Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
(1727)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 45]
| |
Historische verhandeling Over de hedendaagsche godtsdienst-pligten En gewoontens der jooden.
| |
[pagina 46]
| |
het overige een last of dragt is. Deeze naaukeurigheit strekt zich uit tot op het gaade slaan der gewoontens van de vrouwen, kinderen en huisgenooten, zonder uitzondering van de beesten; gelyk in de Tiengeboden begreepen staat;Ga naar voetnoot(a) Gy zult geen werk doen, gy noch uwe zoonen, enz. Ga naar margenoot+ 't Is hun ongeoorloft deezen dag van koophandel te spreeken, en gelast zich te onthouden van zaaken die gekocht of verkocht worden; noch iet te geeven, noch te ontfangen, gelyk Isaias 58. uitgedrukt staat: Indien gy uwen voet van den Sabbat afkeert, enz. Zy mogen deezen dag niets behandelen, noch niets 't geen zwaar zy, aanraaken, noch geen handwerks gereedschap, ten waare het zaaken zyn die het Sabbat vieren vereischten. Ook mogenze niet meer dan een myl weegs buiten de Stadt, en voorsteden gaan; te weeten, twee duizend schreeden. Om allen handel van arbeidt der handwerken deezen dag met te meer voorzorge te doen ophouden, hebben de Rabbynen by deeze verboden noch veele andere gevoegt; als geen geldt te handelen, noch te paardt te ryden, noch in een schuit te vaaren, op geen Speeltuigen te speelen, noch zich te baden. Ga naar margenoot+ In ziektens en gebreeken die den Wondheelder noodig hebben, daar over zyn de Rabbynen zeer straf: maar ten opzicht der Artsen, byaldien den Geneesheer oordeelt dat 'er gevaar is, of wanneer een vrouw zal baaren, is alles geoorloft. Men overdenkt dan des Vrydags, wat 'er op den Sabbat noodig zy, overeenkomende met het geen Moses van het Manna zegt:Ga naar voetnoot(b) En het zal geschieden op den zesden dag, en zy achten ook dat het zeer wel gedaan zy, veele onkosten deezen dag te doen, om 't Feest te vieren, gelyk Isaias 58. vers 13. zegt; zy gelooven zelfs den Sabbat te eeren met zich te verneederen, verrichtende iets gerings, en 't geen beneeden hunne staat zy. Men onderneemt des Vrydags geen werk, 't welk men voor den avondt niet zou konnen eindigen. Omtrent een uur voor Zonnen ondergang, zet men in een warme plaats, zoo goet men kan, 't geen en bereidt heeft om den volgenden dag te eeten. Waar na allen arbeidt word gestaakt, en in eenige Steeden is 'er iemandt bestemt, die dit uitroept of een teeken geeft een half uur voor den Sabbat begint, op dat een ieder als dan op dien dag vry en zonder arbeidt zy. Omtrent een half uur voor zonnen ondergangGa naar margenoot+ is 't, dat men stelt de Sabbat te beginnen, en bygevolg moet men alle de geboden in acht neemen. Als dan zyn de vrouwen verpligt een lamp t' ontsteeken in een kamer, die naar gewoonte zes, of ten minsten vier lemmeten of pitten heeft, en een groot gedeelte van den nacht moeten branden. Zy dekken mede een tafel met een wit laken, en zetten 'er broodt op, 't welk zy met een ander lang en smal lywaar dekken. Dit geschied, zeggenze, ter gedachtenisse van 't Manna dat zodanig viel, zynde van den dauw boven en onder bevochtigt, want op den Sabbatdag regende het niet. Daar zyn 'er, die, om de Sabbat wel te beginnen, wit linnen neemen, zich de handen en 't aangezicht wasschen, vervolgens naar de Synagoge gaan, alwaar zy den 92sten Psalm opzeggen: Het is goed dat men den Heere loove, enz. en de gewoone gebeden, voegende 'er by de gedachtenisse van den Sabbat, met deeze woorden van Genesis,Ga naar voetnoot(c) alzoo zyn volbragt de Hemel, enz. En de Heere zegende den zevenden dag, enz. In 't uitgaan van de Synagoge, keert eenGa naar margenoot+ ieder naar zyn huis, en in 't groeten, zeggen ze noch goeden dag, noch goeden avondt: maar een goeden Sabbat. Wat meer is, de Vaders zegenen hunne kinderen, de Meesters hunne leerlingen, waar by zy andere zekere Spreuken ter eere van den Sabbat voegen, eenige voor- en anderen na de maaltydt, volgens het gebruik des Landts alwaar men zich bevind. Ieder ter tafel gezeten, zegt de Vader van den Huize, houdende een drinkschaal met wyn in de handt, deeze woorden van Genesis,Ga naar voetnoot(d) alzoo zyn volbragt den Hemel, enz. waar na hy Godt dankt den Sabbat bevolen te hebben, en hy zegent den wyn; vervolgens drinkt hy 'er van, en geeft 'er ook een weinig van aan alle die aan de Tafel zyn. Daar na zegt hy den 23sten Psalm: Godt is myn Herder, enz. Dit verricht hebbende zegent hy het broodt, en geeft 'er een ieder van, waar na elk deezen avondt goede sier maakt ten besten hy kan, en ook den volgenden dag. Na | |
[pagina 47]
| |
den maaltydt, wascht men de handen, en men houd zich bezig, als rakende de wyze van eeten is gezegt.Ga naar voetnoot(a) Eenige zeggen na den eeten den 104 Psalm: Looft den Heere myne ziele, enz. Ga naar margenoot+ Des morgens van den Sabbat, staanze laater dan naar gewoonte op, en in de Synagoge gekomen, zeggenze veel Psalmen en bequaame Gebeden tot lofzegging wegens den Sabbat, mengende tusschen beide het gezang der gewoone Gebeden. Men haalt mede de Pentateuchus of Boeken Moses, en zeven persoonen, leezen de gansche Afdeeling, waar in men is: vervolgens leest men een plaats der Profeten, die opzicht heeft met het geen men van de Wet leest. Deeze laatste lezing noemt menGa naar voetnoot(b) Aftara, en een kindt heeft de gewoonte van die tot a oeffening te leezen. Vervolgens heft den Lezer het Boek, 't welk hy in zyne armen heeft, om hoog, en geeft een zegening aan alle de omstanders. Daar na geeft hy een plegtelyke zegening voor den Vorst onder wiens heerschappy men vergadert is, biddende Godt dat hy hen in vrede en vreugde hunne rust bewaare; dat zyne voorneemens gelukken moogen; dat zich zyne Staaten uitbreiden, en dat hy hunne Natie beminne, gelyk geschreeven staat:Ga naar voetnoot(c) En zoekt den vrede der Stadt daar heene ik u gevankkelyk hebbe doen wegvoeren, en bidt voor haar tot den Heere, want in haaren vrede zult gy vrede hebben. Hy doet vervolgens een ander gebet, Mussaf genoemt, 't welk bygevoegt beteekent. Men besluit dan met de woorden der offerhande die op den Sabbatdag in den Tempel uitgesproken wierden, en dit is het einde. Ga naar margenoot+ Men predikt 's morgens onverschillig, of wel's namiddags in de Synagogen, of andere plaatsen ter vergaderingen geschikt, waar van het onderwerp genomen is van 't geen men dien dag in de Pentateuchus of Boeken Moses geleezen heeft. In deeze Predikatien leerart men de goede zeden, en men veracht alle misdryf, verzellende die met der Rabbynen zinspreuken, gelyk reeds is gezegt.Ga naar voetnoot(d) Wanneer het avondt geworden is, gaan ze weder naar de Synagoge, alwaar men by de gewoone gebeden gedachtenis van den Sabbat voegt, en men leest door drie persoonen, in de Boeken Moses de aanvang van de Afdeeling der volgende week. Zy hebben in de gewoonte driemaal in deGa naar margenoot+ 24 uuren van den Sabbat te eeten; de eerste is des Vrydags na het avondt Gebedt, de twee andere 's anderendaags om het Feest te eeren. Het tafellaken blyft geduurende dien tydt op de tafel leggen. Wanneer het nacht word, en men drie middelmaatige starren zien kan, als dan is de Sabbat ge-eindigt, en men kan weder aan den arbeidt gaan, naar dien het avondt Gebedt, dat zy zoo lang uitstellen, als dan begonnen is. Zy voegen by het gewoone avondt Gebedt, een gedachtenis van 't geen den Sabbat van andere dagen der week onderscheid, met den 91sten Psalm, Die in de schuilplaatsen des Allerhoogsten is gezeten, enz. verzelt van veele Schriftuurplaatsen, zegeningen en gunstige toe wenschingen. Alzoo zy mede geloovenGa naar voetnoot(e) dat de zielen der verdoemden en deezen, die in 't voorburg der Helle zyn, geduurende den tydt van den Sabbat verquikkinge gevoelen; dies verlengen zy deezen tydt door zingen en hun Gebedt. Wanneer een ieder t'huis gekomen is,Ga naar margenoot+ steek men een toorts aan, of een lamp die ten minsten van twee pitten zy. De meester van den huize, wyn in een schaal, en speseryen van een goeden geur genomen hebbende, als mede eenige Schriftuurplaatsen der Profeten, verhaalt, als Psalme 116. Ik zal de Beker der Dankzegginge, enz. en 't geen ten einde van Ester Hoofdstuk 8. gezegt word: By de Jooden was licht, enz. en andere diergelyke spreuken, om alle heil en voorspoedt in de ingaande week te wensschen, zoo zegent hy den wyn en speseryen, en ruikt ze, om de week met genoegen te beginnen. Vervolgens zegent hy het schynsel van 't vuur, waar van men noch niet gedient is, en hy beschouwt zyne handen en nagels, naar dien men aan den arbeidt gaat. 't Geen wy hier by gebragt hebben, heeft veel andere betekenissen in der Rabbynen Boeken: maar alles komt 'er op uit, van te kennen te geeven, da de Sabbat voleindt is, en gescheiden van den dag des arbeidts die volgt, en zy dus eindigen. Ook word deeze gansche plegtigheit Habdala, of onderscheiding genoemt. In dien zelven tydt gieten eenige den wyn ten teeken | |
[pagina 48]
| |
van vreugde uit; andere zingen of herhaalen eenige Psalmen en Schriftuurplaatsen, om een gelukkinge week te voorstellen; waar na een ieder verricht het geen hy begeert; groetende elkander deezen avondt, doch niet met het zeggen goeden avondt: maar, Godt geeve u een goede week. |
|