgehandelt hebben, is 't byna onnoodig gewag van die der andere Oostersche Kerken te maaken, die niets gegedaan hebben, dan in hunne Taal, deeze Grieksche Liturgiën over te zetten, en onder verscheiden naamen in 't gebruik gebragt, om die meerder gezag te geeven. Men vind wel een veel grooter getal van Liturgiën in 't Chaldeeusch of Syrisch geschreeven, dan 'er in 't Grieksch zyn. De Jakobiten hebben 'er alleen meer dan veertig verscheiden onder verschillende naamen. De Maroniten die hun Misboek in 't Jaar 1592. te Rome lieten drukken, gebruiken niet meer dan twaalf Liturgiën, alhoewel zy een veel grooter getal meerendeel met de Jakobiten gemeen hebben. Hier om is 't mogelyk dat men in 't drukken van dit Misboek geen acht op eenige verbeetering geslagen heeft; want men vind 'er de Liturgie van een zekeren Barsusan een beruchte Jacobiet ingelast. De Chaldeên die een Liturgie van Jacobus in hunne Taal geschreeven, hebben, en uit het Grieksch is overgezet, zyn in dit gevoelen, dat deeze Liturgie de oorsprong van alle de anderen is, en dat ze waarlyk van Jacobus geschreeven zy, wiens naam zy voert: maar 't is ongeloofbaar, nademaal zy 'er geene bewysreden van geeven konnen. Zy steunen alleen met hun voorgeeven op een Volks-overlevering, zonder te onderzoeken of ze hun voor waar of valsch in de handt is gestopt. Het Misboek der Nestorianen, waar van wy een exemplaar hebben in handen gehad, behelst geen zoo groot getal. Deeze die zich bemoeien meer in dit Misboek te zien, waar van zich de Nestorianen bedienen die omtrent Babilon zyn, hebben 't den naam van Nestorius opgedraagen, en 't is veel langer dan de anderen. Indien 't waar is dat Nestorius een byzondere Liturgie heeft t'samengestelt, zal ze ongetwyffelt in 't Grieksch geschreeven zyn. Insgelyks is het gevoelen van Ebed Jesu in zyn Register der Oostersche Boeken, alwaar hy aanteekent dat de Liturgie van Nestorius door Thomas en Maraba uit het Grieksch in 't Chaldeeusch of Syrisch is overgezet. De zelve Nestorianen hebben twee andere Liturgiën in hun Misboek, waar van een aan de twaalf Apostelen word toegeëigent, en onderscheiden van deeze die onder den zelfden naam in 't Misboek der Ma- | |
[pagina 192]
| |
roniten gevonden word. Nochtans is 't ongelooflyk dat deeze twee Liturgiën waarlyk door de Apostelen zouden te samen gestelt zyn: maar mogelyk dat men 'er deezen naam aan gegeeven heeft, naardien men die op de dagen las, ter gedachtenisse der Apostelen ingewyt. Ga naar margenoot+ De Indiaansche Christenen, die men gemeenlyk de St. Thomas Christenen noemt, zyn mede van de Nestoriaansche Sekte. Zy erkennen niet dan een zelfde Patriarch, aan wien zy de hoedanigheit van Babilonische Patriarch toeëigenen, en waar van het Rechtsgebiedt zich tot in de Indiën uitstrekt. Hierom is 't dat men het zelfde Nestoriaansch Misboek te Goa, Cochin, Angamala en op andere plaatsen vind, alwaar St. Thomas Christenen worden gevonden. Maar men moet wet achtgeeven, dat Alexis Menesés, Geestelyke van de Augustiner Orde en een beruchte Missionaris deezer Gewesten, die Aartbisschop van Goa was geworden, en de hoedanigheit van Opperkerkvoogdt van 't Oogsten aannam, eenige Exemplaren verbeteren wilde, meenende dat 'er misslagen in hunne Liturgiën waren: maar nadat we die naaukeurig hebben overzien, en geleezen, hebben we 'er nochtans geene gevonden, 't en zy het was dat ze Nestorius tot een Heilig maaken. Het zoude zoo ons dunkt niet noodig zyn geweest zoo veel verandering in de Latynsche Overzetting te hebben gemaakt, als hy in de Liturgie den Apostelen toegeëigent, heeft gedaan; welke Vertaling men afzonderlyk in de Bibliotheek der Oudvaderen gedrukt vind. De Schryver van de HistorieGa naar voetnoot(a) van Alexis Menesés heeft mede in zyn Werk deeze Nestoriaansche Mis ingelyft, nevens eene Voorrede die 'er den aanvang van maakt: om te toonen hoe noodig het zy geweest deeze Liturgie te zuiveren, verzeekerende dat 'er zaaken in waren t'eenmaal de Waarheit van 't Sakrament des H. Avondmaals tegenstrydig, voor dat die door een Nestoriaansch Aartsbisschop gezuivert was, die de gedaante van de Heiliging herstelde, alwaar hy gemerkt had, dat het Sakrament van 's Heeren Avondmaal het Lichaam van den Zaligmaker niet dan afbeeldelyk behelsde. En overzulks men in 't toekomende aan het Wezentlyke en Waarachtige Lichaam onzes Heeren in 't Sakrament niet twyffelen mogt, voegde men, zegt hy, by de gewoone woorden deezen die volgen: Hoc est in veritate Corpus meum; Hic est in veritate calix Sanguinis mei, qui pro vobis & pro multis effundetur in debitorum propitiationem & in peccatorum remissionem. Maar wy kannen verzeekeren, dat in de waare Misboeken en Handschriften der Nestorianen, die zelfs voor de reistog van Menesés in de Indiën geschreeven zyn geweest, en waar van zich heden noch de Nestorianen die men Scheurmakers noemt, bedienen, niets gevonden word, 't welk na deeze vermeende misslagen gelykt. Het gebeurt dikmaals, dat de Missionarissen den Christenen van 't Oosten daar mede belasten, vermits zy zich niet grondig genoeg in hunne Godtgeleerdheit hebben geoeffent, verwyzende als dwaling of kettery alles 't geen met hunne gevoelens niet overeenkomt, 't welk wy in een byzonder traktaat meenen te toonen. De Jakobiten, gelyk reeds is gezegt, hebben mede veele Liturgiën geschreeven in de zelfde Taal als die der Nestorianen. Nochtans zynze onderling wel te onderscheiden in hunne met de handt geschreeven Exemplaaren, niet alleen omdat hunne letteren verschillende zyn: maar ook naardien zy verscheiden uitdrukzelen hebben, voornamentlyk wanneer zy van de H. Maagdt spreeken, die de Nestorianen altoos de Moeder van Christus noemen, en nooit de Moeder Godts, gelyk de Jakobiten en Maroniten doen. Wat meer is, deeze Jakobiten zyn niet naaukeurig de waare woorden van den Heilandt uit te drukken, zodanig als de zelven in het Euvangeli bevonden worden. By voorbeeldt, in een met de handt geschreeven Exemplaar van een hunner Liturgiën, die zy meenen van den Leeraar Mattheus te zyn, leest men dat onzen Heilandt van 't gehevelt broodt nam, waarin de geheimenis van 't leven verborgen was. In de zelve Liturgie, staat in de plaats van deeze woorden: dat is myn Lichaam; dat is myn Vleesch. En in een andere Liturgie aan Petrus toegeëigent, leest men, dat Broodt is myn Lichaam, en niet, dat is myn Lichaam. Maar deeze verscheidenheden en eenige andere diergelyken, ontstaan meest, overzulks zy geene zwaarigheit maaken in de plaats der Woorden van onzen Zaligmaker de verklaaring te stellen, die zy aan deeze zelfde Woorden geeven. Men heeft mede te Rome een Misboek inGa naar margenoot+ de Chaldeeusche of Syrische Taal gedrukt, 't welk twaalf Liturgiën onder de naamen van Xystus Paus van Rome, J. Chrisostomus, Johannes den Euangelist, Petrus Hoofdt der Apstelen, Dionys, Cyrillus, de Leeraar Mattheus, Johannes den Patriarch bygenaamt Susan, Eustatius, Maruta Aartsbisschop van Tagrit, Jacobus den Apostel en Broeder onzes Heeren, Markus den Euan- | |
[pagina 193]
| |
gelist, en een tweeden van Petrus Hoofdt der Apostelen. De Maroniten en Jakobiten gelooven dat alle deeze Liturgiën waarlyk door hen zyn opgestelt aan wien die toegeëigent zyn; waar in zy klaare bewyzen hunner onkunde toonen. Ook heeft men in den zelfden tydt te Rome afzonderlyk gedrukt een ander Boek in 't Chaldeeusch of Syrisch, voor hen die de Mis bedienen, en die den Priester beantwoorden, of veeleer die met hem de Liturgie bedienen. Want gemeenlyk zyn de Christenen van 't Oosten gewoon den Priester alles na te zeggen, wanneer hy met het offeren der offerhande bezig is, en opdat zy 't geen zy zeggen mogten verstaan, is dit Boek in 't Chaldeeusch en Arabisch, in twee kolommen gedrukt, waar van men op de eene 't Chaldeeusch en de andere 't Arabisch leest. Ook zyn een gedeelte der regelen van dit Misboek in 't Arabisch; 't welk men in de Liturgiën niet gewoon is ten zy het in deeze is die aan Cyrillus word toegeëigent, waarin men het zelfde gebruik van 't Chaldeeusch en 't Arabisch heeft, nademaal men waarschynlyk onderstelt dat de Chaldeeusche Priesters, die de Liturgie in de Chaldeeusche Taal leezen, deeze Taal moeten verstaan, die onder de Maroniten zoo gemeen als het Latyn onder de Roomschgezinden is. Het Arabisch is nu hunne moedertaal, en nochtans zyn 'er wel Priesters die maar alleen het Chaldeeusch van de Liturgie leezen konnen, zonder te verstaan. Voor 't overige, indien men de Chaldeeusche Misboeken die naaukeurig zyn, tot het gebruik der Maroniten ten nutte maaken wil, moet men zyne toevlucht tot de geschreeven Exemplaaren neemen, en veeleer tot deeze die de Jakobiten gebruiken dan die der Maroniten: vermits 'er de Missionarissen die van tydt tot tydt naar den Berg Libanon gezonden worden, eenige van verbeetert hebben. Het was naar ons oordel onnoodig geweest dit Misboek in den Roomsche Druk te verbeeteren, naardien deeze verbeetering voornamentlyk over het gebedt word vereischt, 't welk men de aanroeping van den H. Geest noemt. 't Is nu ontwistbaar, dat dit zelfde gebedt of de aanroeping in de Grieksche Liturgie gevonden word, en dat men den Grieken in Rome zelfs gedoogt deeze Liturgie te oeffenen. Wy zouden ons breeder over de Litugiën der Maroniten konnen uitbreiden, indien wy 'er niet elders in een byzonder Werk van gehandelt hadden. Ga naar margenoot+ Men kan de Ethiopische Liturgiën in den zelven rang met deeze niet stellen die men Chaldeeusche of Syrische noemt; alhoewel de Ethiopers de aloude Ethiopische Taal, Chaldeeusche of Ethiopische noemen. Deeze Liturgiën zyn onder den anderen zeer verschillende, zoo wel in zaaken die zy behelzen, als in de Taal waarin zy geschreeven zyn. Franciscus Alvares die de Ethiopische Mis bygewoont, en onder hen geleeft heeft, verzeekert ons dat hunne Liturgie zeer kort is, 't welk met de Mis der Ethiopers niet overeenkomt, in den druk van de Bibliotheek der Oudvaderen ingelyft, naardien deeze laatste Liturgie lang genoeg is. Derhalven schynt het dat de Ethiopers tweederlei Liturgiën hebben, waar van de eene kort en de andere lang zynde, de kortste voor den gewoonen Dienst zy, voornamentlyk deeze die zy Dioscorus Alexandrynsch Patriarch toeëigenen, te Londen eertyds in 't Ethiopisch en 't Latyn gedrukt. Men heeft mede te RomeGa naar voetnoot(a) eenige Ethiopische Missen in de Ethiopische Taal gedrukt, waarin men nevens deeze twee andere eene vind, die den tytel van Canon Vniversalis AEthiopum voert. Ook staat aan te merken, dat men in 't volgende Jaar insgelyks te Rome de Latynsche Vertaling van deeze Liturgie drukte, die vervolgens in de Bibliotheek der Oudvaderen wierd gedrukt. Maar wy weeten niet waarom de Schryver van de Latynsche Overzetting deeze Liturgie niet naaukeurig genoeg het oorspronkelyk Ethiopisch gevolgt heeft, waar van hy somtyds zonder eenige reden is afgeweeken. 't Is niet tegenstaande, niet onaangenaam te zien, dat hy in 't gebedt 't welk men Aanroeping van den H. Geest noemt, in de Overzetting iet heeft willen verbeeteren, met een manier die aan Rome en den Latynschen Godtgeleerden niet onbehaaglyk kan zyn, die gelooven dat de Heiliging reeds is volbragt, wanneer men deeze aanroeping doet: maar de Ethiopers onderstellen met alle de andere Christenen van 't Oosten, dat de Heiliging niet dan na de Woorden van de Aanroeping geëindigt zyn, volbragt is. Waarlyk hebben de Ethiopers die de Ethiopische Text van deeze Liturgie hebben laaten drukken, niets in deeze plaats verandert. Echter is 't zeker dat toen de Ethiopers deeze Liturgiën te Rome lieten drukken, zy die zoo veel hun mogelyk was, geneegen scheenen voor Rechtgevoelende uit te geeven, als de zelfde gevoelens met de Roomsche Kerke hebbende; doordien (ten minsten zoo 't scheen) hunne Kerke met die van Rome | |
[pagina 194]
| |
zochten te vereenigen, als toen haare hulpe noodig hebbende van wegen den Oorlog waarin zy zich belemmert vonden. Derhalven moet men wel toezien, de Liturgiën; die zy hebben laaten drukken, leezende, en vooral toevlucht neemen tot goede Handschriften, waarop men het waare bouwen kan. Behalven deeze Liturgiën hebben zy noch anderen onder de naamen van Johannes den Euangelist, Jacobus, J. Chrisostomus, Cyrillus, Gregorius, de gezegende Apostelen, en eenigen waar van de Schryvers niet aangeweezen zyn. Dus is 't dat de Ethiopers zich vleyen zeer aloude Liturgiën te bezitten, als of ze in waarheit door den geenen opgestelt waren, waar van ze de naamen draagen: maar men zal hier nevens aanmerken, dat de Ethiopische Kerk zedert een reeks van tyden van deeze der Cophten heeft afgehangen, die in Egipte zyn, waar van ze het voornaamste deel deezer Dienst-Boeken ontfangen heeft. Ga naar margenoot+ Deeze Cophten hebben in de Cophtische Taal insgelyks byzondere Liturgiën, waar van zy zich nu niet meer in hunnen Godtsdienst bedienen, nademaal weinig onder hun deeze Taal verstaan, vermits ze tegenwoordig Arabisch spreeken. Deeze Taal is volgens de meening van den Jezuït Kircher eene moedertaal, en onaf hangende van alle andere taalen geweest, maar nu door de Grieksche zeer verbastert, waarin ze de letteren heeft gehouden en veele woorden die t'eenemaal Grieksch zyn overgenomen. Men vind in de Bibliotheek der Ouderen drie hunner Liturgiën, die aan Basilius, Gregorius en Cyrillus toegeëigent zyn, en in 't Latyn door een Maroniet van den Berg Libanon uit een Arabische vertaling overgezet. Maar 't zy de Overzetter geen goet Exemplaar van deeze Liturgiën heeft gehad, of dat hy 't Arabisch waar uit hy vertaalde niet wel verstond; 't is gebleeken, dat hy misslagen in zyne Latynsche Overzetting heeft begaan. Voor 't overige staat aan te merken, dat vermits de Cophtische Taal aan zeer weinige meer bekent is, de Cophten gemeenlyk aan deeze Liturgiën in 't Cophtische beschreeven een Arabische vertaling voegen, om de zelven te verstaan, alhoewel de Liturgie in de Cophtische Taal word geoeffent. Victorius Scialac een Maroniet, en de Schryver van de Latynsche Overzetting deezer Cophtische Liturgie, teekent aan, dat de laatste Cophtische Liturgiën, sedert de vereeniging der Cophtische Kerke onder Clemens den VIII. met de Roomsche Kerk, door de Latynen verbeetert zyn. Maar men vind 'er weinig blyk van, naardien deeze vereeniging die men meent onder den Paus Clemens den VIII. te zyn geschied, niet waar bevonden is: maar 't geen waar is, is dat men deeze Liturgiën leezende, genoegzaam gewaar word datze uit de Grieksche Liturgiën ontsprooten zyn. Wy meenen dat men mede onder de LiturgiënGa naar margenoot+ der Oostersche Kerke stellen mag deeze die by de Armeners in gebruik zyn, nademaal zy in hunne Mis het Gebedt ingelyft hebben, 't welk men de aanroeping van den H. Geest noemt. Te RomeGa naar voetnoot(a) heeft men deeze Mis in de Armenische Taal met de Latynsche Overzetting gedrukt: maar de Roomsche Opzichthebbers hebben 'er eenige plaatsen, zonder dat het noodig was, in verandert. Nochtans is het uittrekzel van de Armenische Mis, aan 't einde van 't eerste Deel der Eeuwigduurentheit des Geloofs, met deeze verandering niet overeenkomende, alhoewel de Armenische Patriarch die dit Uittrekzel zond, van der Latynen Gemeenschap was, en zelf in dien tydt zich te Rome onthield. De Bisschop Vscan, die mede aan den Schryver van 't Boek der Eeuwigduurentheit een Uittrekzel van de Armenische Liturgie gegeeven heeft, schynt meerder achting voor de verbeetering der Opzichthebberen van Rome te hebben gehad; want nadat hy zyn Uittrekzel overeenkomende met deeze verandering, uit gegeeven had, vergenoegt hy zich te zeggen dat 'er andere zyn, die in hunne Liturgiën geheel anders leezen, als of deeze verscheidenheit van de verschillende Exemplaaren quam, en niet van de Oordeellaars van Romen veroorzaakt. Behalven de Armenische Liturgiën in de Armenische Taal geschreeven, erinneren wy ons eertydts een geschreeven Boek in handen te hebben gehad, 't welk veele Syrische Liturgiën tot het gebruik der Jakobiten behelsde, waar onder mede een in de Syrische Taal ten gebruike der Armeners geschreeven was. Na het in 't byzonder te hebben onderzocht, scheen het niets anders dan een verkorting van de Grieksche Liturgie te zyn, aan Jocobus toegeëigent: 't welk ongemeen over een quam met het geene eenige aloude Historischryvers van eenige Armeners berichten, die zich eertyds van de Syrische Taal alzoo wel als van de Armenische wisten te bedienen. De Armeners, gelyk men in de Historie van Galanus zien kan, maaken tot Schryver van hunne Liturgie en Insteller hunner andere Gebeden, een van hunne Patriarchen, Johannes genoemt, die eenigen tydt na het | |
[pagina 195]
| |
Calcedonisch Concilie leefde. Maar wy hebben reeds genoeg van de Liturgiën gesproken, die in 't gebruik der Kerken van 't Oosten zyn, alzoo we niet voor hadden dan 'er een kort bericht van te geeven. Wy zullen 'er voor dat we eindigen, alleen noch byvoegen, dat Brerewood die voordachtelyk een Hoofdtstuk van deeze Liturgiën, in zyn Boek der Verscheidene Godtsdiensten, ingelast heeft, zich op veele plaatsen bedroogen vind, overzulks wanneer hy meent de gevoelens der Protestanten te begunstigen, dat 'er niet dan drie Talen zyn waarin de Liturgie geoeffent word, zynde Taalen die niet dan de Geleerden verstaan: te weeten, de Grieksche, Latynsche en Chaldeeusche of Syrische: maar hy heeft geen acht geslagen, dat de Egiptische Cophten de Liturgie in Oudt Cophtisch oeffenen, die byna van niemandt verstaan word; dat de Ethiopers die in Oudt Ethiopisch, die veel van de gemeene Taal verschilt, vieren. Wat meer is, de Armenische Taal, waarin de Liturgiën der Armeners geschreeven zyn, is niet t'eenemaal de zelfde als die de Armeners tegewoordig spreeken. Laat ons nu tot de Liturgiën of Missen van de Westersche Kerke overgaan. |
|