Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijV. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 43]
| |
geen vleesch eeten, ten zy het gebraaden zy: en alzo de lever vol bloedt is, laaten ze die op koolen roosten, voor dat ze gekookt word. Ga naar margenoot+ Wat de visch aangaat, die hun geoorloft is te eten, hier over valt niets waar te neemen; want hier van is hun het bloedt eeten niet verboden, noch bevolen het weg te werpen, wanneer die dood of gebrekkelyk zyn. Ga naar margenoot+ Men mag op een en de zelfde maaltydt, geen vleesch, kaas of melk teffens eeten, vermits 't gezegt word:Ga naar voetnoot(a) Gy zult het Geitenbokje niet kooken in zyns moeders melk. 't Geen zy van allerlei dieren verstaan, en van welke melk het zoude mogen zyn. Insgelyks mogenze geenzins vleesch met iet toebereiden van gekookte of raauwe melk gemaakt; zy nuttigen zelfs geen mengsel geduurende de maaltydt, en eeten in 't zelfde uur geen vleesch, en vervolgens kaas: om datze, zoo zy voorgeeven, bezorgt zyn, dat 'er eenig vleesch tusschen de tanden mogt zitten, 't welk zich alsdan met de kaas vermengen zoude; maar zy mogen eenigen tydt te vooren kaas gegeeten hebbende, vervolgens vleesch eeten. Om deeze reden mogen de keukengereedschappen die voor 't vleesch gedient hebben, voor geene melkspys dienen, en zy bezigen 'er zelfs byzondere messen toe. Zoo bygeval een deezer twee gestelde dingen bereid worden in eenig gereedschap van 't andere, men eet ze alleen dan niet: maar zelfs, indien het eenig aarde vaatwerk is, kan men 'er zich niet meer van dienen. Ga naar margenoot+ Zy eeten geen kaas, waarvan zy het stremsel niet hebben zien maaken, beducht zynde dat men 'er melk van verboden beesten toe bezigen mogt, of dat 'er eenig gedeelte van de huidt zich met het stremsel vermenge, 't geen voor vleesch en kaas zoude konnen aangemerkt worden, of dat men 't in een ketel warm gemaakt had, die gedient mogt hebben om 'er eenig verboden vleesch in te kooken. Zy zetten dan een merkteeken op de kaas, waarvan men het stremzel heeft zien maakten. De Rabbynen hebben wel ingevoert dat men geen vleesch en visch teffens op een maaltydt eeten mag, onder voorwendzel dat het ongezond is: maar men slaat 'er nu geen acht op. Ga naar margenoot+ Daar zyn 'er die volgens de gedachten der aloude Rabbynen, willen dat de Jooden geen wyn mogen drinken, die niet dan door hunne Natie behandelt is. De Oosterlingen en Hoogduitsche Jooden neemen dit wel in acht; maar de Italiaansche niet. Zy zeggen dat toen de Rabbynen dit bevel gaven, dat zy toen onder de Afgodendienaars leefden, waar mede zy geen omgang wilden hebben; maar dat dit niet verstaan moet worden van de volkeren waar onder zy nu woonen, 't welk de zelve Rabbynen verklaaren zodanig niet te zyn. Veele andere plegtigheden hebben ze; by voorbeeldt, op het begin en 't einde van ieder feest, 't zy bruiloft of besnydenisse enz. waarin zy gewoon zyn eenige loftuiting te herhaalen met een glas wyn of bier; en telken als zy drinken, spreekenze voor en na een zegening uit. Want zy de wyn in groote waarde houden, nademaal gezegt word:Ga naar voetnoot(b) De wyn verheugt 's menschen harte, en op een andere plaats:Ga naar voetnoot(c) Dat hy Godt en menschen verheugt. Wanneer der Jooden broodt gekneed is,Ga naar margenoot+ te weeten, als men een klomp deeg gemaakt heeft ter grootte van veertig eieren, neemt men 'er een klein gedeelte van, waarvan men een koek maakt, die voor de eerstelingen verstrekt, in Numeri 15. vers 20. aldus bevolen: De eerstelingen uwes deegs, eener koeke, enz. Men was gewoon deeze koek den Priester te geeven; maar nu werpt menze in 't vuur, waarin men die t'eenemaal verbrandt: zynde dit een der drie geboden die door de vrouwen moeten in acht genomen worden; naardien zy gemeenlyk het broodt kneeden. Voor dat de Jooden om te eeten aan deGa naar margenoot+ tafel zitten gaan, zyn ze gehouden de handen te wassche; waar op de Rabbynen zeer gezet zyn, niet min dan over hunne wyze van 's morgens zich te wasschen,Ga naar voetnoot(d) als reeds gezegt is. Nadat zy gezeten zyn herhaalen ze gemeenlyk de woorden van den 23ste. Psalm: De Heere is myne Herder enz. Vervolgens neemt de meester van den huize een broodt, en na het gezegent te hebben, breekt hy 't, en geeft een ieder van die geen die aan de tafel gezeten zyn, een stuk ter groote van een olyf, waar na zy die genoodigt zyn, eeten zoo veel het hen lust: maar voor de eerstemaal als iemandt drinkt,Ga naar voetnoot(e) is hy genoodzaakt de zegening te herhaalen, waar van we gesproken hebben. De Rabbynen hebben over de manier vanGa naar margenoot+ 't eeten in regelen van welgemaniertheit en zedigheit veel geschreeven; van geen broodt | |
[pagina 44]
| |
met voeten te treeden, noch het op de aarde te werpen, noch iets 't geen eetbaar is, om de weldaaden Godts niet te verachten. Wanneer de maaltydt geëindigt is, wasschenze hunne handen, en men neemt de messen van de tafel; naardien volgens hunne gedachten de tafel een Autaar verbeeldt, waarop men geen yzer gebruiken mag; en veele hebben de gewoonte de Psalm te leezen die de Leviten in den Tempel op diergelyken dag van de week opzeiden, als deeze alwaar men vergadert is, en ook de 67ste. Psalm, Godt zy ons genadig, enz. Indien 'er drie of meer te zamen gegeeten hebben, zegt een van hun, na dat hy een glas heeft laaten spoelen, met wyn volschenken, en het om hoog heffende; Heeren, laat ons zegenen den geenen die ons zoo smaakelyk heeft gespyst, waarop de anderen antwoorden: Gezegent zy deeze die ons zoo smaakelyk heeft gespyst, en ons door zyne goedheit verzaadigt heeft. Vervolgens dankt den eersten Godt, en bid hem aan een ieder te verleenen, wat hem tot levens onderhoudt noodig zy, hy die het beloofde Landt hunnen Vaderen gegeeven heeft, hem biddende Jeruzalem wederom op te bouwen. Vervolgens zegent de Meester van den huize en bid voor de Vrede: daarna geeft hy een ieder een weinig van den wyn uit zyn glas te drinken, en drinkt de rest; waarna men de tafel opneemt. |
|