Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
(1727)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina V]
| |
P: Goeree inv:
AAN DEN
WEL-EDELEN, GROOT-AGTBAAREN EN GESTRENGEN HEERE
MR. JAN van de POLL,
REGEEREND-BURGERMEESTER DER STADT AMSTERDAM. &c. | |
[pagina VI]
| |
COMMISSARIS VAN HAAR ED.GR. MOG. DE HEEREN
STATEN van HOLLANDT
EN
WEST-VRIESLAND
TOT DE
PILOTAGE,
&c. &c.
WORD MET ALLE SCHULDIGE EERBIED DE BESCHRYVING DER UITWENDIGE GODTSDIENST-PLICHTEN, KERKZEDEN EN GEWOONTENS VAN ALLE VOLKEREN DER WAERELDT, OPGEDRAGEN EN TOEGEËIGEND
DOOR
U WEL EDELEN GROOT-AGTBAAREN EN GESTRENGEN
Onderdanigsten en Nedrigsten Dienaar, HERMANUS UYTWERF. | |
[pagina VII]
| |
Algemeene voorrede des ganschen werks.Alzoo wy ons verplicht vinden, reden van zodanig een Werk, als dit is, te geeven, en dat deeze reden alleen voor de noodzaakelykheit van een Voorrede mogt voldoen; zoo is 't dat het eerste voornee men van den Boekverkoper die deeze verzameling van de Godtsdienst-Plichten aller Volkeren der Waereldt, in de Fransche Taale ondernomen had te drukken, was, om het Werk in vier Deelen in Folio volgens het uitgegeeven Ontwerp van den Jaare 1720. in 't licht te geeven. Men verdeelde het toen in twee Afdeelingen, waarvan de eerste Verdeeling behelzen zou, de Geestelyke Ceremoniën, oeffeningen en gebruikelykheden ter gelegenheit, of zoo men wil, ter genegenheit van den Godtsdienst ingevoert; als Bruilofts-Geboorte en Lykstatelyke Plechtigheden aller Waereldts Volkeren; insgelyks de bygelovige Ceremoniën, de Plechtgewaaden der Kerkelyken enz. De tweede zou vervatten de Burgerlyke Plechtigheden, te weeten, deeze die by de kroning der Waereldlyke Mogendheden en Vorsten wierd waargenomen, als ook de oeffeningen der openbaare Inrydingen en Ridderspelen, Baalen, Ryspelen, Instellingen van Ridders, Mommeryen enz. de Lyfen Halsstrafplegingen; verscheiden Gebruikelykheden der Volkeren in den burgerlyken en gemeenzaamen omgang, en de Dragten aller Natiën der Waereldt, zoo wel in 't Godtsdienstige als gewoone Burgerlyke enz. Dit nu was het gestel van 't uitgegeeven Ontwerp; wy hadden wel besloten het zelve in deeze Orde op te volgen: maar overweegende dat zoo veelvuldige stoffen in vier Boekdeelen niet konden ingelyft worden, vermits die naauwelyks de Godtsdienst-Plichten en Geestelyke Gewoontens zouden konnen vervatten, als men in 't algemeen te verhandelen had, en die door het gezag der Kerkelyken ingevoert zyn, doordien men hen als Bezitters der Geestelyke Kerkgebruiken aanmerken kan. Men ziet alsdan aan 't Hoofdt deezes Werks een In- | |
[pagina VIII]
| |
leidings-Verhandeling over de Godtsdienstige Eerbewyzing in 't Algemeen. Hier in doet zich een genoegzaam denkbeeldt van ongemeene oeffeningen op, die de menschen om Godt te dienen, hebben in gebruik gebragt enz. en wy vinden ons verplicht dit leezende, te bekennen, datze uitgezondert de merktekenen van Openbaringen die men in eenige Godtsdiensten erkennen moet, alleGa naar voetnoot(a) in veele zaaken overeenkomen, hebbende de zelfde beginzelen en grondtregels in 't gemoedt van veele menschen, die in 't Algemeen hunner stelling overeenkomen, houdende de zelve bevorderingen en voortgang op den zelven voet. Het Volk is over dit Artykel elkanders Nabootzer: maar hoe 't ook zyn mag, zoo hebben alle menschen eenige buitensporigheden die zy in hunnen Godtsdienst oeffenen, echter een Wezen of Wezens voor hun voorwerp, die zy vreezen of eeren, en by gevolg boven hun verheven zyn. Deeze Wezens noemen zy Goden, Bescherm-Goden, Demons enz Immers is 't zeker dat men hen als zeer vermogende aanmerkt, naardien men ze inwilligt 't welk alle Volkeren toestaan een Geestelyken Dienst te noemen. Wat de vreemde eigenzinnigheit aangaat die men in deezen Eerdienst aanmerkt, ongetwyffelt word die uit een valsch Denkbeeldt gebooren, 't welk men van de Goddelykheit en haare Eigenschappen heeft. Byaldien alle Volkeren konden overeenkomen van Godt als een enkel Wezen t'aanschouwen, volmaaktelyk Oppermachtig door zyne Wezentlykheit, Deugden en door zyne onafmeetelyke volstrekte Volmaaktheit; zouden I. de Ampten van een groot getal Stedehouders van de Goddelykheit, Tusschenspreekers of Middelaars, Beschermheiligen enz. die de menschen gelooven voor de zaligheit van 't menschelyk geslacht aangestelt te zyn, om voor hun by Godt een Voorspraak te wezen, en de zaaken te onderscheiden die hen aangaan, eerlang afgeschaft worden: men zou t'eenemaal zonder eenigen omweg en door de korste wegen tot Godt komen. II. Men | |
[pagina IX]
| |
zou zoo veel toevlucht in de offerhanden en in de bewierrookingen; in de Feestdagen en Broederschappen; in de gestrengheden des lichaams en boetoeffeningen tot het bereik van gebrekkelyke overtolligheden; in de geloften en 't Kloosterleven, enz. niet vinden. Men zou aan deeze dingen hunne rechte waarde geeven, en die geene, die, gelyk Charron zegt, zich kerven en snyden, en een smertelyken arbeidt opleggen, zouden als menschen aangezien worden, die te vergeefsch onderneemen geneeskruiden te zoeken, ten minsten wanneer zy niet door hun bedryf een inwendige zuiverheit bewyzen; of gelyk menschen die krank van zinnen zyn, en wiens lichaam men geneezen moet, om vervolgens aan hunne ziel het waare Denkbeeldt van den Godtsdienst te geeven. III. Men zou in zich zelf zoeken de Goddelykheit te vergenoegen, en men zou bevinden dat de liefde tot de Deugdt en eerbaarheit des levens, zaaken zyn, alleen aangenaam voor Godt. Wonderbaar is 't dat deeze waarheden ten allen tyden zyn bekent geweest,Ga naar voetnoot(a) en dat men ze nochtans zoo slecht behandelt heeft. Vervolgens zou men zich veeleer met een vereeniging in den Godtsdienst vleijen konnen: byaldien die zyne eerste eenvoudigheit wederaanvaerde; men zou dan duizenderlei Ceremoniën vervallen zien die de menschen verzonnen hebben, om zich gezag en aanzien te geeven, en die zy aan hunne Nakomelingschap als Handelingen volstrekt Geestelyk voorstelden. Na deeze voorafgaande Verhandeling, laaten we het Werk van den Rabbyn Leon de Modena volgen. Eertyds quam het te voorschyn onder den tytel van de Plechtigheden en Gewoontens onder de Jooden in gebruik. Dit Werk werd door P: Simon overgezet en beschaaft, plaatsende aan 't hoofdt een Voorrede die teffens naaukeurig en leerzaam was; en wy in deeze Overzetting achter deeze Algemeene Voorrede laaten volgen: hy | |
[pagina X]
| |
voegde 'er een byvoegzel by, 't welk men hier onder den tytel van derde Historische Verhandeling over de Godtsdienst-Plichten en Gewoontens der Jooden met de Inzettingen der Roomsche Kerke vergeleeken, ingelyft vind. Men beschouwt in deeze Verhandeling een zeer merkwaardige overeenkomst tusschen de Inzettingen der Jooden, en die van de Roomsche Kerke; en 't schynt byna dat dit voldeed, om die deezer laatste, in verscheyden zaaken te rechtvaerdigen tegen de beschuldigingen der Nieusgezinden, die door hen aan hun te last gelegt wierden, toen zy zich van de gemeenschap hunner Kerke afzonderden. Indien men P. Simon gelooven mag, gelyk hy zich in zyne Voorrede over 't Werk van Leon de Modena uitdrukt, zou alles 't geen deezen Italiaanschen Rabbyn, de Kerkzeden en Gewoontens der Jooden raakende, over 't hoofdt gezien heeft, mogelyk als byna onnut en overtollig moeten aangemerkt worden. Wy moeten nochtans bekennen, dat hy zich daarin bedrogen vindt, zoo wanneer men de tweede Verhandeling slechts leeze. (die wy als Overzetter tusschen de eerste en derde ingevoegt hebben, om redenen, datze aldaar best voegde, en om de overeenkomst der Joodsche Godtsdienst-plichten met die van de Roomsche Kerke de laatste plaats te geeven, vermits daar op die van den Roomschen Godtsdienst stond te volgen.) Deeze tweede Verhandeling is dan in twee Afdeelingen verdeelt, waar van de eerste, nadatwe de Staats-omkeeringen, die de Jooden onder de Heerschappy der Christenen en Mahometanen geleeden hebben, doorloopen hebbende, van verscheiden byzonderheden over hunne gevoelens bericht geeft, die Leon de Modena onaangeroert gelaaten en overgeslagen had, zonder dat men ze echter als noodeloos konde aanzien. Wat de tweede Afdeeling deezer Verhandeling aangaat, daarin vind men een verklaring der Joodsche Plechtigheden, en een onderscheiding van verscheiden Joodsche Kerkzeden. Dit is 't geen deezen Rabbyn met voordacht mogelyk heeft overgeslagen: maar alhoewel 'er P. Simon iet van zegt, zoo is 't een gebrek in des Rabbyns Werk, en daar uit ontstaan, dat dee- | |
[pagina XI]
| |
ze Schryver een Italiaan zynde, niet genoeg in den omslag der Plechtigheden en Gewoontens der andere Joodsche Kerke ervaaren was. Eer datwe tot de verklaring der Godtsdienst-plichten van de Roomsche Kerke overgaan, laatenwe een kleine en beknopte Verhandeling voorafgaan, waarin men een algemeen Denkbeeldt van 't Christendom, en van 't Geloof der Roomsche Kerke, volgens het Trentynsche Concilie den Lezer voorstelt. Men geeft 'er mede van't Janzenismus en Quiëtismus eenig bericht. Beide behoorenze eenigermaaten onder de Roomsche Kerke: schoon datze den geenen die deeze Leer volgen, als Scheurmakers en Ketters aanziet. Wat de verklaringen deezer Godtsdienst-plichten aangaan, die zyn uit het Pontifikaal, het Roomsch Ceremoni-Boek en 't Kerkgewoonten-Boek van Alet getrokken, insgelyks uit de Werken van Casalius, Bauldry, Piscara, D. de Vert, den Kardinaal Bona en P. Bonanni, een geleerde Jezuït, die door zyne geleerdheit veel glori aan zyne Orde heeft toegebragt, welke Orde zich zeer befaamt heeft gemaakt door groote mannen uit de zelve ontsprooten. Lang hebben we in beraadt gestaan of wy ons met het verhaal van de treurige Plechtigheden der Inquisitie, wegens de Historie van deezen Rechtbank uitlaaten zouden, zonder tot het onderzoek van zynen oorsprong en rechtplegingen te komen, of indien we de Historische Gedenkschriften deeze Inquisitie raakende, dit Werk inlyven zouden, om een klaar Denkbeeldt van een Gerechtsdwang te geeven die den Jooden, Mahometanen en zoo genaamde Ketters een afgryzing baart. Maar, zal men zeggen, 't is een stoffe die niet kan aangezien worden een deel van de Christelyke Leer te zyn; men kan die niet als een Ceremonie of Gewoonte te boek stellen: derhalven, zou het niet beter wezen, dat men die onder de Strafpleegingen en Halsstrafwaardige zaaken begreep? Geenzins. 't Is een behandeling van den Godtsdienst; de Rechters zyn immers yverige Kerkelyke Personaadjes voor de glori van Godt; de Geestelyke aangemoedigt door den Geest des Vredes, arbeiden tot de bekeering der | |
[pagina XII]
| |
Ketteren, oeffenende tegens hun de GerechtigheitGa naar voetnoot(a) als Rechters wegens Godt aangestelt, en bewyzende hun de Barmhartigheit en Vrede als Afgezanten van Jesus Christus. Ongetwyffelt is 't in hoedanigheit van Bedienaren Godts en van de Barmhartigheit en Vrede, dat zy zich wachten van het bloedt der Strafwaardigen te verspillen, die onder hunne handen vervallen: waarom zy zich slechts vergenoegen met hun te verbranden. De Inquisitie is van een Heilige uitvinding, door de Pausen gemachtigt, en word roemwaardig door 't bestier der Kardinalen uitgevoert. Eindelyk, 't is eene stoffe die waarlyk van den Godtsdienst afhangt, alhoewel eenige Landen, die anders zeer Godtsdienstig in den Roomsche Godtsdienst zyn, die verwerpen en afkeuren. Deeze Historische Gedenkstukken zyn aanmerkelyk; de Schryver heeft 'er veele belanghebbende zaaken van byeen verzamelt: maar hy heeft ze met een Schryfwys van een ongelyken aart beschreeven. Wy vertrouwen echter dat de Lezer hier over ten opzicht van de zaaken, voor den styl wat toegeevende zyn zal. De Verhandeling die hier op volgt, behelst de Aanmerkingen over deeze Gedenkschriften, 't zy om die te verbeeteren of tot een aan hegtzel te dienen. Ook worden 'er den geenen wederlegt, die een verantwoording over eenige ongeregelde rechtsgedingen van deezen Rechtbank enz. hebben gemaakt.
Nadat deeze stoffe het tweede Deel besloten heeft, gaan we tot het derde Deel over, waarin van de hedendaagsche Tempeldienst, Plechtigheden en Gewoontens der Afgodische Heidenen gehandelt worden zal, en waarvan we over den Inhoudt der stoffe, den Lezer alsdan voor dat Deel als in een vervolg deezer Voorrede, nader berichten zullen. Behalven 't geen in 't algemeen hier voor is gezegt, zoo hebben we in 't vertaalen zeer nut en dienstbaar geacht, om den Lezer een bequaamer gebruik van dit Werk te doen hebben, de stoffe van ieder Verhandeling | |
[pagina XIII]
| |
in Hoofdtstukken afgedeelt, en de voornaamste zaakelykheden op den kant aangeweezen, overzulks men met eenen opslag te klaarder en korter den vervattenden Inhoudt konde naspeuren. Ook vondenwe ons onder 't overzetten op veele plaatsen ten dienst onzer Landsgenoten, verplicht eenige Aanmerkingen van verscheiden zaaken tusschen deeze twee texthaakjes [gestelt], tot noch verder opheldering dit Werk in te lyven, en by de voorige aantekeningen van den Franschen druk te voegen. Insgelyks quamen ons eenige bewoordingen eigen aan den plechtelyken dienst der Roomsche Kerke voor, die wy zorgden dat by de Protestanten van onzen Landaart onverstaanbaar mogten voorkomen; derhalven heeft het ons gelust, de zelve in 't voorbygaan kortelyk te verklaaren, op dat de Lezer van den geheelen toestel een beknopt Denkbeeldt hadde. Maar een zaak is 'er waarvan wy den Lezer dienen bericht te geeven, te weeten, dat wy van meening waren geweest, onder de Plaaten en Afbeeldzels de Opschriften en Verklaringen uit het Frans in onze Nederlandsche Moedertaale over te brengen; doch doordien zulks door de Plaatsnyders ontraaden wierd, naardien het uitslypen van 't Frans en 't weder insnyden van 't Duits de zelven te zeer verzwakken zouden, en om dit uitmuntend Plaatwerk daar door geen hinder toe te brengen, zoo hebben we onder de Bladzyden alwaar deeze Afbeeldzels moeten worden ingebonden, de verklaring van dien overgezet, behalven eenige, wier verklaring al te verre uitbreiden zoude, op een afzonderlyk half bladt gebragt, om tegen over het Afbeeldzel of de volgende Verbeeldingen te worden ingevoegt. Deeze Orde hadden we toen liefst doorgaans gehouden: maar alzoo ons de gemelde zwaarigheit voorkomende, de Verhandelingen over de Godtsdienst-plichten der Jooden reeds waren afgedrukt, en vermits de vereischte Plaaten en Afbeeldzels zoo die in 't Frans beschreeven waren, mede noodzaakelyk dienden overgezet, zoo zyn wy genoodzaakt geworden, de Overzetting van deeze Afbeeldzels nevens de verklaring der | |
[pagina XIV]
| |
verbeelde zaakelykheden alle op een half bladt te brengen, en die by de Bladzyde 104. voor de Plaat No: 2. te laaten invoegen, op dat de Lezer de volgende Afbeeldzels op dit half bladt zoude verklaart vinden. Om nu dit Werk van een noch nuttelyker gebruik te doen zyn, zoo is ons voorneemen achter het tweede Deel een Register of Bladwyzer der voornaamste zaaken in 't zelve vervat te laaten volgen, vermits de zaakelykheden in beide deeze Deelen door geen afgescheiden Bladwyzer welvoegzaam konden van een gescheiden worden, naardien de Stoffe van der Roomschgezinden Kerkgebruik uit het eerste tot het tweede Deel word overgebragt en afgehandelt, waardoor het om die reden achter het tweede Deel beter voegen zal, om een volkomener Bladwyzer van beide deze Deelen op te maaken; overzulks wy den Lezer verzoeken zoo lange gedult te neemen, tot dat het tweede Deel zal afgeleevert zyn. Dit hadden we waarde Lezer U vooraf te berichten, vertrouwende dat onzen toeleg, indien niet in allen deelen het wit getroffen hebbende, echter het oogmerk bereiken zal, dat we onzen yver in de uitvoering niet vruchteloos zullen hebben besteedt; en wy besluiten deeze Voorrede over dit zamenstelzel van de uitwendige Godtsdienst-plichten der Joodsche Synagoge en Roomsche Kerke in de twee eerste Deelen deezes Werks vervat, met het waare oogmerk waarop de volkomenheit van den Godtsdienst is gegrondt; waar toe wy de woorden van Vondel den Vader aller Dichteren, uit zyne Bespiegelingen van Godt en Godtsdienst IV. Boek tot een Slotrede gebruiken:
Zoo Godt volkomen is, wie moet met recht niet schroomen
Te dwalen in den Dienst, die mank en onvolkomen
Hem opgedraagen wort? Wie schuwt de dwaling niet
Met reden, als hy 't licht van klaarder waarheit ziet?
En verder; zyn V. Boek sluitende;
Gelukkig is de man, die, uit de wilde Zee
Zoo veeler dwalingen en jammeren en wee,
Door alle klippen heen, by wyle in schuim begraven,
Van barningen bestulpt, in 't eind de stille haven
Des Godtsdienst ingezeilt, zich veilig vindt belant
By Godt, der menschen heil, in 't Hemelsvaderlandt.
|
|