Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijIV. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 30]
| |
ter uitbreidt, en veele andere diergelyke zaaken. Indien zy de handen wasschen, om aan een bevel te gehoorzaamen, zeggenze: Gezegent zyt gy, Heere onze Godt, Koning der Waereldt, die ons door zyne geboden geheiligt heeft, en die ons belast heeft de handen te wasschen. Wanneerze zich in de Wet willen oeffenen, zeggenze: Gezegent zyt gy enz. die ons de Wet gegeeven heeft. Willenze zich verheugen in 't eeten van hun broodt, men zegt; gezegent zyt gy enz. die het broodt uit de aarde voortbrengt. Willenze drinken, zegt men: Gezegent zyt zy enz: Schepper van de vrucht des Wynstoks. Genuttigenze boomvruchten; Gezegent zyt gy enz: Schepper van de vrucht des booms; en aardvruchten: Gezegent zyt gy enz, Schepper van de vruchten der aarde. Riekenze een aangenaame reuk; Gezegent zyt gy enz, gy die een zodanige welriekende stoffe geschapen hebt. Ziende een hoog gebergte of eene wyde uitgestrekte Zee, Gezegent zyt gy enz: Schepper der dingen van den beginne. Willenze eeten, of zich met iet nieuws kleeden, en zelfs op den intreê van een plegtelyke feest, zeggenze: Gezegent zyt gy, enz, die ons heeft laaten leeven, en ons tot op deezen dag onderhouden. Indien 'er iemandt sterft, zegt men: Gezegent zyt gy, enz. Rechter der Waarheit. Eindelyk over alle zaaken, voor of na de uitvoering, en over eenigen, in den aanvang en het einde, herhaalen ze eenige zegeningen Godts, gelovende dat het een misdaadt zy, ondankbaar te zyn voor 't genootene, zonder eerstelyk door eenige woorden van lofzegging te erkennen, dat men 't van Godt ontfangen heeft, die Heere van alles is. Zy zyn dagelyks verpligt ten minsten hondert zegeningen uit te spreeken; en gelyk des morgens het meerendeel in de Synagogen met hunne gebeden herhaalt worden, noemenze deeze 's morgens herhaalde zegeningen, Meath Beracoth, 't welk hondert zegeningen beteekent. Ga naar margenoot+ Zy hebben hunne Synagogen, die zy Schoolen noemen, 't zy groot of klein, of omlaag of omhoog in een huis, of indien zy konnen, in een afgezonderde plaats; nademaal zy geene gelegentheit hebben, Tempelgestigten die prachtig zyn op te rechten. De muuren zyn van binnen gewit, beschoten of met tapyten bekleedt; en overal vind men zinspreuken, die hun erinneren aandachtig in den gebeden te zyn. Rondom zyn 'er mede zitbanken; en in eenige zyn kleine kasjes waarin men de boeken, hoofdtdeksels en andere dingen sluit. Ook hangenze in 't midden kroonen en lampen om licht te branden, of wel tegen de wanden en muuren, alwaar men wasch en oly verbezigt om de plaats te verlichten. Aan de deuren vind men armbossen, alwaar men mildaadigheit oeffenen kan; wordende dit geldt vervolgens den armen uitgedeelt. In ieder Synagoge ten Oosten hebbenzeGa naar margenoot+ een kist, of kas, die zyGa naar voetnoot(a) Aron noemen, ter gedachtenisse van de Bondkist die in den Tempel was: zy bewaaren 'er de vyf boeken Moses in, op perkement met inkt daar toe bereid, in vierkante letteren, geschreeven, die zy MerubaadGa naar voetnoot(b) noemen, met eeneGa naar voetnoot(c) ongemeene naaukeurigheit en omzichtigheit, uit het oorspronkelyke handschrift van Esdras, nageschreeven, waar van men zegt een exemplaar te Cairo te zyn, dat Esdras uit het handtschrift van Moses heeft opgestelt, gelyk in 't tweede boek van Esdras 't agtste hoofdtstuk gezegt word. Men moet in 't afschryven van dit afschrift zeer naaukeurig zyn; indien 'er een Vau, of een Jod, of eenige andere kleine letter min of meer in was, zou dit afschrift niets waardig zyn, en zoude men 't zonder te leezen wegsluiten. Insgelyks word 'er vereischt, dat de Afschryver in geene der byzonderheden misse, die veel in getal zyn, en die de Rabbynen hebben opgestelt, omze te moeten in acht neemen. Deeze Pentateuchus of vyf boeken Moses is niet gelykerwys de Boeken, waarvan men zich nu bedient; maar op de wyze van een Rolboek, gelyk men eertyds bezigde, te weeten: op perkement niet met den draadt doorgestoken, maar met zenuwen van een rein dier geschilt. Deeze huidt dus endelings doorgenaait, en beschreeven, word op twee houte staven gerolt, aan beide de einden vast gemaakt. Dit Boek dus opgerolt, word door een linnen of zydenweefsel gedekt, zynde gemeenlyk een meesterstuk 't geen de vrouwen zeer schoon weeten toe te stellen, en 't welk zy totGa naar margenoot+ dit gebruik toewyen, nevens een ander omwindzel van zyde daar over gedekt, om te meer glans te geeven. Wanneer men 't noch kostelyker maaken wil, overdekt men de bei- | |
[pagina 31]
| |
de einden der rolstaven, die zyGa naar voetnoot(a) Hez Haim noemen, en het perkement te meer overtreffen; men overdektze zeggenwe, met eenig zilverwerk, met granaatappelen en schellen versiert, die zy hieromGa naar voetnoot(b) Rimonim noemen, en zetten 'er rondom en boven op een kroon die heel of half is en voor af hangt. Deeze kroon noemenzeGa naar voetnoot(c) Hatara, of Cheder Tora. Alles volgens het gebruik van 't landt, of naar 't goedvinden van den Eigenaar van 't Boek. Somtyds zyn 'er in zodanig een kas meer dan twintig deezer Boeken, Sefer Tora, of Wet Boek geheeten. Men leest in deeze Boeken op Feestdagen en aangestelde uuren, gelyk ter zyner plaatse zal gezegt worden. Ga naar margenoot+ In 't midden, of omtrent den ingang der Synagoge, heeft men een langachtig Autaar van hout een weinig verheven staan, waarop men het Boek ontrolt wanneer men 'er in leezen wil, en men leunt op deeze soort van tafel of lessenaar, wanneer 'er gepreekt word. Ga naar margenoot+ Ter zyde van de Synagoge is een plaats, of een Galery voor geslooten met een houte tralie, alwaar de vrouwen zich plaatsen om te bidden. Zy konnen wel zien wat 'er gedaan word: maar van de mannen niet gezien worden; en vergaderen dus afzonderlyk, om in den gebede geene verhindernis te geeven, die het zondigen zoude konnen veroorzaaken. De gelegenheit nochtans en de byzonderheden deezer plaats, alwaar zich de vrouwen onthouden, zyn verschillende volgens de landen en volkeren by wien men zich vind; maar hoe het ook zyn mag, echter is de gesteltheit overal dusdanig. Een man is 'er aangestelt om voor te zingenGa naar voetnoot(d) of te bidden, die menGa naar voetnoot(e) Cazan noemt, en een ander die de sleutels van de Synagoge heeft, en gelast is alles zuiver en in goede orde te onderhouden, de lampen en waschkaerssen te ontsteeken, en alle dienstpligten te doen die ten tyde der gebeden noodig te bezorgen zyn. Men noemt hemGa naar voetnoot(f) Sciamas, dienaar of koster; beide genienietenze hunne jaarlyksche wedde. Deeze Synagogen of Schoolen, heeft men min of meer in ieder stadt, naar de veelheit en verscheidenheit der Jooden die 'er gevonden worden. Want alzoo de Oosterlingen, Hoogduitschen, en Italianen niets onderling verschillen, dan in hunne gebeden, zoo is ieder nochtans genoegt een plaats te hebben die niet dan aan hunnen Landaart gemeen zy. |
|