| |
VIII. Hoofdtstuk.
Van der Jooden Geloofs Belydenis; en van byzondere Geloofs-Artykelen, die niet algemeen onder hun worden aangenomen.
Ga naar margenoot+ DE gelovige Jooden mogen zich van deeze Geloofs belydenisse niet ontvreemden, die de grondt-Artykelen van hunnen Godtsdienst insluiten;Ga naar voetnoot(d) welke dertien Artykelen wy hier ter neder stellen, en ieder Joodt aldus belydt.
I. | Ik geloof met een volmaakt vertrouwen, dat Godt altoos gezegent, de Schep- |
| |
| |
| per en Onderhouder van al het Geschapene is; dat hy alles heeft gedaan, dat hy alles doet en dat hy alles doen zal, tot het einde van alle eeuwen. |
II. | Ik geloove enz. Dat Godt eenig is, en dat 'er niets met zyne eenigheit te vergelyken zy. Hy is geweest, hy is en zal altoos zyn, Godt alleen eeuwiglyk gezegent. |
III. | Ik geloove enz. Dat Godt niet lichaamelyk is; dat hy niet tastbaar is, en niet als stoffelyk kan begreepen worden; dat 'er ook niets bestaat 't geen hem gelyk zy. |
IV. | Ik geloove enz. Dat Godt het beginsel en einde aller dingen is. |
V. | Ik geloove enz. Dat Godt alleen moet aangebeden worden, en dat geen wezen, hoe het ook zy, met hem aanbiddelyk is. |
VI. | Ik geloove enz. Dat alles 't geen de Profeten geschreeven hebben, waarachtig is. |
VII. | Ik geloove enz. De waarheit der Profecyen van Moses onzen Leermester,Ga naar voetnoot(a) (aan wien Godt vrede verleene.) Ik geloove, dat hy de Vader, en het Hoofdt der Wyzen is die zyne tydtgenoten zyn geweest, en van alle die geen die hem tot onze dagen zyn opgevolgt. |
VIII. | Ik geloove enz. Dat Godt aan MosesGa naar voetnoot(b) onzen Meester de Wet gegeeven heeft zodanig als wy die nu bezitten. |
IX. | Ik geloove enz. Dat Godt deeze Wet nooit veranderen, noch ook geene andere geeven zal. |
X. | Ik geloove enz. Dat Godt aller menschen gedachten doorgrondt, en dat hy alle hunne werken kent. |
XI. | Ik geloove enz. Dat Godt de weldoenners vergelden zal, en de quaaddoeners straffen. |
XII. | Ik geloove enz. Dat de Messias komen moet, en ik zal hem altoos en bestendig verwachten, tot dat hy kome. |
XIII. | Ik geloove enz. Dat Godt de dooden zal opwekken. Ik weete de tydt deezer opstanding niet: maar die zal nochtans zyn, wanneer het de wille Godts zyn zal, eeuwiglyk gezegent. Dat zyne gedachtenis tot in alle eeuwen verheerlykt zy, Amen! |
Deeze Geloofs-Artykelen zyn verklaart en uitgebreid in de Historie der Jooden door Basnage en in de Synagoge van BuxtorfGa naar voetnoot(c). Waarby men voegen kan 't geen P: Simon in zyne te volgen Verhandelingen zegt.
Behalven deeze grondstellige Artykelen, zyn 'er noch andere, die mogelyk niet algemeen aangenomen zyn: doch echter niet t'eenemaal verworpen.
I. | De Jooden hebben veel achting voorGa naar margenoot+ de Engelen: maar zy aanbiddenze noch dienen hun niet als Voorspraken en Bemiddelaars. Nochtans vervoegenze zich tot henGa naar voetnoot(d) in zekere gelegentheden. Volgens Buxtorf, zyn 'er Jooden die veel kracht aan 't gebedt toeëigenen, 't welk zy de 72 verzen noemen. Deeze verzen met yver opgezegt, hebben kracht de Engelen tot zich te trekken, en hen te noodzaaken den bidder hulpe te bewyzen. A. Ross verzekert, ‘dat de Jooden gelooven, dat 'er voor hunne Synagoge een goede en quaade Engel is, om acht te geeven wie het yverigste en aandachtigste in 't gebedt zy. Deeze Engelen neemen toezicht op hunne huizen, en alles zuiver en net vindende, vertrekken ze met vreugde enz.’ Dus spreekt de goede man insgelyks in de vertaaling van zyn BoekGa naar voetnoot(e) door Tomas la Grue Meester in de vrye kunsten en Arts in de Geneeskunde. Ten minsten moest hy de naam van den Schryver noemen die hem een zoo merkwaardige omstandigheit verstrekt heeft. |
II. | Zy draagen den Heiligen gebeden voor. Een Geleerd DuitscherGa naar voetnoot(f) haalt dit aan.Ga naar voetnoot(g) De Pelgrimaadjes der Jooden naar het graf van den Profeet Ezechiel en de mirakelen die zy op reekening van den Profeet uitventen, schynen het bevestigen. Men zou deeze verdicht selen onder de Jooden niet voordraagen, zegt Bayle, indien de aanroeping der Heiligen hen een verboden zaak sheen.Ga naar voetnoot(h) |
III. | Zy stemmen het Vagevuur of de Plaats van zuivering toe, en 't is om hunne vrienden te verlossen, dat zy dagelyks elf maanden lang, het gebedt Cadish genoemt, opzeggen.Ga naar voetnoot(i) |
IV. | De Gemeente bidtGa naar voetnoot(k) voor de dooden. De vrienden van den overledenen komen 's morgens en 's avondts byeen, en
|
| |
| |
| biddenGa naar voetnoot(a) voor zyne ziele geduurende zeven dagen. Ook geeven ze AalmoezenGa naar voetnoot(b) en offeren voor de ziele des overledenen. |
V. | De Overleveringen, waar van zy de volkome noodzaaklykheit toestaan zyn een breedvoerig byvoegzel van de Wet die zy van Moses ontfangen hebben. Mogelyk dat deeze Overleveringen stilzwygende uitdrukselen in de 7, 8 en 9 Artykelen van de Geloofsbelydenis zyn. |
VI. | Verscheiden gevoelens hebbenze van den Messias. Eenige gelooven dat zyne komst om des volks zonden vertraagt word. De Joodsche Geleerden verzekeren dat 'er twee Messiassen komen zullen, de eene arm en elendig zynde, en de andere verheerelykt en machtig. Deeze zal hen in hun eerste luister herstellen; hy zal hunne vyanden verdelgen; zyn Ryk zal tydelyk zyn. Eenige Geleerden zyn 'er geweest die geschreeven hebben dat de Messias al voor langen tydt gekomen was, en dat hy te vergeefs vermacht wierd. |
VII. | Niet volkomen zynze over de denkbeelden van 't Paradys, de Hel en Opstanding eensgezindt. Veele Jooden vleyen zich dat het Paradys voor hen een verblyf volop van genoegte zyn zal, alwaar de vermaakelykheden der zinnen zullen plaatse hebben; alwaar de omgang met vrouwen, als een hoofdt-artykel van waare wellust, zal gedoogt en toegelaaten worden. Wy konnen ons verzekert houden dat zy hunne gedachten naar hunne begeerste schikken, en dat veele menschen zich vooraf grootelyks vergenoegen zouden, indien den Godtsdienst hun dit Artykel verzekerde. |
|
-
margenoot+
- Dertien voornaame Geloofs Artykelen der Jooden, en waar in die bestaan.
-
margenoot+
- Zeven Artykelen waar over de Jooden niet eens gevoelende zyn.
-
voetnoot(d)
- Zie in Buxtorf een gebedt aan de Engelen voorgedraagen. C. 8. Synag. Jud: waar is 't, dat zy 't niet veel in gebruik hebben.
-
voetnoot(f)
- Zie Basnage Hist. de Juifs L. 4. Ch. 10. Art. 7.
-
voetnoot(h)
- Dit is geen leerstuk van den Joodschen Godtsdienst. Zy draagen geen gebedt den Heiligen Patriarchen op; maar somtyds laaten ze dit in hunne gebeden invloeien: Wy bidden u ons te verhooren om de verdienste van Abraham, Isaak en Jacob, enz. Zy bedienen zich van deezen regel, om zich, zeggenze, te meer te verneederen voor Godt; geloovende niet waardig te zyn om eigen deugdshalven verhoort te worden, waarom zy hunne toevlucht tot Abraham enz. neemen.
-
voetnoot(i)
- Zie Buxtorf. Synag. Jud. en de Verhandeling van P: Simon.
-
voetnoot(k)
- Buxtorf. Syn. Jud. C: 49. Tota Ecclesia singulis Sabbathis pro defunctis orat, maxime pro illis qui aliquid ad usum pauperum vel Synagogae conservationem legarunt &c: Hy stelt het voorschrift der gebeden voor de dooden.
-
voetnoot(a)
- De reden die hen om in de gemeenschap te bidden verplicht houd, is, dat zy verzekert zyn, dat Godt zicht in een vergadering van veele persoonen vinden laat, die gezamentlyk bidden. In deeze byzondere vergaderingen moeten vooral niet meer dan tien persoonen zyn. Indien ze het getal van tien te boven gaan, hebben de hoofden der Synagoge het recht van ze te verbieden, wegens het nadeel dat ze aan de openbaare vergaderingen zouden konnen toebrengen.
-
voetnoot(b)
- Deeze Aalmoezen worden met veel hoogmoedt en opgeblazentheit verricht. De Jooden verzekeren ons dat het gebedt voor de dooden by hun bestaat, wegens de groote voordeelen die de Synagoge door deeze offerhande geniet.
|