VII. Hoofdtstuk.
Van der Jooden Loofhutten-Feest.
Ga naar margenoot+ OP den vyftienden van de maandt Tisri is het Loofhuttenfeest, 't welk zy Succoth noemen, ter gedachtenisse hunner legering in de woestyne op den Uittogt van Egipte. Dus word gezegt Leviticus 23 vers 42. Gy zult zeven dagen in de hutten woonen enz. Een ieder maakt zich dan op een open plaats eene hut rondom met groente bekleed en gedekt, en inwendig versiert tenGa naar margenoot+ beste men kan. De Rabbynen hebben zich over de gedaante en hoedanigheit deezer hutten niet min dan over haare hoogte en breette dapper uitgeslooft. In deeze hutten eeten en drinken de Jooden en eenige slaapen 'er in: maar ten minsten brengt men 'er den dag in door, en 's nachts is men gewoon in huis te zyn, en dit oeffent men den tydt van agt dagen.
Dit feest duurt negen dagen, waar van 'er zeven bevolen zyn; en een die men naar d'oude gewoonte viert, gelyk op 't Paaschfeest, waar van we in 't derde Hoofdtstuk deezer Verhandeling gesprooken hebben. Ook is 'er een dag voor de t'zamenroeping, behalven de zeven dagen, bevolen.Ga naar voetnoot(a) Op den agtsten dag zult gy de byeenroeping hebben, enz. De twee eerste en twee laatste dagen van dit feest worden plegtelyk geviert: doch de overige zyn hier niet aan verbonden, gelyk by hun Paaschfeest is gezegt.
Niets ongemeens valt 'er by de gebeden van deezen dag voor, als 't geen reeds over 't onderwerp van 't feest gezegt is. Men leest de Psalmen van de 113de. tot de 119de. Hallel genoemt. Men haalt de Boeken Moses, en men leest 'er in. Men leest 'er de Aftara, en men spreekt den zegen over de Oppermogentheit. Vervolgens bid men het gebedt Mussaf of men herhaalt de gedachtenis der offerhande die men op deezen dag deed, gelyk Numeri 29 vers 13. geschreeven staat; de eerste dag dertien Stieren; de tweede twaalf, de derde elf, verminderende dus dagelyks, uitmaakende zeventig Stieren in zeven dagen; en de agtste een eenige Stier.
Ga naar margenoot+ Zy bezorgen zich voor deezen dag van een palmtak, drie mirtetakken, twee wilge, enGa naar voetnoot(b) een citroentak byeen gebonden: en wanneer men in de Sinagoge de Psalmen Hallel geleezen heeft, neemenze in in hunne rechterhandt alle deeze byeen gebonden takken, behalven de citroentak die zy in de linkerhandt houden, en elkander naderende, keeren en wenden zy zich naar de vier deelen der Waereldt, gelyk Leviticus 23. gezegt word: En op den eersten dag zult gy takken van schoon geboomte neemen, Palmtakken en meyen van dichte boomen, met Beekwilligen, en zingende eenige lofzangen, doen zy eenmaal 's daags een omgang om 't kleine Autaar, 't welk in de Synagoge is, houdende deeze takken in de handt, als ook de citroentakken met de vrucht; vermits men eertydts de zelfde plegtigheit in den Tempel rondom den Autaar deed.
De zevende dag van 't Feest, die zyGa naar voetnoot(c) Osaana Rabba noemen, gebruikenze van deeze takken niet dan de wilgetak, en doen zeven omgangen, zingende de 29ste. Psalm: Geeft den Heeren gy kinderen der Machtigen enz. en deeze dag is de plegtigste van 't Feest, en meer dan andere Feestdagen.
De negendeGa naar voetnoot(d) en laatste dag word Simcha tora, of vreugde wegens de Wet geheeten, nademaal men met het leezen van de Boeken Moses geëindigt is, overeenkomende met de verdeeling die men voor ieder week heeft gemaakt, gelyk we reeds hier voor gezegt hebben.
En wanneer het jaar geëindigt is, verkiestGa naar margenoot+ men in ieder Synagoge twee mannen, die men Bruidegoms van de Wet noemt; waar van den eenGa naar voetnoot(e) Chathan tora geheeten, het einde leest, en den anderen die menGa naar voetnoot(f) Chathan Berescith noemt, eerlang weer begint. 't Geen zy met eenige tekenen van vreugde verzellen. 't Zelfde word in alle Synagoge waargenomen, en men brengt het overige van den dag in vreugde bedryf door.