Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijVI. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 93]
| |
zwangere vrouw middel vond zich te bergen. De Jooden eeren de gedachtenis hunner Heiligen en Martelaren op eene Diptique wyzeGa naar voetnoot(a) Men vind van eenen Isaak Castro van Tartas gemeld, die de Portugezen levendigGa naar voetnoot(b) te Lissebon verbrand hebben, en die dit strafvonnis met groote stantvastigheit uitstondt. De Amsterdamsche Jooden merkenGa naar margenoot+ hem als een Heilig aan. Insgelyks vind men van een Arts aangetekent, Sylva genoemt, die de Spanjaards wilden verbranden: maar een hevig onweer doofde het vuur uit. Dit mirakel is wel het nieuwste. Van een anderen in Portugal verbrandt, vielen de ketenen van handen en voeten, en hy was zoo gelukkig dat hy zich redde of veeleer door bystand van een onzichtbaare macht verdween. Dom Lopez de Vera, Joodsch geworden, en vervolgens Juda de geloovige genoemt, leed het strafvonnis van 't vuur met een zoo groote stantvastigheit en onverzachtheit voor zyn eeuwig welzyn, dat 'er zyne Rechters over verbaast stonden. Uit deeze voorbeelden kan men oordeelen, dat de stantvastigheit der geenen die men Martelaars noemt, niet altoos van een Goddelyken bystant is, en dat de vooroordeelen zeer dikmaals een verwonderlyke onverzachtheit byzetten. Dat men dan niet verwondert zy onder alle Godtsdiensten Martelaars te vinden. Zal men zeggen dat het uit zinnigheit, oplopendheit, hartnekkigheyt of huichelary is, die in den mensch overnatuurlyke krachten uitwerkken, en hem de eigenzelfs liefde vergeeten doen? Wy zullen hier op niets besluiten, om deeze bekende spreuk niet te verongelyken: dat de oorzaak een Martelaar maakt, maar niet de straf; doch hoe 't ook zy, de Martelaars der Zedekunde zyn niet zeer gemeen,Ga naar voetnoot(c) zoo lang ze hunne grondregels aanzien als een grondslag va veeltallige Godtsdiensten. Laat ons noch eenige voorbeelden van Heiligen der Joodsche Kerke en hune mirakelen voorstellen. Ga naar margenoot+ JochananGa naar voetnoot(d) was van een voorbeeldelyk rein gedrag. Hy droeg zorg ten minsten vier elleboogslengte van een huis des gebedts, te zyn, wanneer hy genoodzaakt was zyn water te moeten maaken. Hy vierde de feestdagen met Godtvruchtigheit, en om den Sabbat beter te onderhouden, dronk hy tot dronken wordens toe. Hoe licht is de ongeregeltheit deezer Godtvruchtigheit te merken. Wanneer Juda de HeiligeGa naar voetnoot(e) begraaven wierd, verlengde de dag, en de nacht vertoefde tot dat ieder wederom t'huis quam om zyne Sabbatslamp t'onsteeken. De Dochter der stemme verkondigde, dat alle die ter geleide van de begraving waren geweest, zouden verschoont worden, behalven een die wanhopende storf. Deeze Dochter der stemme was gemeenlyk een goedt of quaadt voorzegzel, 't geen men uit de eerste gesproken woorden trok, door den eersten persoon die men hoorde, of die op de raadvraging ontmoete. Dit woordt was alzoo ontzachlyk als het Orakel der Goddelyke voorzienigheit, en men heeft Jooden gezien, uitzinnig genoeg om die hooger te schatten dan die der Profeten des alouden Testaments; en deeze woorden wierden gevallig uitgesproken. Dus hebben de Heidenen over hun noodlot raadgepleegt met de vaarzen van Homerus en Virgilius; insgelyks zochten eertydts de bygelovige Christenen den uitslag hunner onderneemingen, in den Bybel op twee of drie verscheiden plaatsen by geval opgeslagen, te mogen weeten. De Geestelyke ampten natuurlyk voor alleGa naar margenoot+ anderen den voorrang hebbende, valt het nier moeielyk te begrypen, hoe men zich voorlaat staan dat Godt die met zekere byzondere genadengiften begunstigt. Genoeg is 't Priester of Godgeleerde te wezen om te gelooven de bezitter der geheimen van 't Opperwezen te zyn, en wat meer is, om het zich zelf in te beelden. Hier uit ontstaan wonderwerkende bedryven aan deeze Geestelyke verrichtingen toegeëigent. De Overleveraars waren eertydts by de Jooden van 't getal deezer bevoorrechten, naardien zy de bezitters der Overleveringen waren, en hun de zorg aanbevolen was, die den nakomelingschap na te laaten. Deeze Overleveringen bestonden in zeer veele Godtsdienstige taalvitteryen, nochtans den gelovigen Jooden zoo noodzaakelyk, dat zonder de zelve het onmogelyk was, dat de Wet door Godt aan Moses gegeeven hen den weg ten Hemel baanen kon. Billyk was 't dat een zoo zwaare bediening met veele ongemeene giften verzelt ging. Deeze uitneemende wegwyzers voerden de mirakelen uit; zy hadden magt over den duivel; zy weerstonden de betoverende werken; zy voorzeiden of voorzagen de doodt der kranken, enz. Wy zul- | |
[pagina 94]
| |
len voordachtelyk de naamen deezer Overleveraars en hunne wonderwerken, die zonder tal zyn, niet gedenken. Men kan ze in den Joodschen Talmud vinden. |
|