Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
(1727)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 82]
| |
II. Hooftstuk.
| |
[pagina 83]
| |
De Rabbynen zeggen dat Keizer Antoninus de Godvruchtige het Jodendom niet ongeneegen was. Severus en zyne Troonvolgers waren mede den Jooden goedgunstig. Ten minsten blykt het niet dat ze door deeze Heidensche Keizers quaalyk gehandelt zyn. Maar de Christenen, meesters van 't Roomsche Ryk geworden, hadden zoo veel achting voor dien Landaart niet, die als een gezwooren vyandt van Jesus Christus,Ga naar margenoot+ door hen werd aangezien. Men erinnerde zich dat ze hem gekruist hadden, en men geloofde de verongelykingen den Messias aangedaan, te moeten wreken. Konstantyn maakte een aanvang door genoeg verzachte Wetten: maar Constantius ontzag hen minder, willende dat men den Joodt met de doodt straffen zou die een Christen vrouw trouwde. De Keizer Theodosius liet den Jooden de oeffening van hunnen Godtsdienst vry. Deeze toegenegenheit scheen voor Ambrosius zoo gevaarlyk, dat hy alle Christelyke poogingen aanwendde om de voor hem geduchte ongevallen voor te komen. Het Feest 't welk de Jooden ter gedachtenisse der verlossing vierden, door de Koninginne Hester hen verworven, werd in den aanvang van de vyfde eeuw afgeschaft: naardien de Christenen zich inbeeldden dat men onder het afbeeldsel van Haman, Jesus Christus bespotte; en de Geestelyken bekrachtigden deeze afschaffing. Men schepte behaagen de Vyanden van den Godtsdienst onder te brengen, wanneer slechts de Leeraars daar toe verlof gaven, en men verbeeeldde zich toen, dat het een Christelyk werk was. Laat ons tot de tyden van Justiniaan overgaan. Deeze Vorst verboodt hun het Paasch-Lam te eeten. Ook deed hy hun in Afrika hunnen Godtsdienst staaken. De genegenheit van den Vorst voegt zich naar zyne oogmerken van gezag,Ga naar voetnoot(a) wanneer hy aan hunne bekeering arbeiden wil. Vervolgens wierden de Jooden wel of qualyk gehandelt na den aart der Troonvolgers van Justiniaan; maar Heraclius verklaarde zich t'eenemaal hunnen vyandt, vervolgde hen by alle gelegenheden en bezigde gewelt, hen te verplichten het Christendom te omhelzen.Ga naar voetnoot(b) Hy liet hen zelfs in de Staten der nabuurige Vorsten vervolgen; want op zyn aanzoek deed 'er de Koning van Spanje veele van ombrengen, onder voorwendsel van een Geestelyk oogmerk, behelzende, dat het beter was het lichaam te verderven, met dien opzichteGa naar margenoot+ van de ziel te behouden. Eenige Koningen der Westgotthen handelden hun niet beter in Spanje. Chilperik en Dagobert Koningen van Vrankryk maakten mede veele beweegingen om de Jooden te bekeeren, laatende eenige doopen: te weeten, men dompelde hen in 't water om 'er uitwendige Christenen van te maaken; want de tekenen en plegtigheden die men bezigde om hen den Godtsdienst in te lyven, werkten geene indrukselen in 't hart. De Historie geeft ons te kennen hoe Leo Isauricus mede yverde om de Jooden te bekeeren, en begeerde dat ze Christenen wierden. In 't Westen was de regering van Karel den Grooten, en vervolgens Lodewyk den Zachtmoedigen den Jooden gunstig genoeg: maar dit behaagde den beruchten Agobard Bisschop van Lion niet. Hoe verstandig en zachtmoedig hy ook was, trachte hy zynen Vorst tegen hun door genoeg scherpe aanschryvensGa naar voetnoot(c) op te hitsen: nochtans werden ze noch onder de regeering van Karel den Kaalen gedoogt, alhowel men om hen hatelyk by 't volk te maaken, beschuldigde nu en dan de Vyanden van den StaatGa naar voetnoot(d) te begunstigen. Het Mahometanendom dulde hen in denGa naar margenoot+ eersten beginne, en deeze Godtsdienst, die zich sedert zyne geboorte door 't geluk van Wapenen en de verdeeltheit der Christenen ongemeen had uitgebreidt, scheen voor 't Jodendom niet ongenegen te zyn: echter waren de CalifenGa naar voetnoot† en andere Mahometaansche Vorsten den Jooden niet altoos even | |
[pagina 84]
| |
goetgunstig. Cader vervolgde hen zeer hevig, om hunne goederen, die veel waren, magtig te worden, en deeze vervolging duurde eenige jaaren. Omtrent dien tydt was 't mede, dat Calif Hakim, die in Egipte regeerde, en zich tot hoofdt van den Godtsdienst der DruzenGa naar voetnoot* opworp, hen, die beleden Jooden te zyn, insgelyks qualyk handelde. Ga naar margenoot+ De yver van eenige Jooden, die de Mahometanen van 't Koningryk Grenade zochten te bekeeren, haalde hen een hevige vervolging, omtrent het midden van de elfde eeuw, over den hals. De Kruisvaart by de Christenen van Spanje ten einde van de zelfde eeuw verkondigt, zou gaerne die van deezen Godtsdienst waren, geweldaadig hebben aangetast, indien de Koning van Castilië het aanporren van den yverigen Nicolaas van Valence had willen gehoor geeven: maar de drift der Kruisvaarders haaldeGa naar margenoot+ in Duitslandt volkomen haar hart op: zy deeden 'er eenige duizenden deezer rampzaligen te Keulen, Worms, Trier, Spiers, en Mentz sneuvelen. Vyftig jaaren na deeze onderneeming, trok een Heremiet Rodolf genoemt tegen hun de Alarmklok, waanende dat de liefdeplicht vereischte dat men de Vyanden van 't Christendom uitrooide. Deeze man was buiten twyffel met een bezending belast, tegenstrydig met die van Jesus Christus, die de Vrede op de aarde had gebragt, en zyne Apostelen bestiert, toen ze de Samaritanen door 't vuur van den Hemel wilden doen sterven. De vervolgingen deezer KruisvaartenGa naar voetnoot† wierden dan algemeen en verbreidden zich door gansch Europe. Ga naar margenoot+ Wy meenen te hebben aangemerkt, dat de vervolgingen die de Mahometanen den Jooden aandeeden, zoo algemeen niet zyn geweest, noch zoo hevig dan deeze die zy onder de Christenen leeden. Schach Abas, die in Persië op 't einde van de zestiende eeuw regeerde, vervolgde hen om hun te noodzaaken Mahometaans te worden, en in de zeventiende, hervatte een hoog Amptenaar van Persië de vervolging tegen hun: maar men bevind niet dat het vuur van de vervolging van 't Oosten geduurig door den Heiligen yver der DerviesGa naar voetnoot‡ vernieuwt is geworden. Een der hevigste vervolgingen die de Jooden in 't Oosten bezuuren moesten, heeft 'er een groot gedeelte van ter bekeering gebragt. De beruchte MaimonidesGa naar voetnoot(a) wilde zyn Geloofsgenoten vertroosten, hun eene verlossing (nergens te vinden) voorzeggende. Alhoewel deeze Voorzegging, alzoo min grondt had dan die der Starrewichelaaren, en niet strekte dan om de lichtgelovigheit des Volks te stevigen, zulks het scheen dat men ter deezer gelegenheit de Geestdryvery van den Rabbyn moest verschoonen, die door deeze belofte den afval der Jooden trachtte voor te komen. Op 't einde van de dertiende eeuw wierden ze noch in 't Oosten vervolgt,Ga naar voetnoot(b) en de Kruisvaarders handelden hun allerwegen mede zeer qualyk.Ga naar voetnoot(c) Raimond van Pennafort meedoogender zynde, wil dat men in Spanje arbeide om hen door overtuiging te winnen. Men handelde hen onder de regeeringGa naar margenoot+ van Ferdinand den Catholyken zeer wreed. Deeze Vorst bande hen in 't jaar 1492. t'eenemaal uit zyne Staaten, en gaf hun niet dan vier maanden tydt tot hun vertrek. De tydt werd vervolgens noch een maandt op aanzoek van een yverige GeestelykeGa naar voetnoot(d) verkort. Acht hondert duizend Jooden vertrokken met onnoemelyke schatten uit Spanje, en van dit groot getal van vluchtelingen, sneuvelde, veele door schipbreuk, honger, elende en ook door een hart onthaal der geenen by wien zy hunne lyfberging zochten. De Historie heeft ons de gedachtenis deezer harde handeling nagelaaten: maar de Genuezen lieten deeze gelegenheitGa naar margenoot+ om hunnen yver voor 't Christendom te toonen, zich niet ontglippen. Men arbeide om den honger deezer elendige vluchtelingen te stillen, en de ziel door de | |
[pagina 85]
| |
ongemeene noodruft des lichaams te winnen. De gelegenheit was ongemeen voordeelig. De Genuezen gingen de Jooden met het Kruis in de eene handt en het broodt in de andere te gemoet. Men gaf hun broodt die het Kruis hulde beweezen. Dit noemde men een meesterstuk de bekeering dus uit te werken; vermits 's menschen ziele de lichaams benodigtheden zoo zeer onderworpen is, zulks het gemeenlyk zeer zwaar valt, wanneerze lyd, dit te wederstaan: maar wanneer de ziel weder tot haar verhaal komt, is dit lyden over. Ga naar margenoot+ Wy dienden niet te vergeeten de beruchte t'zamenrokking der Veehoeders in de veertiende eeuw. Deeze uitzinnige Bende die tot haar Hoofdt een Priester en een Monnik had, beging in VrankrykGa naar voetnoot(a) onder de regering van Philips den Langen groote wanorde, vermoordende de Jooden overal op een onbarmhartige wyze. Die Buitenspoorelingen handelden hun niet beter in Spanje: maar eindelyk werden de Vorsten genoodzaakt aan de uitrooying deezer verwoestende Veehoeders te arbeiden, die overal rampspoet met zich voerden, overzulks ook de Pest deel in hun belang nam, om dit gebroedzel te verdelgen. Jammerlyk stond het den Jooden door de Pest geschapen. Men beschuldigde hen de wateren vergiftigt te hebben: maar toen men hun onschuldig vond, wierden ze echter gedoemt zich te bekeeren, of te worden verbrand. Duizenden van Jooden die weigerden Christenen te worden, doemde men ten vuure. Ga naar margenoot+ De Geesselaars muntten mede omtrent in 't midden van de veertiende eeuw in Duitslandt uit. Dit volk meende meedoogender en Godvruchtiger dan andere Christenen van hunnen tydt te zyn; wilde den last wel op zich neemen, van zich naakt, met koorden van scherpe yzere pennen verzien, te geesselen, om de zielen in 't Vagevuur te verquikken en de zonden der menschen uit te wisschen. Voor dat ze deeze geesseling begonnen, lazen ze opentlyk hunnen last, vervat in een Brief die Godt (zoo zy voorgaven) aan hun geschreeven had, en hen door een Engel gegeeven was, met uitdrukkelyk bevel Boete te doen, zodanig als gezegt is. Zy breidden hunnen last tegen de Jooden uit, en geloofden hen te moeten ombrengen en verbranden, om hunne boeteoeffening te verdienelyker voor Godt te maaken. Ga naar margenoot+ In Italië hadden de Jooden tot hun vyandt Paus Jan de XXIII. die hen strengelyk vervolgde, en die, als Stedehouder van Jesus Christus, Heere der zielen en Oppervorst der Staten, gelaste dat men hen tot hetGa naar margenoot+ Christen geloof bekeeren zoude. Hy schreef naar Spanje, zulks men tot de bekeering der Jooden arbeiden mogt, en men bekeerde een groot getal. Wie weigerde op den weg der waarheit te wandelen, werd verbrand of genoodzaakt te vluchten. Twee Pausen, als Pius den V. en Sixtus den V. verdreeven hun uit den Kerkelyken staat, uitgezondert Rome en eenige andere Steden. Een der redenen die men bybragt om hen te Rome te gedoogen, was, datmen hoopte, dat ze zich door den omgang met de Christenen bekeeren zouden, en dat ze door het dikmaals zien van den Paus veel handelbaarder worden zouden. Deeze reden is hecht, sterk, en van gewigt: maar waarom willigt de algemeene Vader der Christenen deeze gunst niet mede aan de Ketters in? Wy moeten bekennen, dat de Jooden somtyds hunne schaade inhaalden, 't zy doorGa naar margenoot+ hun woekeren of door andere ongeregeltheden alzoo strafwaardig. Deeze ongeregeltheden wierden in Vrankryk ten tyde van Philips den Schoonen besnoeit, onder wiens regeering zy zoo talryk en machtig waren, dat de Joodsche Schryvers voorgeeven, dat 'er uit Vrankryk een grooter getal hunner broederen in ballingschap verdreeven wierden, dan 'er uit Egipte ten tyde van Moses trokken. Deeze ballingschap en 't verlies hunner goederen waren niet alleen de rampspoeden die hun over quamen: maar men doemde hen ook ten vuure Laat ons zien of men hen gunstiger in Engelandt dan in andere Christen StatenGa naar margenoot+ handelde Henrik de III. wilde zonder geweldpleeging tot hunne bekeering arbeiden: maar vervolgens deed de behoeftigheit van deezen Koning het oog op de Jooden werpen. 's Konings eerste Amptenaar eischte van hun een groote somme geldts, en op hunne weigering, beschuldigde men hen van moordery, om een gewettigt recht op hunne goederen te vinden, waar van zy genoodzaakt wierden, om vrede te erlangen, een derdendeel te missen Men belaste hun dikmaals onder deeze regeering met schattingen, tot men ze eindelyk op 't eindigen van de dertiende eeuw t'eenemaal uit het ryk bande. De Historie van Engelandt toont met welk eene hevigheit men van tydt tot tydt den Jooden te Lincoln en in andere Steden van dit Koningryk plaagde. Eindelyk was het noodlot en den staat der Jooden, telkens de drift der opgerokkendeGa naar margenoot+ volkeren door de Geestelykheit aangezet, onderworpen, of ook wel het staat- | |
[pagina 86]
| |
kundig oogmerk der Christen Vorsten onderhevig: maar de Reformatie van Luther en Calvyn heeft hun gunstiger geweest, vermits zy zich zeer voordeelig in verscheiden Protestantsche Staten hebben ter neer gezet. Hollandt, alwaar zy niet weinig kracht den koophandel byzetten, openende, om zoo te zeggen, haaren boezem voor alle Sekten der waereldt, hier is 't dat ze noch edelmoediger dan by andere Protestanten worden ontfangen, want de Jooden te Amsterdam, byna de schoonste wyken deezer beruchte Stadt bewoonen. 't Zal nu genoeg zyn 't geen wy hier van de vervolgingen gezegt hebben, die de Jooden door de Christenen hebben moeten bezuuren, om daardoor de doodt van den Messias te wreeken. Deeze vervolgingen waren somtyds op verfoeielyke misdaaden gegrondt, waarmeede de quaadaartigheit van zekere volkeren den Jooden belastte, en wiens onbesuisden yver hen met alle bedenkelyke wreedheit strafte, die ooit de Geestdryvery der Huichelaren wist uit te voeren. |
|