Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijIII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 158]
| |
der vinden, waar over zy merklyke redenen hebben. Ga naar margenoot+ Men moet de elende van hunnen staat, het woekeren 't welk zy dagelyks oeffenen, toeëigenen. Want men staat hun niet toe, als aan de Christenen, Landeryen in vryheit te bezitten, noch veele onroerende Goederen te mogen hebben, waardoor zy genoodzaakt zyn hun geldt door andere midlen te besteeden en ten gebruik te maaken. Zy handelen 'er mede gelyk anderen met koopmanschappen om te gaan; en mogelyk zoude dit niet berispelyk zyn, indien hunne Wet dit gedrag hen niet uitdrukkelyk verbood. Maar zy bepaalen dit verbodt, en waanen dat het zich niet dan over hunne broederen en geloofsgenooten uitstrekt. Derhalven matigen zy zich die vryheit aan, niet alleen zonder eenig voordeel te beoogen; maar willen zelf geen intrest ontfangen onder welk voorwendzel het zy, wanneer hen die aangeboden word. Dit gebruik is onschendbaar onder de Jooden, zelfs onder die geen die van de Sekte der Caraïten zyn; waaruit blykt, dat zy het Gebodt van Moses, dit woekeren betreffende, gestrengelyk in acht neemen, ten minsten wanneer het hunne Geloofsgenooten aangaat. Want wat de Christenen aanbelangt, zy zien hun aan, als reeds hier voor is aangemerkt, gelyk Afgodendienaars die de Godtheit vermeerderen, en bygevolg gelooven zy redenen te hebben, zoo veel hen mogelyk zy, hun te mogen verkorten. Zy verwyten ons ook, dat wy het verbodt van onzen Zaligmaker niet naaukeurig in acht neemen, ten opzicht van het woekeren met onze broederen en Geloofsgenooten, door welk middel het zy, en dat volgens dit verbodt de verbintenissen zelfs die door Mogentheden bekrachtigt worden, woekerachtig zyn. Verre van daar dat de Wet zich niet over den woeker zoude uitbreiden ten opzicht der geenen die behoeftig zyn, en bygevolge van nooden hebben dat we hun onderstand doen; zy achten niet min, dat het Geldt aan ryken te geeven om 'er belang in te vinden, niet min woekeren is dan dat men 't aan behoeftigen geeft. |
|