II. Hoofdtstuk.
Van der Jooden Waarzeggeryen en Toveryen; van hunne Nieubekeerden; van der Vrouwen geboden; en van de Slaven.
Ga naar margenoot+ De Jooden houden 't voor een groote misdaadt geloof aan eenige Waarzeggery te geeven, als ook Starrewichelary, Stipwaarzeggery, Handkykery en andere betoveringen of wichelaaryen.
Maar noch grooter misbedryf gelooven zy te zyn, zich aan Zwartekunstenary, Toverkunst, Beguchelingen, Godnabootzing, Engelen aanroeping of wel zich den Demons over te geeven; de dooden raad te vraagen om 'er een antwoordt van te bekomen; en met een woordt gezegt, iets te doen van 't geen Deuteronomium 18. als verboden word aangeweezen.
Ook is hun verboden de huidt op te snyden, zich met inkt of andere verwen te bestryken, volgens Leviticus 19. Gy zult u geen merktekenen maaken; en de Rabbynen hebben noch veele andere bygelovigheden verboden, die onder de Amorreên in gebruik waren, en zyGa naar voetnoot(a) Darch Ha-Emori hebben genoemt.
Ga naar margenoot+ Wanneer iemandt wil Joodsch worden, zyn drie Rabbynen of Mannen van aanzien, verplicht om van hem naaukeurig te weeten, welk een gedachte hem tot dit besluit heeft gebragt, en wel acht te geeven of dit ook om eenige menschelyk inzicht geschied. Want wanneer dit zoo bevonden word, wyst men hem af, hem vertoonende hoe zeer gestreng de Wet van Moses is, en hoe der Jooden geloofsgenooten nu zeer veracht en versmaad zyn; en dat hy beter doen zoude te blyven in den staat, waar in hy zich bevind. Indien hy dan daar in volhard, besnyd men hem; en als hy geneezen is, baad men hem geheel in 't water, in 't byzyn der drie Rabbynen die hem ondervraagt hebben, waar na hy gelyk de anderen voor Joodt word verklaart.
Alles 't geen den mannen verboden is,Ga naar margenoot+ zyn mede de vrouwen onderhevig: maar de geboden aangaande, hebben de Rabbynen besloten, dat de vrouwen niet verplicht zyn deeze te doen, die stiptelyk moeten uitgevoert en nagekomen worden, steunende op de zwakheit en tederheit deezer kunne, wegens de gehoorzaaamheit die zy haaren mannen schuldig zyn, en op de dienstbaarheit haarer onderwerping.
Deeze drie geboden zyn 't dan, die zy gehouden zyn waar te neemen; eerstelyk, zich zorgvuldig te wachten met haare mannen in haare maandelyke tyden geen gemeenschap te hebben, en zelfs niet voor dat zy zich gebaad hebben. Ten tweeden, het broodt toe te maaken, en een koek te bereiden, die eertyds den Priester werd aangeboden, en men nu verbrandt. En ten laatsten de Sabbatslamp des avonds te ontsteeken, om 's nachts voor den Sabbatdag te branden, gelyk reeds hier voorGa naar voetnoot(b) is gezegt.
Echter zyn 'er vrouwen van een Godtsdienstiger gedrag dan de mannen, die niet alleen voor de opvoeding haarer kinderen waaken; maar die voorbeeldelyk haare mannen tot het betrachten van de deugdt aanleiding geeven.
Eertyds was 'er onder de aloude JoodenGa naar margenoot+ een groot onderscheid tusschen de Slaven, naardien 'er Hebreeusche Kananeesche slaven waren: maar nu, behalven in 't Oosten en in Barbarye, koopen zy 'er geen. Die geene die zy bezitten, daar van laaten zy zich dienen, en volgen het gebruik der plaatsen alwaar men zich onthoud; en indien deeze Slaven willen Joodsch worden, besnyden zy hun, en gebaad zynde, worden ze in vryheit gestelt.