Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXV. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 182]
| |
bala, of Boek van Overlevering, 't welk een hunner oudste Historiën is. Rabbi Ghedalias heeft oneindig veele dromeryën en verdichte Historische Tydbeschryvingen in zyn Werk ingelast, 't welk hy den tytel van Scalscelet Hakkabala, of Keten van Overlevering geeft; naardien het oogmerk der Jooden in hunne Historiën schynt te zyn de opvolging hunner Geleerden en Schoolen te bewyzen, om te krachtiger de Leere der Caraïten te bestryden, die wygeren een groot getal van Joodsche Overleveringen goed te keuren, die dus ongegrond schynen te zyn. Rabbi David Ganz heeft mede geene andere reden dan deeze gehad, van een volkomen Tydbeschryving op te stellen en die tot aan onzen tydt uitbreid, alhoewel hy zich in 't tweede Deel over de Tydorde van andere Volkeren verder uitstrekt: maar behalven dat de Joden in 't algemeen zeer onkundig van der Christen Historiën zyn, zoo dwaalenze ook te meer, wanneer zy de Christen Schryvers overzetten: hier om is 't dat we van hunne Boeken over dit onderwerp zoo wel niet als elders eenig nut konnen trekken. Het Boek 't welk men Juhasin, of der Geslachten noemt, is niets anders dan een Verzameling van verscheiden Schryveren, vermits de Jooden weinig bequaamheit hebben van een goede keur te doen. Niet gelukkiger zyn zy wanneerze zich bemoeyen willen de Historiën der Christenen en andere Volkeren te beschryven, en die zonder eenig oordeel verkorten, 't welk klaar blykt in een verkorte Historie die zy ons in 't Hebreeusch van de Fransche Koningen en Ottomansche Keizeren hebben nagelaaten; alhoewel 'er van de laatsten zeer weinig zaaken aangeteekent zyn. De Tytel van die Historie staat met deeze bewoording uitgedrukt: Sepher dibre Hajamim le malche Tsorphat u malche Beth Ottoman hatturg, en schynt aanaanstonds een groot denkbeeldt van uitvoering te zullen geeven: maar in zich zelven komt deeze Historie op weinig zaakelykheit uit. Nochtans vermis de Jooden somtyds veelt reistogten doen, en ook verscheiden Taale kundig zyn, zoo konden ze wel een goede Historie opstellen, indien zy lust hadden hunnen vlyt daar aan te besteeden. Een der beste Joodsche Schryvers die wy volgens ons oordeel hebben, is Rabbi Azarias een Italiaan, die echter geen byzondere Historie beschreeven heeft: maar alleen eenige Historische zaaken in een Boek aangehaalt, 't welk voor tytel Meorenaïm of Licht der Oogen voert. Dikmaals haalt hy de Christen Schryvers aan, 't welk blykt, dat hy die meer dan eenig ander Joodt geleezen heeft. Wat de Taalkunde aangaat, 't is niet teGa naar margenoot+ twyffelen of de Jooden zyn 'er alzoo min in ervaaren als in de Historiën, en in alle andere wetenschappen. Zy hebben die zeer lange verwaarloost, en zyn omtrent de negende eeuw ter gelegenheit van eenige Arabische Taalkundigen, daar toe overgegaan, vermits zy hier op hun Voorbeeldt volgden. Zy zouden eerlang door hunne behendigheden, in de Taalkunde een grooten stap konnen doen: maar om de waarheit te zeggen, men zou bequaamlyk een goed gedeelte der Joodsche Taalkundigen konnen missen, vooral die de laatsten hunne Boeken hebben ingelyft. Hunne beruchtste Taalkundigen zyn:Ga naar margenoot+ Rabbi Iuda, Rabbi Iona, Rabbi Aben Esra, Moses en David Kimchi; beide de eersten hebben in 't Arabisch geschreven, en hunne werken zyn vervolgens in 't Rabbynsch Hebreeusch overgezet: maar zoo wy meenen, nooit gedrukt. De Taalkundige Werken door Aben Esra een Spaansche Joodt geschreeven, zyn zeer geacht, en men vind ze in eene Verzameling van andere Taalkundigen ingelyft, te Venetië gedrukt. Nochtans is men byna enkelyk tot de Taalkunde van Rabbi David Kimchi overgegaan, nademaal die gebruikbaarder is, en naaukeuriger dan van alle de andere Jooden beschreeven. Om deeze reden is 't dat men zyn Hebreeusch Woordenboek van hooger waarde dan alle de anderen acht, naardien het byna, het eenigste is 't welk men gebruikt. Echter indien iemandt begeerig is de Hebreeusche Taal grondig te willen verstaan, dat hy de Taalkundige Werken van Rabbi Elias Levita leeze, die van een goed getal nuttelyke en deftige Aanmerkingen verzienzyn, en volstrekt noodig om de gewyde Text te verstaan. Wy zullen hier van 't Rabbynsch HebreeuschGa naar margenoot+ niet handelen, namentlyk de taal waarin de Jooden zedert eenige eeuwen geschreeven hebben, nademaal die geene Taalkundige regelen heeft, en naar de verscheidenheit der Schryveren ook onderscheiden word. De grondt van 't Rabbynsch Hebreeusch is wel naar Waarheit van 't Bybelsch Hebreeusch afkomstig, 't welk ieder Schryver, zoo goed het hem mogelyk is geweest, heeft nagevolgt: de Spaansche Jooden hebben 'er Spaansche woorden onder vermengt; de Fransche, Fransche woorden, en alle de anderen insgelyks. Nochtans is 't genoeg het Bybel-Hebreeusch grondig te verstaan, om tot de lezing der beste Rabbynen over te gaan, die de letteren der H: Schrift verklaart hebben; | |
[pagina 183]
| |
want zy van een zeer klein getal byzondere uitdrukzelen verzien zyn, die men door het gebruik in korten tydt kundig word, behalven dat 'er noch veele Woordenboeken zyn, waarin men de verklaring van vreemde woorden in byna alle taalen vinden kan. De Jooden bedienen zich gemeenlyk van een Woordenboek dat zy Aruc noemen, 't welk die van Konstantinopelen onder den tytel van Aruc Hakketser, of de kleine Aruk verkort hebben; in welk Woordenboek men woorden uit den Talmud vind: maar alzoo het in Rabbynsch Hebreeusch geschreeven is, kan het weinig nut doen, dan die geen die reeds meer dan een middelmaatige kennis van de taal der Rabbynen hebben; waarom het beter zyn zal dat men het gebruik van 't Woordenboek van David van Pomis, een Italiaansche Joodt, neemt, te Venetië in den jaare 1587. gedrukt. Dit Woordenboek is tot gemak van den gebruiker in twee kolommen verdeelt, waarvan de eerste de Hebreeusche Bybel woorden met hunne beteekenis in 't Latyn en Italiaans aanwyst; en in de tweede staan de woorden in 't Rabbynsch Hebreeusch beschreepen, aan welke woorden hy den naam van vreemde spreekwyzen gegeeven heeft, om die van 't zuiver Hebreeusch te onderscheiden. Dit alles heeft hy met een uitlegging verzelt, eerst in 't Rabbynsch Hebreeusch, en vervolgens in 't Latyn en Italiaansch geschreeven; overzulks men door middel van dit Woordenboek alzoo gemakkelyk de Rabbynsche taal kan leeren als met het groot Talmudsch en Rabbynsch Woordenboek van Buxtorf, alhoewel dit laatste zich verder uitbreid. |
|