Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijVII. Hoofdtstuk.
|
I. | Ga naar margenoot+ De Samaritanen vervloeken Mahomet. Deeze vervloeking is op 't einde van een Kronyk te vinden, die zy het Boek van Josua noemen: maar de naam van Mahomet is in 't Samaritaansch geschreeven, op dat de Turken geene kennis van deeze vervloeking hebben zouden, die hunnen Godtsdienst verongelykt. |
II. | Zy haaten de andere Jooden doodelyker wyze, en deeze doen het hen insgelyks. |
III. | Gelyk de naam JehovahGa naar voetnoot(b) onuitdrukkelyk by de Jooden is; zoo is die ook by de Samaritanen, die in de plaats van den zelven Sema leezen. |
IV. | Zy hebben een verwart denkbeeldt van den Messias: maar zy spreeken 'er eerwaardig en zonder lastering van tegen de Christenen; zoo men verzeekert. |
V. | Zy volgen der Mahometanen Hegira in hunne Jaarrekeningen. |
VI. | Zy lochenen de wezentlykheit der Engelen, en verklaaren de Schriftuur-plaatsen alwaar van deeze Geesten gesproken word, door het woordt Bevel of Kracht zond Godt een EngelGa naar voetnoot(c), waar mede zy willen te kennen geeven dat Godt een Bevel gaf. De Engel Godts deed zodanig een zaak, te weeten, de Kracht Godts werkte, enz. Nochtans zyn 'er Geleerden die meenen dat de Samaritanen waarlyk de wezentlykheit deezer Geesten gelooven. |
VII. | Hunnen Hoogenpriester is des volks Rechter. Alle dingen worden door zyn besluit en voor zyne rechtbank beslecht. Deeze Hoogenpriesters wannen hunnen oorsprong van Aaron te hebben. |
VIII. | Zy zyn strenger waarneemers van den Sabbat dan de Jooden. |
IX. | Zy werpen zich ter aarde wanneer ze Godt voor den Berg Garizim aanbidden, daar volgens hun zeggen het Huis Godts is. |
X. | Zy offeren het Paaschlam op den Berg Garizim, en eeten 't met ongehevelt broodt, kooken 't met bittere kruiden. |
XI. | Hunne zevende Maandt begint met het Feest der Bazuinen. Tien dagen daar na is het Feest van Verzoening.Ga naar voetnoot(d) Hun Vasten voeren ze strenger dan is Jooden uit. |
XII. | Op den 15de van de zelve Maandt vierenze hun Loofhutten Feest. Zy rechten Tenten op en verlustigen zich zeven dagen lang, de agtste dag die de laatste van 't Feest is, brengt men met Godt te loven door. |
XIII. | Zy geeven naaukeurig acht of de Conjunctie van Zon en Maan in den nacht of op den middag voorvalt. Indien die voor zes uuren geschied, is deezen dag de eerste van de Maandt. Valt dit ten zes uuren of een weinig laater voor, verschuift men den aanvang der maandt tot den volgenden dag Zoo de Conjunctie de Maan betreft, heeft de Maandt 29 dagen, en 30. indienze de Zon betreft. Als de nieuwe Maan op den elfden van de Maandt AdarGa naar voetnoot(a) invalt, voegt men een Maandt tusschen beide, tellende 13 Maanden in dit Jaar, en de Maandt die daar op volgt is de eerste Maandt van 't Jaar. Indien de Maandt met den twaalfden van Adar begint of een dag daar na, is 't de eerste Maandt van 't Jaar, en men telt als dan twaalf Maanden. |
XIV. | Zy storten het water van Onderscheiding, dus genoemt, uit, op den dertienden of veertienden dag, vooral, indien het door de aanraaking der vrouwen bezoedelt is. Zy storten 't op den zevenden dag uit wegens een vrouw die eenig verlies heeft. In het kraamleggen van een zoon zyn de dagen van afzondering 41. maar van een dochter 80. |
XV. | Zy gelooven een algemeen oordeel, 't welk een dag van wraake over de godloozen zal zyn, en een dag van vrede en vergelding voor de vroomen. |
Wy hebben een gedeelte van deeze aanmerkingenGa naar voetnoot(b) getrokken uit eenige brieven door de Samaritanen omtrent het jaar 1690. geschreeven.
Ga naar margenoot+ Wat de Caraïten aangaat, zy onthouden zich in 't Oosten, en zelfs in Polen en Litouwen. De andere Jooden vermengenze somtyds met de Saduceên; en om hun hatelyk te maaken, noemenze henGa naar voetnoot(c) Cutheên of Samaritanen, Epicureên, enz. Deeze Caraïten zyn minder bygelovig dan de andere Jooden.
I. | Zy verwerpen de gewaandeGa naar voetnoot(d) mondelyke Wet aan Moses op den Berg Sinai gegeeven, en doen ten opzichte by de Jooden 't geen de Calvinisten by de Roomsgezinden doen. Deeze mondelyke Wet van Moses is een gemakkelyke uitvinding, die het juk helpt ondersteunen van veelvuldige beuzelingen die de Joodsche Geleerden in 't Jodendom bevolen hebben, en die men ongevoelig, als wezentlyke zaaken tot den Godtsdienst behoorende, heeft ingevoert. |
II. | Dit heeft veroorzaakt dat hun Jodendom zuiverder is. Zy verbinden zich zorgvuldiglyk aan den oorspronkelyken Text der H. Schrift, en meenenGa naar voetnoot(e) dat de uitleggingen, hoe bondig die ook zyn, altoos de kracht verzwakken. Zy vorderen een blinde vertrouwelykheit, en willen niet in 't minst twyffelen over de wezentlykheit Godts noch over de Goddelykheit der Wet. |
III. | De Caraïten houden staande dat de Hoogenpriester of eenig Profeet (te weeten, een bequaam en welervaaren man, want het blykt niet dat het hier de profecy behelst) gelast was de Feesten en Jaaren in te stellen, terwyl den staat der Jooden noch bestond; daar nu de instelling volgens andere Jooden, door den Vorst van 't Sanhedrim geschied. Deeze begeeren dat de Starrekundige uitrekening noodig zy om hunne Jaaren daarna in te stellen; en geenen willen dat men die niet instellen moet, dan na de eerste verschyning van de Nieuwe Maan. Zy verwerpen de tydrekeningen en tussenstellingen, naardien die Moses niet heeft ingevoert.Ga naar voetnoot(f) Men zou niet ontkennen konnen dat 'er geen belachelyk vooroordeel in 't gedrag der Caraïten is. De bediening van Moses kon niet beletten, een gebruik voor zich onverschillig tot den Godtsdienst te voltooien. Om dit blindt gezach is 't dat men voor deeze aloude dwaling heeft, en om de hulde zonder oordeel aan instellers van eenige gebruiken gegeeven, dat men die veele gevaarlyke bygelovigheden toeëigenen moet. |
IV. | De Caraïten verschillen van andere Jooden over eenige stukken de bloedschande en verboden trappen in 't huwelyken raakende. |
V. | Zy gelooven dat de eigenschappen Godts geene andere dingen zyn dan Godt zelf. Zy gelooven en merken Godt aan als |
een oorzaak die somtyds verscheiden gewrochten door een zelvige werking voortbrengt. Godt werkt een invloedt op alle de doeningen der menschen, en verleent hun zyne hulpe; maar van hun hangt het af die te voltrekken. Alles is in de handt van Godt, behalven de vreeze Godts. De gezontheit of ziekte die zy de ziel toeëigenen, naardien zy in staat is de waarheit te begrypen of niet, is een Stoicynsch denkbeeldt. | |
VI. | Zy geloven dat 'er straffe en vergelding na dit leven is. |
VII. | Zy verwachten de Messias; maar begeeren niet dat men zich bemoeie in 't beraamen van zyne komst, gelovende zelfs dat ze kan vertraagt worden, uit oorzaake hunner zonde en de traage tydorde van Saturnus omloop. Deeze Dwaalstar is der JoodenGa naar voetnoot(a) Sabbatsstar. Men mogte hun wel vraagen, welk een betrekking dat 'er tusschen den Messias en de Planeet Saturnus is, en welke verzekering zy hebben dat Saturnus betrekkelyk op den Sabbat zy, of zynen invloedt over hun Volk uitstort? |
VIII. | Zy lyden in hunne huizen geene beelden noch eenig ander afbeeldzel; zelfs begeerenze niet dat men 'er eenigen handel mede dryve. |
IX. | In hunne Gebeden keerenze zich met het gezicht naar Jeruzalem. In hunne overdenkingen zyn ze kort, en vermyden als dan alle soorten van afwendende gedachten. Zy bidden in 't Hebreeusch, vermits zy gelooven dat deeze taal waarlyk heilig is. |
X. | Men verzekert ons dat ze veel naaukeuriger dan de andere Jooden, de geboden der zeden onderhonden. |
XI. | Zy hebben een ongemeene achting voor hunne Leermeesters. De Leerlingen plaatsen zich niet zonder hun verlof, en wanneer zy van hun verlof verzoeken en afscheid neemen, deinzenze achterwaards, het gezicht naar hun wendende. Men zegt dat deeze Leermeesters zeer milddadig zyn, en den geenen voor niet onderwyzen, die geene middelenGa naar voetnoot(b) te betaalen hebben. |
Ga naar margenoot+ De Caraïten en Rabbinisten, (want dus noemt men de Jooden en wederstreevers der Caraïten) doemen elkander openhartig. Zy verbinden zich nooit onderling, 't zy in huwelyk of eenig ander verdrag. De Rabbinisten ontsangen zeer zelden de Proselyten van de Caraïten afkomstig, zeggende, dat een Caraït eerst moet een Mahometaan of Christen worden, voor dat men hem als Joodsch Rabbinist kan aanneemen. Waarom zegt men niet datze deeze wederzydsche haat als een geloof Artykel aanzien, vermits zy het zoo getrouwelyk in acht neemen? De Christenen zyn niet minder naaukeurig over dit onderwerp.
Belangende de Saduceên, zy begonnenGa naar margenoot+ zich volgens BasnageGa naar voetnoot(c) 240 jaaren voor Christus op te doen: maar hun begin isGa naar voetnoot(d) veel ouder. Zy zyn alleen te onderscheiden, door dien zy weigeren het gezag van de overlevering te erkennen. Men meent ook dat ze de Boeken Moses voor andere gewyde Boeken in achting houden, en dat ze die als werken aanzien,Ga naar voetnoot(e) door eerwaarde Persoonen, wegens hunne heiligheit, te samen gestelt.
I. | Het schynt datze den invloedt van de voorzienigheit over alle der menschen doeningen ontkennen. Waar is 't, dat zy ten minsten de volstrekte vryheit vast stellen. |
II. | Zy ontkennen mede de bestaanlykheit der Engelen, de geestelykheit der ziele, en de opstanding.Ga naar voetnoot(f) Zy verbeelden zich dat 'er geen geest dan alleen Godt is. |
III. | Zy gelooven, dat 'er geene gelukzaligheit dan die van het tegenwoordig leven te verwachten is; dat de straf en vergelding die Godt besloten heeft enkelyk op het tegenwoordig leven opzicht hebben, en dat men geen andere beweegreden dan deeze hebben moet om Godt te dienen. |
Deeze zoo vleyende en bequaame beginselen, om de gemoederen in slaap te wiegen kreegen niet weinig byval onder lieden van aanzien. Nochtans was hunne zede-oeffening zoo ongebonden niet als men gelooven zou, door dien zy de misdaaden zeer streng straffen, en als de Joodsche Historiën hun afbeelden volkeren omtrent de zeden een weinig woester te zyn. Dus zoude by hun de werkdaad met de gesteltheit niet overeenkomen.
Deeze Sekte heeft lang na de verwoesting van de Joodsche Republyk stant gehouden. 't Schynt mede datze met de Caraïten enGa naar voetnoot(g) Samaritanen zyn vermengt geweest. Hoe het zyn mag, men meent dat ze, zoo Basnage zegt, noch in Afrika hun bestaan hebben: maar hy staat voor zyn bygebragt zeggen niet in.
Alle de hedendaagsche Jooden kan men als Pharizeen aanmerken, uitgezondert de Ca-
Ga naar margenoot+raïten en Samaritanen; naardien het Jodendom de Overleveringen als Goddelyke bevelen acht, en somtyds zelfs met meer oplettenheit in acht neemt dan de Wet aan Moses overgegeeven. Tegenwoordig, zegt de geleerde Prideaux,Ga naar voetnoot(a) is de Joodsche Godtsdienst niet meer dan een verheven gebouw op de Overleveringen der Pharizeen, en geenzins op de grondzuilen van de Wet en Profeten gesticht. 't Is wel waar, dat de Jooden die onder ons leeven, de waarde der Overleveringen ongemeen verheffen, als mede de deftigheit van den Talmud waar in ze vervat zyn; maar 't is by vergrooting gezegtGa naar voetnoot(b) dat hy hun Bybel geworden is, nademaal zy een geduurig gebruik der gewyde Boeken oeffenen, en dat alle hunne leezingen, gebeden, enz. altoos regelrecht of zydelings uit den Bybel getrokken zyn. Laat ons den middelweg inslaan. De tegenwoordige Jooden konnen voor Pharizeên doorgaan, wegens de achting die zy voor de Overleveringen hebben, en van hunne naaugezetheit in de uitvoering van 't geen hunne geleerde Overleveraars bevelen: maar deeze naaukeurigheit maakt hen geene Pharizeên in de leer, vermits zy door hunne geloofs belydenis verklaaren, dat de Wet aan Moses gegeeven onveranderlyk is, en dat Godt hun nooit geen andere kon geeven. Daar en boven verschillen de hedendaagsche Jooden zelfs van de aloude Pharizeen in de oeffening. 't Is in 't algemeen meer noodig, dat zy uitterlyk geen dadelyke heiligheit betrachten, vermits men weinige onder hun ziet, die het zich niet waardig achten, op de Pharizeênsche wyze tevermommen.
Een ander verschil onder de hedendaagscheGa naar margenoot+ Jooden en de Pharizeên is de opstanding der dooden. De PharizeênGa naar voetnoot(c) geloofden de zielverwisseling, en dit is 't geen zy opstanding noemden:Ga naar voetnoot(d) maar zy wygerden deeze verhuizing den godloozen van de eerste orde, en verzonden hunne zielen om eeuwiglyk voor de misdaaden te lyden, door hen op de waereldt begaan. Zy geloofden, dat de zielen der quaaddoeners van de tweede rang in den lichaame gestraft wierden, waar in zy overgingen. De hedendaagsche Jooden gelooven de opstandingGa naar voetnoot(e) gelyk de Christenen.
Men gelooft, dat de Pharizeên een soort van nootlot stelden, 't welk des menschen bedryf noodzakelyk maakte. Anderen verzachten dit gevoelen, doordien het de Goddelykheit onteerde, onderstellende dat de Pharizeên door dit nootloot iets anders dan de voorzienigheit Godts verstonden. Zy zeggen dan dat de Pharizeên geloofden, dat Godt van den beginne den schepzelen een zekere kracht had medegedeelt, waar door zy werkten en zich bewogen, zonder dat het noodig zy, dat Godt geduurig met hun werkte. Eenige waanden dat zy de tweede oorzaak deeden afhangen vanGa naar voetnoot(f) den invloedt der starren, en dat dit het nootlot was 't geen de Pharizeên gedreeven hebben. Hoedanig men deeze leer keert en wend, men zal bevinden datze den mensch van zyne vryheit berooft.
De aloude Pharizeên oeffenden verscheiden soorten van boeten, die in onze dagenGa naar margenoot+ met deezen der Monniken van la Trape en veele andere boetdoenders niets verschillen. By voorbeeldt, zy onthielden zich van den slaap, zoo noodig voor 's menschen gezondheit; zy strooyden keisteenen, doornen en distelen in hun bedt; zy vasteen dikmaals en zeer lang; zy geesselden zich tot bloedens toe; zy reetten zich de huidt op. Zy gewenden zich de oogen te sluiten of hielden het gezicht neerslachtig, gingen zonder acht op hunne voeten te slaan, tot zy met het hoofdt tegen den muur stuitten.Ga naar voetnoot(g) Zy droegen de Wet voor hun voorhoofdt, op de mouwen en op de boorden en zoomen hunner kleederen. Zy bezochten de graven der Heiligen Israëls, en versierden ze met gedenk-stukken hunner Godtsdienstigheit; met dit alles schynt het, dat de Schriftuur hen als veel oneerlyker luiden dan de Sadduceên hunne tegenstreevers verbeeldt. Men bemerkt dat zy in weerwil der gestrengheden, waaraan deeze Pharizeên zich uitterlyk overgaven, zich diep in de geheimenissen der Grooten drongen. Het waren waarlykGa naar voetnoot(h) schrandere ringsteekers in staatkundige Stoffe.
Men meent dat 'er zich halve Jonden inGa naar margenoot+ Silezië, en elders ten tyde van de Reformatie op deeden, en die men noch in verscheiden plaatsen vind.Ga naar voetnoot(i) Seidelius achtte men hun Hoofdt te zyn. Dit volk dreef, dat de Messias geen opzicht op de Heidenen had, en dat hy alleen den Jooden be-
trof, naardien zy het volk waren, 't welk Godt waarlyk met zyn verbondt heeft vereert. Seidelius geloofde noch dat de geheele Godtsdienst in de Tiengeboden stond vervat.Ga naar voetnoot(a) Hy stelde de offerhanden en plechtigheden, als byzondere Kerkgebruiken van het (Joodsche) Volk voor, die tot den dienst van Godt geschikt waren.
Ga naar margenoot+ In Engelant en elders zyn Sabbatarissen, die niet van andere Jooden verschillen dan door een veel strenger waarneeming van den Sabbat.Ga naar voetnoot(b)
Wat de Esseên en Herodianen aangaat, vermits hunne Sekten zich niet verder hebben uitgebreid dan de eerste tyden van 't Christendom, vergenoegenwe ons met het geen 'er de Geleerden van gezegt hebben.
Ga naar margenoot+ In Hollandt maaken de Jooden twee onderscheide lichaamen uit, die elkander gezwooren vyandt zyn.Ga naar voetnoot(c) De Hoogduitsche zyn 'er van de Spaansche en Portugeesche Jooden door eenige plechtigheden en vrywillige gebruiken onderscheiden. Het verschil bestaat in deeze gebruikelykheden alleen, en raakt geenzins aan de innerlyke gesteltheit van hunnen Godtsdienst, nochtans voldoet dit om voor een krachtige voormuur tegen de vereeniging te verstrekken. Deeze Hoogduitsche Jooden overtreffen in bygelovigheden de Portugeesche enz. Ook zyn 'er veel van niet wel te vertrouwen. De Portugeesche Jooden gunnen hun geen plaats in hunne Synagoge, en gaan ook geene verbintenissen met hun aan. Een eenig geslacht van Benjamitische Jooden heeft te Amsterdam het voorrecht, plaatsen in de Portugeesche Synagoge te mogen hebben: vermits zy eertyds de gevluchte Spaansche en Portugeesche Jooden gunstiglyk ontfingen, en by de Mogentheden van den Staat de bywooning hebben helpen uitvoeren. De Italiaansche Jooden zyn mede als Benjamiten aangezien; doch niet zoo verachtelyk als de Hoogduitsche. Nochtans zal een Portugeesch zyne dochter aan geen Italiaanschen Joodt geeven.
De Chineesche Jooden kan men voor eenGa naar margenoot+ byzondere Sekte aanzien. Volgens bericht van P: Gozani verschillenze in deeze volgende punten:
I. | Schoon zy geene beelden hebben, nochtans plaatsen ze het Tafereel, waarop de naam van den Keizer geschreeven is, in den stoel van Moses; 't welk als een ontheiliging by de Europiaansche Jooden zou worden aangezien. |
II. | Zy gebruiken wierookvaaten met reukwerk om de gedachtenis der Heilige Patriarchen enz. te vereeren. |
III. | Zy vermengen veele verdichtselen en belachelyke vertellingen met de waare zaakelykheden der H: Schrift; waarin zy mogelyk met de Rabbynen der Europische Jooden deels, overeenkomen. Het zoude nut doen, indien men wist of het in de uitlegging of in den text is, daar zy deeze verdichtselen mede vermengen. |
IV. | Zy eeren Confutius, en woonen met de andere Chineezen de plechtelyke diensten by die zy hem ter eere bewyzen. |
V. | In 't voorjaar en in den Herfst bewyzen ze hunne Voorvaderen Lykplichten op de wyze van andere Chineezen, en zetten hun vleesch voor: maar onthouden zich van zwynen vleesch. |
VI. | Zy schynen geen denkbeeldt van den Messias te hebben. |
- margenoot+
- Wat het gevoelen der Samaritanen aangaat onderzocht.
- voetnoot(a)
- Zie Vojage au Mont de Sinai & à Jerusalem, par Morison, in 't jaar 1705. gedrukt.
- margenoot+
- Hunne gewoontens vyftienledig voorgestelt.
- voetnoot(b)
- Eertyds kosten 't den Jooden het leven die bestond het woordt Jehovah uit te spreeken, en de Hoogepriester zelf sprak het maar eens 's jaars in den Tempel van Jeruzalem uit.
- voetnoot(c)
- Zie Basnage Hist. des Juifs L. 2. C. 2.
- voetnoot(d)
- Zie de Verhandeling van P. Simon, die hier na volgen zal.
- voetnoot(a)
- Deeze Maandt komt met de Maandt Februari overeen.
- voetnoot(b)
- Te vinden in Basnage Hist. des Juifs L. 2. C. 9. Zie mede Hist. des Juifs & des Peuples voisins. par Prideaux.
- margenoot+
- Het gevoelen det Caraiten en hunne Zeden en gewoontens elfledig beschouwt.
- voetnoot(c)
- Buxt. Synag. Jud. L. 1. C. 1.
- voetnoot(d)
- Of overlevering. P. Simon gebruikt op dit Artykel groote gematigtheit, en meent dat ze niet dan de valsche en twyffelachtige overleveringen verwerpen.
- voetnoot(e)
- Zy leezen nochtans de H. Schrift en hunne Kerkpligten in de taale van 't Landt van hun verblyf, als te Konstantinopolen in 't Grieksch; te Caffa in 't Turksch; in Persië in 't Persiaansch; in Arabië en overal in 't Arabisch, alwaar dit de gemeene taal is. Zie Prideaux Hist. des Juifs. & des Peuples voisius. To. 4. pag. 72. te Amsterd. 1722. gedrukt. Zie mede Basnage Hist. des Juifs L. 2. C. 16.
- voetnoot(f)
- Basnage ibid.
- voetnoot(a)
- Basnage Hist. des Juifs Li. 2. Ch. 16.
- voetnoot(b)
- P. Simon, heeft Jevél naauwkeurig afgeschreeven, wat de Caraïten en Samaritanen aangaat, zie zyne Hist. de toutes les Religions.
- margenoot+
- Hoe zich de Caraïten en Rabbinisten onderling niet verdragen konnen.
- margenoot+
- De gevoelens der Saduceen waar in die bestaan.
- voetnoot(c)
- Hist. des Juifs L. 2. C. 14.
- voetnoot(d)
- Zie Prideaux Hist. des Juifs &c. To. 4. pag. 62.
- voetnoot(e)
- Basnage Hist. des Juifs L. 2 C. 14.
- voetnoot(f)
- Ibid. L. 2. Ch. 15.
- voetnoot(g)
- Basnage Hist. des Juifs L. 2. Ch. 15.
- margenoot+
- Hoe en waar in de hedendaagsche Jooden met de Pharizeen verschillen.
- voetnoot(a)
- Zie Hist. des Juifs &c. To. 4.
- voetnoot(b)
- Prideaux ibid.
- margenoot+
- In welk een zin de Pharizeên de zielverwisseling geloofden.
- voetnoot(c)
- Zie Josephus.
- voetnoot(d)
- Zie Prideaux Hist. des Juifs &c. Tom. 4.
- voetnoot(e)
- Eenige nochtans gelooven de Zielverwisseling.
- voetnoot(f)
- De hedendaagsche Jooden zyn voor deezen invloedt zeer ingenomen. Zy zyn 't ook niet alleen: maar eenige Christenen hebben getracht dit te verdeedigen, en men moet bekennen dat ze wel vleit; want vermits ze de eere van weldoen berooft, berooft ze ook de schande van de misdaadt.
- margenoot+
- De strenge en bygelovige Godtsdienstplichten deezer Sekte aangeweezen.
- voetnoot(g)
- Dit was door 't gebruik der Totaphos of een beschermmiddel.
- voetnoot(h)
- Zie het geen Josephus op 't onderwerp van Alexander Jannens bericht.
- margenoot+
- Van welke gevoelens de halve looden zwanger gingen.
- voetnoot(i)
- Zie Basnage Hist. des Juifs. L. 9. Ch. 34.
- voetnoot(a)
- Dit zyn de woorden van Basnage.
- margenoot+
- Sabbatarissen en Esseên aangemerkt.
- voetnoot(b)
- Dit is 't geen wy op 't geloof van eenige Jooden zeggen: maar zie hier wat 'er een verstandig en verlicht Schryver van zegt, in zyne Memories en observations touchant l'Angleterre pag. 367. in 't jaar 1698. gedrukt. ‘Daar is een genoodschap van menschen onder den naam van Sabbattarissen bekent. Zy belyden, een duizend jaarig ryk te verwachten... Deeze Sabbattarissen zyn dus genoemt, om dat zy de Rustdag van Zaturdag op den Zondag niet willen overbrengen. Zy staaken den arbeidt van des vrydags avondts vroegtydig af, en zyn in 't waarneemen van den Sabbat zeer streng. Zy bedienen den Doop aan den volwassenen... De meesten onder hun eeten geen bloedt, noch zwynen vleesch noch 't geen gestikt is... Hunne zeden zyn streng, en al hun uitwendig gedrag is Godtvruchtig en Christelyk.’ Deeze Sabbattarissen zyn dan als Joodsche Christenen in zeekere punten aangemerkt.
- margenoot+
- Hoe de Hoogduitsche met de Portugeesche Jooden alleen in Kerkzeden verschillen.
- voetnoot(c)
- By de Portugeesche Jooden noemt men hen Benjamiten of Jooden van 't geslachte Benjamins.
- margenoot+
- Van welk een gevoelen de Chineesche Jooden zyn.