Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijVIII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 113]
| |
toont dat de gewettigde strafpleging, alhoewel min gebruikelyk dan eertyds, niet t'eenemaal buiten gebruik is geraakt. Ga naar margenoot+ De Kerkban is ongetwyffelt door het Sanhedrim der Jooden onder de regeering der Machabeên ingestelt. Hy is een gevolg van de kundigheit der misdaaden en de strafoeffening der schuldigen, die zich deeze Rechtbank toeëigent. Men heeft reden te geloven, dat deeze gewettigde straf zeer verschillende is van die, waar van dikwerf in de aloude Wet onder den naam van Afsnyding word gewag gemaakt. Toen de Regering de Overleeveringen begon in te voeren, verzuimden de Geestelyke Jooden niets om het gezag der Kerke te doen gelden, en om de besluiten haarer Geleerden een opper-gezagvoering toe te eigenen. Deeze laatste omstandigheit heeft mogelyk zoo veel tot de geboorte van den Kerkban toegebragt als de eerste. De Kerkban vertoont zich voor de oogen der Godtvruchtigen, als een voorbereiding van 't helsche vuur en de geweetens die naar de bevreestheit en 't bygeloof hellen, gevoelen wel beter de straf dan door 't zwaardt van 't Burgerlyk Gerecht. Ga naar margenoot+ De Jooden hebben een groote en kleine Kerkban. De kleine is van dertig dagen: maar men kan 'er somtyds van ontslagen worden, zelfs zoo draa die uitgesproken is. Men ziet een voorbeeldt van deezen Kerkban in BasnageGa naar voetnoot(a). Een man verachtende de achting voor Godt, sluit men buiten de gemeenschap, en ontslaat hem byna wederom in den zelven tydt. Het gezag van een Schriftgeleerde der Synagoge te verwaarloozen verdient mede de Kerkban. Eindelyk de schreeuwende en openbaare misdaaden, de ontheiliging, de Godtsverzaaking, enz. de Vrygeestdryvery, de Scheurmaaking, verdienen de zelfde straf. Ga naar margenoot+ Volgens de meening der Rabbynen, is de Kerkban zoo doordringende en krachtig, dat die door twee hondert agt en veertig leden in 't lichaam van den Banneling dringt. Men moet zich ten minsten een roede lengte van hem afzonderen, hem alle menschelyke hulp weigeren, en deeze gestrengheit heeft mede onder zyne ondergehoorigen plaats: want is 'er iemandt in zyn huis overleden, of moet 'er een kindt besneden worden, niemandt mag hem te hulp komen: ô verwonderenswaardig bedryf van een bitteren yver!Ga naar voetnoot(b) Men beweent de doodt van den Banneling niet, en men werpt een steen op zyn graf, om te kennen te geeven dat hy verdient heeft gestenigt te worden. Zyne Vrienden is verboden de rouw over hem aan te neemen In tegendeel moet men Godt zegenen, die hem uit de waereldt heeft weggerukt; en zyn sterfdag is een dag van vreugde. Men moet een vreugdemaal houden, zich verluftigen, en zelfs door bly gelaat een ongemeene vreugde betoonen, over het gevoel van de Kerk zich van een goddeloos mensch ontslagen te zien. Een zoo hevig en onmenschelyk gedrag, word door een wreeder en noch onmenschelyker goed gekeurt. Hier door word volkomen de waarheit gerechtvaardigt; dat het beter in GodtsGa naar margenoot+ handt dan in die der menschen te vallen is. ‘Men sluit hem buiten de gemeenschap;Ga naar voetnoot(c) men verbant, en vervloekt hem met afgryzing; men rooit N.N. door 't Werboek uit, en door de geboden die dit Boek behelzen; door de vervloeking die Josua tegen Jericho uitsprak; door deeze die Eliza tegen de kinderen die hem bespotten uitdonderde; door die waar mede hy Gehazi vervloekte, enz. Men vervloekt hem door Hemel en Aarde; men ontbind en laat tegen hem uit alle machten der duisternisse; men offert hem de vervloeking der Engelen op; men bid Godt dat hy niets goedts van hem laat voortkomen; dat zyne verdelging haastig kome; dat alle Schepselen zyne vyanden mogen zyn; dat een dwarlwindt hem verplettere; dat de koorts en alle menschelyke gebreken hem pynigen en over den hals komen; dat zyne doodt ontydig en smertelyk zy; dat hy in wanhoop sterve, en dat hy eindelyk in de duisternissen wandele. Deeze vervloeking word met alle mogelyke Plechtigheit uitgesproken, en driewerf in zestig dagen herhaalt. Vervolgens belaad men hem met nieuwe vervloekingen, indien men zoo veel mogelyk zy d'afschouwelykste uitvinden kan. Wanneer de Banneling een afvallige is, heeft men recht hem te vervoeren en te dooden. Wat de Algemeene Joodsche Kerk-ban aangaat die men gewoon is over afvallige Jooden en andere wederspannelingen van den Joodschen Godtsdienst uit te spreeken; de Rabbyn doer eerst een aanspraak in de Synagoge over de zwaarwigtigheit der zaaken voor de Lessenaar of het Autaar staande, waarop de Boeken Moses met het Boek de Kolbou leggen, in welk laatste de zwaarste vloeken by den Kerkban gebruikelyk, begreepen zyn. Vooraf word 'er op den Hoorn van Jericho geblaazen, en men | |
[pagina 114]
| |
steekt twee zwarte waschkaerssen op. Alsdan geeft de Rabbyn te kennen, dat deeze Ban volgens 't besluit der Parnassyns genomen en met goedkeuring der Rabbynen voltrokken word; bestaande in de volgende bewoording: ‘Volgens het Raadbesluit der Engelen en de uitspraak der Heiligen, verbannen wy, verzweeren wy, stooten wy uit onze Synagoge, en vervloeken wy, naar den wille Godts en zyne Kerke, door het Wetboek waar in de 613. geboden opgeteekent zyn; met dien Ban waarmede Josua de Stadt Jericho in den Ban sloeg; met dien vloek waarmede Eliza de Jongens en zynen knecht Gehasi vervloekte; met die uitbanning waarmede Barak den strafwaardigen Meros verbannen heeft; met deeze uitstooting waar mede weleer de Leden van den Grooten Raadt gewoon waren te bannen; met dien Ban waarmede Raf Jehuda Ezechiels ZoonGa naar voetnoot† zynen knecht gebannen heeft, en met alle die banningen, vervloekingen, uitstootingen en afzonderingen, die sedert den tydt van Moses onzen Leeraar tot op den dag van heden geschied zyn: in den naame van Henthariël die Jah word genoemt of Heer der Heirschaaren; in den naame van den grooten Vorst Michaël; in den naame van Nunatteron wiens naam als die van zynen Meester is; in den naame van Sardoliphon vlechtende kranssen zynen Meester, te weeten: voordragende de gebeden Israëls voor Godt zynen Heere; in den naame die twee en veertig letteren begrypt en die aan Moses in den Doornbosch verscheenen is; In den naame door wien Moses de Roode Zee kliefde; in den naame van hem die gezegt heeft: ik ben die ik zyn zal, door het geheim van den grooten naame Godts Jehova, door de geschreeven twee tafelen der Wet; in den naame des Heeren de Godt der Heirschaaren, woonende boven de Cherubinen; in den naame der Globen en Raderen door Ezechiel gezien, der Heilige Dieren en Dienstbaare Engelen die den Allerhoogsten dienen, verbannen wy alle Israëliten die eenigzins het besluit der Synagoge zouden willen overtreeden, 't geen hun om te gehoorzaamen voorgelegt word. Hy zy dan vervloekt voor den Heere de Godt Israëls zittende boven de Cherubinen; hy zy vervloekt uit den mondt van dien eerwaarden en ontzachelyken naam die op den grooten Verzoendag uit den mondt van den Hoogenpriester ging; Hy zy vervloekt in den Hemel en op de Aarde; Hy zy vervloekt uit den mondt van den Almogenden Godt; Hy zy vervloekt uit den naame van Mettateron volgens zyne 314. letteren een gelyk getal met het woordt Schadai, de Almachtige, uitmaakende; Hy zy vervloekt uit den naame van Achtaviël Jah, Heere der Heirschaaren; Hy zy vervloekt uit den mondt der Seraphim, der Raderen en Heilige Dieren, mitsgaders der Dienstbaare Engelen dienende voor 't aangezichte des Heeren in Heiligheit en reinigheit. Is hy gebooren in de Maandt Nisan (Maart) wiens opperste Wacht-Engel die de zelve bestiert Uriël word genoemt, hy zy vervloekt uit zynen mondt, en uit den mondt van zyn geheele wacht. Is hy gebooren in de maandt Jiar (April) wiens opperste Wacht-Engel die de zelve bestiert Zephaniël word genoemt, hy zy vervloekt enz: Is hy gebooren in de Maandt Sivan (Mey) wiens Opperste Wacht-Engel die de zelve bestiert Amniël word genoemt, hy zy vervloekt enz: is hy geboren in de Maandt Thamus (Juny) wiens Opperste Wacht-Engel die de zelve bestiert Peniel word genoemt, hy zy vervloekt, enz. Is hy gebooren in de Maandt Au (July) wiens opperste Wacht-Engel die de zelve bestiert Barkiël word genoemt, hy zy vervloekt enz: Is hy gebooren in de Maandt Elul (Augusti) wiens opperste Wacht-Engel die de zelve bestiert Periël word genoemt, hy zy vervloekt enz: Is hy gebooren in de Maandt, Tilvi (September) wiens Opperste Wacht-Engel die de zelve bestiert Zuriël word genoemt, hy zy vervloekt enz: Is hy gebooren in de Maandt Marchoseth (October) wiens Opperste Wacht-Engel die de zelve bestiert Zachariël word genoemt, hy zy vervloekt enz: Is hy gebooren in de Maandt Kisler (November) wiens Opperste Wacht-Engel die de zelve bestiert Adoniël word genoemt, hy zy vervloekt enz: Is hy gebooren in de Maandt Tevet (December) wiens Opperste Wacht-Engel die de zelve bestiert Anaël word genoemt, hy zy vervloekt enz: Is hy gebooren in de Maandt Scevat (Januari) wiens Opperste Wacht-Engel die de zelve bestiert Gabriël word genoemt, hy zy vervloekt enz. Is hy gebooren in de Maandt Adar (Februari) wiens Opperste Wacht-Engel die de zelve bestiert Rumiël word genoemt, hy zy vervloekt enz: Hy zy vervloekt uit den mondt van de zeven Engelen die over de zeven dagen van de week zyn gestelt enz: Hy zy vervloekt uit den mondt van de vier Engelen die over de vier beurtwisse- | |
[pagina 115]
| |
lingen des jaars zyn gestelt enz. Hy zy vervloekt uit den mondt van de zeven krachten; hy zy vervloekt uit den mondt van dien sterken en vreesschelyken Godt; wy bidden dat hy verbroken worde, en dat zynen val haastelyk geschiede. Godt de Godt der Geesten wil hem vooral zyn vleesch verderven en verdelgen. Godt de Godt der Geesten wil hem vooral zyn vleesch verneederen. Godt de Godt der Geesten wil hem vooral zyn vleesch onderdrukken. Godt de Godt der Geesten wil hem vooral zyn vleesch uitrooyen. De verbolgenheit des Heeren en een smertelyken stormwindt moet op het hoofdt van den godtloozen nederstorten, en de Worg-Engel moet hem aanvallen. Hy zy vervloekt waar hy zich keert of wend; zyne ziele moet met verschrikkinge van hem scheiden. Dat hy aan een benaaude keel sterve, en dat hy zyn tydtperk niet overleeve. Dat Godt hem kastyde met teering, heete koorts, brandt, vuurigheit, en schruft; Dat hem het zwaerdt vervolge, tot dat hy t'eenemaal verdelgt zy; het zwaerdt moet hem door het harte dringen, en dat zynen booge verbrooken worde. Dat hy worde als kaf voor den windt. De Engel des Heeren dryve hem weg; zynen weg zy duister en slibberig, en de Engel des Heeren vervolge hem. Zyne vervolging moet hem onvoorziens overkomen; zyn net door hem in 't verborgen gelegt moet hem verstrikken. Dat hy uit het licht in de duisternisse verstooten worde, en van den Aardboden verdreeven: Angst en benaautheit moeten hem verzellen; zyne oogen moeten zyne ballingschap zien en hy moet de grimmigheit des Almachtigen gevoelen. Hy zy bekleedt met den vloek als met zyn kleedt; zyn huis moet verdelgt worden, en Godt rooye hem uit eeuwiglyk en stoote hem uit zyne hutte; de Heere vergeeve hem zyne zonden niet: maar de toorn en yver des Heeren moet rooken over hem en op hem moeten alle de vloeken rusten die in het Wetboek geschreeven zyn; de Heere delge zynen naam uit onder den Hemel, en scheide hem af ten quaade van alle de stammen Israëls, volgens alle de vloeken des Verbondts in dit Wetboek opgeteekent. Maar gy die noch in 't leeven en in een goeden welstand zyt, hangt den Heere uwen Godt aan; Hy die Abraham, Isaak, Jakob, Moses, Aäron, David, Salomon, de Profeten Israëls en Godtvruchtigen onder de Heidenen gezegent heeft, die zegene ook de gansche Heilige Gemeente, nevens alle andere Heilige Gemeentens, behalven den geenen die deezen Ban overtreed; Godt wil hen naar zyne barmhartigheit bewaarren, behouden en hun uit alle elende en benaautheit verlossen; hy wil hunne dagen en jaaren verlengen en zynen zegen verleenen tot al hunner handen werk; hy verlosse hen eerlang nevens geheel Israël; dus geschiede zynen wil en welbehagen, Amen. Ook kan een Banvloek over de beestenGa naar margenoot+ uitgesproken worden. Een gebruik onder de Jooden: maar 't welk noch niet tot deezen trap van verdraagzaamheit was opgeklommen, aan de waare wysheit verknocht, vermits men een hondt met den ban staat, die de onbeschaamtheit had de schoenen van den wyzen te knaagen. De Banvloek knaagde dan de staart van den hondt met alle hevigheit van stoffelyk vuur. Het Woordenboek van Bayle zal ons eenGa naar margenoot+ spreekend bewys verschaffen van de ongelegentheden, waar in iemandt vervalt, die in den Ban word gedaan. Acosta is 't, door zyn eigen ervaarenheit bekent, dat de gewettigde straffe van Kerkban somtyds hartdrukkender, en byna altoos van een verdrietiger gevolg is, dan die van den waereldlyken arm. 't Minst was het 't geen hy van de onheuschheit en de quade bejegeningen zyner broederen had uit te slaan. Men hitste de kinderen op, hem alle smaadt in 't openbaar op straat aan te doen, en in 't werpen met steenen tegen zyn huis. Zy liepen hem schreeuwende achter na, uitbrakende alle vervloekingen. Men spoog hem in 't ontmoeten aan, en men porde de kleine jongens insgelyk te doen. Verwonderenswaardig waarlyk was de kracht van den Kerkban tegen Acosta los geborsten; zoo lang de onboetvaardigheit van den gebannen Joodt duurde, werd een van zyne broederen gelast de uitwerkselen van dien rampzaligen te beletten. Alle deeze rampspoeden noodzaakten hem eindelyk zich weder onder de gehoorzaamheit der Kerke te begeeven, of ten minsten te veinzen zich weder met haar te vereenigen. De voorwaarden van zyne ontslagingGa naar margenoot+ werden belaaden met een onverdraaglyke boetoeffening voor een eerlyk man. De Plechtigheit van des Joodts vryspreeking geschiede dusdanig als ons Bayle met deeze bewoording voorstelt: ‘Hy moest voor een talryke Vergadering op den verheven spreekplaats komen, en overluid een geschrift leezen, waar in hy beleed duizendmaal de dood verdient te hebben. Van deeze plaats gekomen, werd hem bevolen naar een hoek van de Synagoge te gaan, alwaar hy zich tot den broeksband toe | |
[pagina 116]
| |
ontkleeden moest, en koussen en schoenen uitrekken. De Deurwaarder bond hem de handen aan een styl of pylaar vast, en in deezen staat gaf hem den Zanger negen en dertig geesselslagen. Vervolgens quam de Leeraar, deed hem op den grondt neerzitten, en verklaarde hem van den Kerkban ontslagen. Hier op stond den ingang van 't Paradys weder als te vooren voor hem open. Acosta kleede zich, ging voor de Deur van de Synagoge leggen, en die uit de zelve gingen traden over hem. |
|