Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXVI. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 184]
| |
de van een Profetische ingeeving te zyn geweest, tot aan de tyden van Hieronimus, die aan de eerste begon te twyffelen. Egter, niet tegenstaande deeze overreeding, hebben de Oudvaders niet nagelaaten, wegens de Verklaring der H. Schrift hunnen toevlucht by andere Grieksche Overzettingen te neemen, die uit het oorspronkelyk Hebreeusch waren gedaan. Indien zy zich met het oorspronkelyke hadden konnen beraaden, zouden ze het ongetwyffelt hebben gedaan, naardien zy een zoo groote achting voor den ongemeenen arbeidt van Origenes hebben gehad, die deeze aloude Grieksche Overzettingen in verscheiden kolommen heeft geschikt, nevens die van de zeventigen die in 't midden van alle de anderen was geplaatst. Men kan de Uitleggingen der Grieksche Oudvaderen over het Oude Testament niet leezen, of men vind 'er meenigwerf de naamen van Aquila, Symmachus, Theodotio en eenige aloude Overzetters, en zelf van Samaritanen die mede de Boeken Moses voor hun gebruik hebben overgezet. Ga naar margenoot+ Wy hebben nu ook, zal men zeggen, de zelfde hulpmiddelen om de moielykheden te verklaaren die zich in de gemeene Overzetting opdoen, en zelf noch veel grooter, vermits de Latynen geen goede Latynsche vertalingen ontbreeken over het Oorspronkelyke gedaan. Maar 't is nochtans eigen dat men de Hebreeusche Taal te verstaan noodig heeft, overzulks men 'er kan van oordeelen wat men van elle deeze overzettingen verkiezen moet, gelyk Augustinus verstandiglyk in de boven bygebragte woorden, heeft aangemerkt. Wat meer is, hoe veel dubbelzinnige woorden en moeyelyke uitdrukselen zyn 'er die den zin duister maaken als men die in 't Oorspronkelyke wil naslaan. Ook konnen de verscheiden Overleveringen geen grooten dienst in de opheldering aan alle deeze bezwaarenissen doen; en schoon 'er ten tyde van Augustinus mede en Latynsche Overzetting was, waaraan men den naam van aloude en gemeene gaf, liet men echter niet na een groot getal andere Overzettingen, die moeyelyk op te tellen waren, goed te keuren. Latinorum Interpretum, infinita varietas, zegt hy. Maar met behulp van dit alles, wil hy dat men de Hebreeusche Taal verstaa om het Oorspronkelyke te konnen inzien. Vt ad exemplaria praecedentia recurratur, gelyk deeze Godtgeleerde zegt. Zeer bezwaaarlyk is 't naaukeurig de kracht der Hebreeusche woorden alleen door middel van de Overleveringen te verstaan, schoonze al naaukeurig en getrouw zyn, alhoewel ieder taal zyne byzondere eigentschappen heeft, en die dikmaals in een andere taal niet konnen overgebragt worden. 't Zoude niet zwaar vallen voorbeelden hier van by te brengen; maar wy zouden 'er te verre door afgeleid worden, en dat meer is, wy vertrouwen dat 'er niemandt is die van deeze weerheit door ervaarenheit niet overtuigt zy. Wy voegen 'er alleen by, dat de oeffeniengGa naar margenoot+ der Hebreeusche taale het verstandt opscherpt om naaukeurig den styl der H: Schrift in te zien en te overwegen, gelyk licht te merken is, wanneer men de uitleggingen van Hieronimus en het Oude Testament met die van andere Oudvaderen vergelykt, die in zynen tydt en na hem geleeft hebben. Hoe veel onnoodige vraagstukken zyn 'er niet in de Boeken van eenige Godtgeleerden te vinden, die met het Oorspronkelyke van den Text niet hebben raadgepleegt. Eenige der voornaamste onder hun bemoeien zich krachtig om te weeten of den mensch met een eenige erfzonde gebooren zy, of met veele, wegens de woorden die men in den druk van de gemeene Overzetting leest: In iniquitatibus conceptus sum & in peccatis concepit me mater mea; maar de Hebreeusche Text, waarin men, In iniquitate & in peccato leest, geeft geenzins reden tot deeze vraag. Het zoude hier de plaats zyn eenige voorbeeldenGa naar margenoot+ van wel geslaagde ontdekkingen by te brengen, die men in de Schriftuur heeft gedaan, voornamentlyk in onze eeuw, door de kennisse van de Hebreeusche Taal verkreegen: maar 't zoude onnoodig zyn zich over dit onderwerp verder uit te breiden, 't welk genoegzaam is verklaart. De Kardinaal Cajetanus was zoo driftig ingenomen voor de noodzaaklykheit om de Hebreeusche Taal grondig te verstaan, en de Boeken des Ouden Testaments te verklaaren, dat hy reeds een ouderdom bereikt hebbende die hem deeze oeffening te bezwaarlyk maakte, zynen toevlucht tot de wel geoeffenste in deeze taale nam, 't zy het Jooden of Christenen waren, om zyne Uitleggingen over deeze Boeken geschreeven, bondiger te maaken. Derhalven is 't beter zich tydelyker tot de oeffening van 't Hebreeusch over te geeven in een ouderdom waarin men krachtiger is zyn geheugenis te oeffenen dan zyn oordeel te gebruiken De zes Vaders van 't genoodschap der JezuïtenGa naar margenoot+ die door last van hun Opperhoofdt het Boek t'zamenstelden 't welk Ratio atque Institutio studiorum genoemt word, pryzen onder andere dingen den geenen aan die in 't toekomende onder hun de H: Schrift willen leeraaren, datze zorgvuldig de Grieksche en | |
[pagina 185]
| |
Hebreeusche Textwoorden onderzoeken, en al hun vermogen in 't werk stellen om die met de Latynsche Overzetting te vergelyken:Ga naar voetnoot(a) Hebraea quoque & Graeca explicanda sunt atque examinanda, cum vel à Latina Vulgata editione discrepare videntur ad eorum conciliationem quoad ejus feiri poterit. Zy klaagen teffens over de groote onachtzaamheit van hun Genootschap in 't oeffenen van de H. Schrift; nademaal, zeggenze, een ieder zich op de Schoolsche Godtgeleerdheit toelegt, als of men 'er een oprecht en waar Godtgeleerde door worden kon, zonder dat men een naaukeurige kennis van de H. Schrift heeft. Ook noemen ze zodanige Godtgeleerden: Mutilos & mancos Theologos. Zy konnen eenige hunner Leeraars niet dulden die geen andere leeroeffening dan die der Schoolsche bezitten, voor zoo veel zy niet dan naar inbeeldingen preeken, of indien ze al eenige plaatsen der Schriftuur aanhaalen, datze die nooit den eigen en vereischten zin geeven. Alzoo dit gebrek nu noch in een groot gedeelte van Leeraars huisvest, hebbenwe geoordeelt niet beter te konnen doen, dan de eigen Woorden van dit Boek by te brengen, gelyk die in den Roomschen Druk gevonden worden: Concionatores etiam Scholasticis tantùm imbuti Studiis, non rarò in suis evanescunt cogitationibus: de Scripturis verò, quas vix primoribus labris degustarunt, aut nihil afferunt in medium, aut parum ad rem, alienis glossis & fucatis argutiis Scripturam adulterantes. |
|