Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXXIV. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 143]
| |
Wy zullen vervolgens in dit werk, wanneer we van de Burgerlyke Gewoontens handelen, en een beschryving van de strafoeffening over de Overspeelders enz. doen. Want dit zal een stoffe niet min van belang in dit Boek zyn. Ga naar margenoot+ De Jooden bevinden zich nu van 't wonderwerk der bittere wateren berooft. 't Is een groot verlies voor de wraakzuchtige jaloersche Mannen, die gaerne zien zouden dat ze barsten mogten, die het voorhoofdt van een echtgenoot onteeren. Hunne Vrouwen zyn voor de doodelyke opzwelling niet meer bloot gestelt, die deeze ramp verwekkende wateren veroorzaakten. Zy konnen nu in alle zekerheit een buitensprong doen. De schande die de Echtscheiding na zich sleept, is niet krachtig genoeg om te beletten menschen te beminnen. Men meent, dat na de ophouding van 't wonderwerk der bittere wateren, 't welk mogelyk ten tyde van de Joodsche gevankenisse is voorgevallen, de Echtscheidingen zyn in 't gebruik geraakt, vermits 'er geen middel van bewys meer gevonden wierd om der Jodinnen minneryen bloot te stellen. Zy, die de uitwerking van een wonderwerk niet meer onderhevig waren zoo droevig voor haar, vierden den vryen teugel aan de minnery, en de Mannen waren genoodzaakt zich met de Echtscheiding te behelpen. Deeze ingewilligde Echtscheiding wierd toen gemeener. Een enkele ergwaan gaf'er de geboor te aan, en de vrouwen bewilligden haare mannenGa naar voetnoot(a) te eer in dit besluit. Ga naar margenoot+ In vervolg van tydt zyn de Jooden verplicht geworden onder de Wetten van Christen Mogentheden te moeten leeven, waarom zy hunne Vrouwen zoo licht niet konnen verlaaten. Daar worden krachtiger redenen dan te vooren vereischt, en de Rabbynen zelfs vermeerderen de verhindernissen, om de Echtscheiding min uitvoerlyk te maaken. Niets hadden we by 't geen 'er Leon deGa naar margenoot+ Modena, de Echtscheiding raakende, van geschreeven heeft, by te voegen, indien we deeze Plechtigheit zodanig de Hoogduitsche Jooden die waarneemen, niet voor hadden te beschryven.Ga naar voetnoot(b) De Echtscheiding word in deezer voegen aan de deur van de Synagoge voltrokken. De Rabbyn die in dit Plechtelyk gebruik Voorzitter is, plaatst zich aan den ingang, het gezicht naar 't Oosten wendende. Behalven de ingeschilstaande partyen, laaten 'er zich noch twee andere Rabbynen, een Schryver en twee getuigen vinden, waar van de oudste deezer getuigen zich plaatst aan de rechter- en de jongste aan de linker handt van den voornoemden Rabbyn. De Schryver nevens de Man en Vrouw staan recht over den Voorzitter, en de twee andere Rabbynen plaatsen zich wederzyds. De voorzittende Rabbyn vraagt dan aan den Man of hy van meening te scheiden is, enz. Nadat hy op alle de hem voorgehouden vraagen geantwoordt heeft, leezen de Voorzitter en de getuigen de Scheidbrief, waar van de ondertekening van de getuigen is. Vervolgens spreekt de Rabbyn den Schryver aan, en vraagt hem of hy de Schryver van dien Brief is, of hy die op perkement met bewilliging van de toekomende Echtscheidelingen, met zyne pen en inkt, enz. geschreeven heeft; waarna hy de twee getuigen aanspreekt, hun de zelfde vraagen voorhoud en breeder afvraagt of zy die geteekent hebben, en hoe. De Vrouw die haar aangezicht bedekt heeft, word mede ondervraagt. Op de bewilliging van deeze Echtscheiding, laat men haar beide de handen open doen. De handpalmen moeten naar de voorhandt geboogen worden, en heeft ze ringen aan de vingers, moet zy die wegneemen. De Rabbyn vouwt de Scheidbrief toe, geeft die aan den Man, met bevel dezelve te bewaaren, tot dat hy hem gebied die in hande van de Vrouw te leveren die hy verlaaten wil. Na eenige verdere omstandigheden, geeft de Man het geschrift aan de Vrouw, die eerlang de handen sluit, en de Scheidbrief op bevel van den Voorzitter in de zak steekt of in haare kleederen verbergt. Niet lang daar na eischt de Rabbyn den brief weder, leest die andermaal, en vraagt wederom het geen als vooren van de Getuigen en Schryver is gezegt. Deeze omzichtigheit van den Rabbyn is niet te wraaken; mogelyk zoekt hy partyen noch tot andere gedachten te brengen: maar zelden volgt hier op eenig berouw. Want wanneer men het zoo verre laat komen, heeft het aarzelen weinig plaats. Indien 'er zich dan na deeze ondervraaging geen verandering van gedachten opdoet, spreekt de Rabbyn de Echtscheiding uit, snyd de Brief kruisgewys door, en verbied den verstooter of Echtscheider in drie Maanden te hertrouwen. Somtyds bewaart de Voorzitter den Scheidbrief onder zich, zonder die te knippen. De Plechtigheit van de ontschoejing heeftGa naar margenoot+ Leon de Modena in alle zyne omstandigheden beschreeven. Wy zullen 'er maar eenige vraagenGa naar voetnoot(c) byvoegen, die de voorzit- | |
[pagina 144]
| |
tende Rabbyn op deeze Plechtigheit doet. Hy vraagt of 'er reeds drie Maanden verstreeken zyn, sedert het overlyden van den Man; of de Weduwe de Vrouw van den overledenen was, en of ze reeds twaalf jaaren bereikt heeft; (Mogelyk zal men deeze laatste vraag alleen aan noch zeer jeugdige Vrouwen doen, want het zoude belachelyk zyn, dat men die aan een Weduw van veertig Jaaren deed) of de overledene, en deeze waarop de Weduwe het recht te eischen heeft, broeders waren, en kinderen van een zelvigen Vader. Na de weigering van den Schoonbroeder om haar te trouwen, gaat de Plechtigheit haaren gang, en men trekt hem aan de rechter voet den schoen van 't plechtgebruik aan, gemeenlyk zich tegen een muur leunende. Alsdan nadert de Weduwe op 't woordt van den Rabbyn, trekt met de rechter handt haaren Schoonbroeder den schoen uit, toont die den omstanders, werpt dien vervolgens met eenige verontwaerding weg, en spuuwt eindelyk op de voeten van den ontschoeiden, die dan hartelyk word uitgelachen, want de aanschouwers maaken een groot geschreeuw, en men hoort niet anders dan een verdubbeling van 't gekrys der uitjouwers 't zyner schande. In den TalmudGa naar voetnoot(a) word gevraagt, hoe een Vrouw die geen rechter handt had, de Plechtigheit van ontschoening zou konnen doen. Waar op geantwoordt word: dat ze de schoen met de tanden zou konnen uittrekken. |
|