II. Hoofdtstuk.
Van de Nieuwe Maan; den naam der Maanden en tusschen gevoegde Maanden.
Volgens der Jooden tydtreekening, maakt de Maansloop een Maandt uit, en de Nieuwe Maan den aanvang van de Maandt.
Ga naar margenoot+ Ten tyde van het Sanhedrim, of de Rechters van Jeruzalem, zondenze gemeenlyk twee mannen uit, om hun bericht te geeven zodraa men de Maan had ontdekt, en op deeze berichtgeeving, lietenze afkundigen, dat de Maandt dien dag begonnen was, en zy schikten hier na de Feesten in den voorschreeven tydt. Maar sedert de verwoesting des Tempels, geschied dit by uitrekening, en men drukt jaarlyks een Almanach, die hun dient om den tydt te weeten van Nieuwe en volle Maanen, de vier getyden des Jaars, de Feesten, en andere zaaken van die natuur. Ook houden ze een tydrekening van der Christenen Feesten, om 'er hunnen koophandel na te schikken.
De Nieuwe Maan is een Feestdag, volgens NumeriGa naar voetnoot(a) aangeweezen, nademaal men dien dag een nieuwe offerhande deed. Dit Feest duurt somtyds twee dagen, te weeten, op 't einde van de eene en 't begin van de andere Maandt. Als dan is 't niet verboden te werken, of koophandel te doen: maar de vrouwen alleen hebben de gewoonte zich van 't werken t'onthouden, en men maakt wat beter sier als men gewoon is.
Ga naar margenoot+ Men maakt in de gebeden van de eerste Maandt gewag, en op deezen dag leest men de Psalmen van 113. tot 118. Ook haalt men de Boeken Moses, waar in door vier persoonen geleezen word, en men het gebedt MussafGa naar voetnoot(b) byvoegt. Men leest als dan mede van de offerhanden die eertydts op deezen dag gedaan wierden.
Des Sabbats avondt die de vernieuwing van de Maan volgt, of een andere volgende avondt, wanneer men de aanwassing der Maane beschouwt, vergaderen de Jooden, en doen een gebedt tot Godt, noemende hem Schepper der Planeten en Hersteller der Nieuwe Maan. Vervolgens naar den Hemel ziende, smeekenze Godt, dat van hun allen ongeval mag geweert worden; en daar na een gedachtenis van David erinnert hebbende, word de vergadering gescheiden
Wat de naamen hunner Maanden aangaat,Ga naar margenoot+ zy noemen ze, tisri, hassuan, chisleu, teved, scevat, adar, nissan, jiar, sivan, tamus, au, elul. Door Tisri beginnen ze te tellen, komende met September overeen; maar wy zullen 'er hier na breeder van spreeken, handelende van den aanvang van 't jaar.
Om de Zonne jaaren met deeze van deGa naar margenoot+ Maan te doen overeenkomen, maakenze ieder kring of omwenteling van 19 jaaren; en van deeze 19 jaaren, zyn 'er zeven ieder van dertien Maanden, zulks om de twee of drie jaaren, een jaar van dertien Maanden volgt, 't welk menGa naar voetnoot(c) Meubar noemt. Wanneer dit geschied, telt men tweemaal de Maandt Adar, en men plaats die tusschen Februari en Maart; als dan word deeze Maandt, de eerste Adar en tweede Adar,Ga naar voetnoot(d) of Veadar genoemt.