V. Hoofdtstuk.
Van der Jooden Nieuw Jaar, en van de maandt Elul.
Ga naar margenoot+ DE Talmudisten staan in geschil aangaande de tydt waarin de Waereldt haaren aanvang heeft. Eenige willen dat het in 't Voorjaar was, te weeten, in de maandt Nisan, die met de maandt Maart overeenkomt; en anderen in den Herfst, namentlyk, in Tisri, 't welk onze maandt September is. Aan dit laatste gevoelen is men verbonden, overzulks men het jaar in dien tydt begint. Nochtans staat 'er in de H: Schrift geschreeven, van Nisan spreekende:Ga naar voetnoot(a) Die Maandt zy u het begin der maanden, en deeze manier volgende om te tellen, zegt men de eerste, tweede, derde maandt, en dus vervolgens tot aan den Adar, die de laatste en twaalfde was; doch daar na heeft men zodanig maandt tellen verandert, en men heeft het jaar door Tisri of de maandt September begonnen.
Hier van is het Feest Rosch Hasana of hoofdt van 't jaar afkomstig, 't welk geduurende de twee eerste dagen van Tisri geviert word, wanneer men dan zegt 't geen in Leviticus staat uitgedrukt;Ga naar voetnoot(b) In de zevende maandt zal u den eersten van de maandt een rust zyn, enz. Geduurende dit feest is allen arbeidt en handeling verboden, gelyk in de twee andere feesten waar van gesproken is.
Ga naar margenoot+ Door overlevering meenen ze, dat Godt deezen dag byzonderlyk over de bedryven van 't verscheenen jaar oordeelt, en de gebeurtenissen van 't jaar schikt, waarin men getreeden is, naardien zy waanen dat Godt op deezen dag, als het eerste stip van de geboorte der waereld zynde, naaukeurig alles naziet 't geen in 't verleden jaar geschied is. Dit is de oorzaak dat zy van den eersten der maandt Elul beginnen, die deeze voorgaat, om Boete te doen; en op eenige plaatsen staat men voor den dag op, om gebeden en belydenissen te doen, en om de Boet-Psalmen op te zeggen. Veele zyn 'er die van deezen dag af beginnen te vasten, boete doen, en geduurig aalmoezen geeven, tot op den Verzoendag, waarvan we in 't volgende Hoofdtstuk handelen zullen, 't geen dan veertig dagen duurt; en men blaast op den Hoorn met den aanvang van de maandt Elul, om redenen hier na voor te stellen.
Deeze Godtvruchtigheden worden ten minsten deeze week, die dit feest voorgaat, in agt genomen, en 's daags voor het Feest, zyn veele bezich met zich te wasschen, en negen en dertig roeslagen te geeven, verstrekkende voor een tucht,Ga naar voetnoot(c) gelyk gezegt word:Ga naar voetnoot(d) Met veertig slagen zal hy hem doen slaan, en hy zal 'er geen toe doen enz. en zy noemen ditGa naar voetnoot(e) Malcuth.
De eerste avondt van 't jaar in de SynagogeGa naar margenoot+ gekomen, wenschen ze elkander een goedt jaar; waarop met de zelfde wensch geantwoordt word. Zy hebben de gewoonte zich deezen dag op de tafel van honing en geheevelt broodt te bedienen, en van alles 't geen om te voorzeggen dienen kan, zulks het jaar vruchtbaar en gunstig mag zyn.
Eenige zyn 'er die des morgens van deeze twee feesten in 't wit gekleet naar de Synagoge gaan, om hunne boete en zuiverheit te kennen te geeven. Zelfs zyn 'er onder de Hoogduitsche Jooden die alsdan hun doodkleedt aantrekken; en zulks om hun vleesch te dooden. Men doet op dit Feest meer gebeden dan op andere, wegens het goede jaar dat men wenscht, en de verzoening der zonden. Men haalt de Boeken Moses, en vyf mannen leezen de offerhande die dien dag wierd verricht. Men zegt de Aftara der Profeeten op, en zegent de Oppermogentheit.
Vervolgens blaast men dertig maal opGa naar margenoot+ den Hoorn, waar van eenige toonen zeer zacht zyn, en andere sterk,Ga naar voetnoot(f) overeenkomende met het geen Leviticus en Numeri gezegt word: Eene gedachtenis des klanks, enz Zy zeggen dat dit geschied om aan Godts oordeel te denken, en om de zondaars te vertzaagen, en hun tot bekeering te brengen. Zy voegen 'er het gebed Mussaf genoemt, by, nevens veele andere voor deezen dag geschikt: waarby men weder het Hoorngeblaas voegt, eveneens als te vooren. t'Huis gekomen, en gegeeten hebbende, brengenze het overige van den dag door, met Predikatiën te hooren en daaden van Godtbvruchtigheit te oeffenen. Deeze twee dagen zyn in alles gelyk, en 's avondts wanneer het Feest eindigt, verricht men de Habdala, als reeds van de andere Feesten is gezegt.