Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijIV. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 159]
| |
Ga naar voetnoot(a) Hierom is 't dat de geleerdste Rabbynen gelooven, dat de woorden van de Wet alwaar van de eenigheit Godts gesproken word, geen byzonder en afgescheiden gebodt uitdrukken: maar dat ze als een voorrede voor alle de tien Geboden dienen. Andere Jooden,Ga naar voetnoot(b) meenen door een diergelyke geslepenheit in de Cabbala, dat deeze 613 geboden van de Wet, alle in de woorden der tien Geboden begreepen zyn, die zoo zy zeggen 613 letteren behelzen. En naardien men 'er 620 vind, hebben eenigen de leerstukken of geboden tot het getal van 620 gebragt: maar 't is onnoodig ons met deeze soorten van scherpzinnigheden op te houden, die haaren oorsprong uit de Wysgeerte van Pithagoras en Plato hebben. Deeze zyn 't niet die men in diergelyke aanmerkingen over de getallen in de werken der Kerkelyke Oudvaderen vind, die zich aan de Platonische Wysgeerte overgaven: maar zy voegden 'er het zelfde Geloof niet by als de geleerde Jooden aan deeze verborgene getallen deeden, hebbende een kunst uitgevonden, die zy, gelykwe gezegt hebben, de Gematrische of Meetkundige Cabbala noemen. Zy verdeelen, wat meer is, deeze 613 Leerregels in 248 bevestigende, en 365 ontkennende. De 248 bevestigende geboden, zeggen de Rabbynen, komen met zoo veele leden die men volgens hun gevoelen, in den mensch vind, overeen; en nademaal ons in Ecclesiasties.Ga naar voetnoot(c) word verzekert dat de geboden Godts te onderhouden den geheelen mensch is. Zy voegen 'er by dat alle de deelen van den mensch van deeze geboden worden gevoedt, als of ieder deel, ieder gebodt beantwoorde. Wat de 365 ontkennende geboden aangaat, zy beantwoorden de 365 dagen van 't Zonne Jaar, naardien wy niet alleen verplicht zyn de Wet Godts met alle onze Ledemaaten te vervullen, om naar de gedachten der Jooden te spreeken, te weeten, met alle onze krachten: maar ook alle de dagen onzes levens. Indien deeze getallen niet waren uitgevonden dan om ons de verplichting te doen erinneren, die wy schuldig zyn Godt uit grond van ons harte te beminnen, zouden wydeswegens de Jooden van geen bygeloof konnen beschuldigen; en te meer zouden de dromeryen der aloude Ketters, die op een diergelyke beginzel gegrond waren, ons mogelyk zoo belachelyk niet schynen, dan wanneer men die naar de letter verklaart. Van dit slag is 't, dat BasilidesGa naar voetnoot* het groot geheim onder het woordt AbraxasGa naar voetnoot† begreep, 't welk een woordt was uitdrukkelyk verzonnen om het getal van 365 volgens de letters van 't Grieksche A.B.C. te verbeelden, en om teffens de 365 dagen van 't Jaar aan te wyzen. Wy zouden dus door dit middel veele andere verborgene verdichtzelen der aloudeGa naar voetnoot‡ Gnostiken konnen verklaaren, die somtyds met de Joodsche geleerden over dit onderwerp overeenkomen: maar het zoude ons te verre van den weg afleiden. Noch een andere Verdeeling der Geboden van de Wet is 'er volgens de drie onderscheiden naamen, waar van zich Moses heeft gedient om deeze zelfde geboden uit te drukken; deeze zyn: Mitsvoth, Geboden, Hukim, Inzettingen, en Mispatim, Oordeelen. Men noemt Mitsvoth of Geboden deeze waar van de reden met duidelyke woorden in den Text van de Wet word aangeweezen. By voorbeeldt, de redenen waarom de Jooden verplicht zyn Paasch te houden en den Sabbath waar te neemen, zyn duidelyk in de Boeken Moses vervat. De Inzettingen in tegendeel, die in 't Hebreeusch Hukim genoemt worden, besluiten in zich, woorden die in de Wet niet begreepen zyn noch uitgedrukt staan: Godt heeft gewilt dat deeze reden den Jooden verborgen bleef. Eindelyk zyn de oordeelen die Moses Mispatim noemt, Leerregels van 't verstandt, gelyk de Joodsche geleerden die noemen, en wanneer ze in de | |
[pagina 160]
| |
Wet niet uitgedrukt waren, zoude de reden het vereisschen. Behalven deeze geboden die in de Wet van Moses begreepen zyn, erkennen de Jooden noch anderen, waar van zy den naam van Leerstukken der Hacamim, Wyzen, of Geleerden geeven, en die zy insgelyks Moses toeëigenen, als macht hebbende nieuwe inzettingen, naar tydts gelegenheit, te maaken. Deeze macht is zelfs op de woorden Godts gegrondt, die hun belast zich den Oudsten van 't Sanhedrim te onderwerpen, om alle zwaarigheden die over de Wet zouden konnen ontstaan, te beslechten. Moses maakte allereerst veele inzettingen van deeze natuur in de Vergaderingen van zynen tydt beslooten. Josua deed na hem insgelyks, en vervolgens alle anderen die hem in zyn Ampt opvolgden. 't Is derhalven, dat de Jooden gelooven gewissenshalven niet min verplicht te zyn van te gehoorzaamen, al 't geen door de geleerden van 't Sanhedrim besloten word, dan aan de geboden der Wet, alhoewel de instellingen der eersten van minder waarde dan die van Moses waren: en de reden hier van gegeeven, is klaar; want zy meenden dat deeze leden van den Raadt door Godts Geest bestiert waren, en derhalven in hunne besluiten onfeilbaar moesten zyn. Onder den naam van Wyzen of Geleerden begreepen ze niet alleen de Oudsten van hun Sanhedrim of Kerkelyke Vergadering; maar ook de Profeten die Onder hun in verscheiden tyden geleeft hebben, en die waarschynlyk het recht van zitting in hunne Vergaderingen hadden. |
|