Suyp-stad of Dronckaarts leven
(1978)–Dirck Pietersz. Pers– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 89]
| |
Svyp-stad, of Dronckaerts Leven.
DEr Suypers groote stad, en wijde heerschappijen,
Te maelen op 't penneel in platte schilderijen,Ga naar voetnoot2
Vereyscht een hooger geest, als mijn geringe Dicht,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot3
Dat schaem-root sich vertoont, en schemert in het licht:Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Ick sou te swaren pack op myne schouders laden,Ga naar voetnoot5
Indien ick wilde gaen op onbekende paden:
Maer door haer groot gerucht, en wijd-gespreyde naem,Ga naar voetnoot7
Hoort yeder een de klanck, de vlercken van haer faem.Ga naar voetnoot8
Ick volgh den Echo na, en slae met vreemde wieken,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
En boots' een Roomsch geluyt, een stemme van de Griekẽ,Ga naar voetnoot10
En mael een vreemd gewest, een wel-ervaren strand,Ga naar voetnoot11
Waer Bacchus, en sijn volck, alleen heeft d'overhand.
O Bacche! wie u lof en aerdigheyd sou schryven,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot13
Most stadigh in het vocht, en op u riemen dryven:Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Mits u geswinde geest, van dichten onvermoeyt,Ga naar voetnoot15
Noch in den soeten most veel lieffelijcker vloeyt.Ga naar voetnoot16
De Versjens van u maet veel soetelijcker straelden,Ga naar voetnoot17
Als hy de boevery van 't Roomsche Hof bemaelden,Ga naar voetnoot18
Wanneer hy 't flesjen soogh, en d'int-pot aen sijn sy,
20[regelnummer]
Als 't Dichten hem begaf, dan stont hem 't glaesjen by.
Maer mijn verdorde penn', en mijn gespeende dichten,Ga naar voetnoot21
En konnen uwen lof verçieren noch verlichten:Ga naar voetnoot22
| |
[pagina 90]
| |
Vermits mijn drooge sangh, aen uwen rijcken vloet,Ga naar voetnoot23
Geen çiersel aen u krans, noch àen u trossen doet.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Siet dan mijn droomery, siet dan der Dronckerts leven,Ga naar voetnoot25
Haer Stad en al haer land, na waen alleen beschreven:Ga naar voetnoot26
Een wel-bekende plaets, verheven boven al,
‘Hoe hooger in dees staet, hoe naerder aen den val.Ga naar voetnoot28
Ga naar margenoot+Daer is een oude Stad, vermaert by alle volcken,
30[regelnummer]
Ga naar margenoot+Gepresen over al, gesteygert totte wolcken,Ga naar voetnoot30
Een wonderlijcke Stad, van order en begrijp,Ga naar voetnoot31
Een werreld in 't gewoel, van maecksel als een pijp.Ga naar voetnoot32
Dees Stad leyd in het langh, en uyt den grond verheven,Ga naar voetnoot33
En in dees schildery u af-gebeeld nae 't leven:Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Met wallen van Tobac, en na de konst geplant,Ga naar voetnoot35
Gevlochten en gewoelt, gedolven in het sand:Ga naar voetnoot36
Oock treffelijck gesterckt met grachten en gordynen,Ga naar voetnoot37
Met flancken en trencheen, en met verborghen mynen:Ga naar voetnoot38
Met poorten wel versorght, van Ticketacken-hout,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Waer in een vroom soldaet niet weynigh sich betrout.Ga naar voetnoot40
Met oorloghs-tuygh versien, Musketten en Rampaerden,Ga naar voetnoot41
Met koghels en geschut, met harnasch en met swaerden:
Die over al ten toon, staen tot een yeders schrick,
En wachten op den dienst op elcken ooghen-blick.
45[regelnummer]
Dus leeft sy sonder vrees van yemants overvallen,Ga naar voetnoot45
Mits haer geweer en tuygh staet veerdigh op de wallen,Ga naar voetnoot46
Met batteryen hoogh, en dapperlijck versien,Ga naar voetnoot47
Met fluyten, glas en kan, om stadigh weer te bien.Ga naar voetnoot47-48Ga naar voetnoot48
Schans-korven zijn alleen de duygen en de vaten,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
De pypen van Tabac die legghen in de gaten,Ga naar voetnoot50
De lonten staen gereed, de koghels en het kruyd,
De assche dient alleen te blasen het geluyt.Ga naar voetnoot52
| |
[pagina 91]
| |
Noyt saghmen in den krijgh de Helden gaert ten stryde,
Met een so moedigh hert, en boven maten blyde:Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Noyt sagmẽ moedig volck, voor vryheyd en voor't recht,
Meer stryden, totter dood, als in dit groot gevecht.
Noyt saeghdy wracker goed ten stryde sich begeven,Ga naar voetnoot57
Noch die met meerder vrees bekommert zijn voor't leven:
Dies wie haer siet alleen in dees parade gaen,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Die krijgt oock self eẽ schrick en loopter strax voor aen.Ga naar voetnoot60
Geen slaep en steurt haer wacht, sy roocken of sy suypen,
Iae waer't dat Bacchus self de schild-wacht wou bekruypen,Ga naar voetnoot62
Hy vond haer fris en gauw, het glaesjen op de hand,Ga naar voetnoot63
Te drincken voor den Prins, of voor het Vaderland.
65[regelnummer]
Of schoon de donckre nacht haer noodight om te slapen,
Sy sitten evenwel met haer geweer en wapen,
En hebben 't oogh in 't seyl, om niet te zijn verrast:
So sittens', als een Mof, aen eene pick-lap vast.Ga naar voetnoot68
Sy hebben 't heyligh vyer, dat altijd staet te branden,
70[regelnummer]
Een baecke voor de staet, een steunsel voor de landen,
En 't is een groot verraed, als yemand gaet ter wacht,
Die niet Tabac, en Vyer, en Lonten mede bracht.
Haer Vendels die rontom de wallen hen vertoonen,Ga naar voetnoot73
Getuyghen van 't verbond van vier verheven kroonen,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Van Schoppen, Ruyten, Hert, van Klaver, en wat meer,Ga naar voetnoot75
Dient tot so hooghen dienst, en noch tot hoogher eer.
Sy heeft een soute lucht, en oock twee soute stroomen,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot77
De Drooge en de Sout': die om haer wallen komen:
Daer vangtmen over al den Haring, Kavajard,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Ançioves, Bocking, Sprot, en drooge Rocche-start.
Daer looptmen met Garneel, met Schelvis en met Schollẽ,
Met Oesters, Krab en Kreeft, met Rijgse Bot, om dollen,Ga naar voetnoot82
| |
[pagina 92]
| |
Met Salm en Kruyde-worst, met Scharren, Abberdaen,Ga naar voetnoot83
Met Pricken geyl en vet, Olyven, Parmesaen.Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
En al wat sout en wrang, en totte dorst kan locken,
Dat is de rechte spijs om greetigh in te slocken.Ga naar voetnoot86
Haer straten zijn verdeelt, doch na de maet gerecht,Ga naar voetnoot87
Met scherven van de kan, en glasen op-geleght.Ga naar voetnoot88
Dry Tempels munten uyt: om dat de offerhanden,Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Hier gaen in vollen swang, van uyt de verre landen,
Die met soo grooten loop en yver hier geschien,Ga naar voetnoot91
Als oyt in heyligh huys of bee-vaert is gesien.
De grootste is gebouwt, met hoogh-gewelfde suylen,
Seer konstelijck gemetst met kelders en met kuylen:Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Met zalen braef geçiert, met kamers oock versien,Ga naar voetnoot95
Ga naar margenoot+Met marmor-steen gevloert, en hondert Edel-lien,
Die altijd op den dienst, in 't hooge Choor, bespieden,Ga naar voetnoot97
En letten op de wet, op 't heeten en gebieden:Ga naar voetnoot98
Ten eynde sy voor aen, gelijck een helder licht,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Haer stellen, als ten toon, voor yeders aengesicht.
Ga naar margenoot+Dees Tempel is ter eer van Bacchus uytverkoren,
En hem alleen gewijd, met een verheven toren:
Waer Rhenus en Klaret, in overvloed geput,Ga naar voetnoot103
En yeder op sijn plaets wort ordentlijck genut.
105[regelnummer]
Twee pompen worden steeds met yver voort-gedreven,
Die u den Rijnschen traen, en 't Fransche vocht doen gevẽ,Ga naar voetnoot106
En die met voeders vol en vaten dicht gekuypt,Ga naar voetnoot107
Met reepen wort gehecht, op datter niet ontdruypt.Ga naar voetnoot108
Hier wort de hooge Staet van d'alder-braefste Helden
110[regelnummer]
Met grooten lof verhaelt, haer wapens en haer velden:Ga naar voetnoot110
Haer Ridderlijcke daed staet over al ten toon,
Der Ridders brave feyt met een verheven kroon.Ga naar voetnoot112
| |
[pagina 93]
| |
Hier siedy Iood' en Grieck, de Perssers en Romeynen,
Den Frans, Italiaen, de Spangiaerts en Lorreynen,
115[regelnummer]
De Duytscher, Schot en Sweed, de Deen, en d'Engels-mã,Ga naar voetnoot115
Naer 't leven, en de konst, met glasen en de kan.Ga naar voetnoot116
Des tweeden Tempels grond is wijd en verr' geslaghen,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot117
Aen Bacchus wel gewijd, Bierana op-gedraghen:Ga naar voetnoot118
Die hoogh en schoon gebouwt, met een verheven werck,Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
Verstrecken mach het rond van een vermaerde kerck.Ga naar voetnoot120
Is dapperlijck versien van kamers, kameretten,Ga naar voetnoot121
Met tafels in het rond, en wel-gestelde wetten:Ga naar voetnoot122
Gedienstigh over al, met bancken en vertreck,Ga naar voetnoot123
Met allerley gemack voor yeder sijn gebreck.Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Daer hebdy een Fonteyn, waer allerhande Bieren,
Met kraenen onderscheên, na yeders lusten swieren:Ga naar voetnoot126
En na dat yeders smaeck en oordeel dan verscheelt,Ga naar voetnoot127
So werd oock yeder 't sijn gewilligh mee-gedeelt.Ga naar voetnoot128
Dees Tempel wort gevyert van velen uytgelesen:Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Mits Bacchus dese Broers te vele mans wil wesen,Ga naar voetnoot130
So volghtmen dees Santin, met sulcken groot getier,Ga naar voetnoot131
Dat yeder roept Goddin, zijt welkoom met u Bier!
De derde Tempel blinckt, seer aerdigh over-toogen,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot133
En toont een helder licht voor aller menschen oogen,
135[regelnummer]
En glinstert als een vyer, vermits haer hooge aert,Ga naar voetnoot135
Word door het vyer verlicht, gesuy vert en geklaert.Ga naar voetnoot136
Gegroet weest Brandamoor, sy singen, daer u lichten,Ga naar voetnoot137
Soo flickren in ons oogh, en heldren ons gesichten:
V Tempel word gedient tot in de naere nacht,Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
En's daeghs word u geloof oock naerstelijck betracht.Ga naar voetnoot140
Ghy schenckt ons al u kracht: u geesten die daer leven,Ga naar voetnoot141
Die doen ons al 't verstand, de sinnen weder-geven:Ga naar voetnoot142
| |
[pagina 94]
| |
Wanneer wy door Bieraen of Bacchus zijn ontstelt,Ga naar voetnoot143
Dan soecken wy ons heul by u, ô braver Held!
145[regelnummer]
Fonteyntjens, die het goud, het silver, en rubynen,
De Geesten van den wijn, doen lieffelijcken schynen:Ga naar voetnoot146
Die schenckty ons vol-op, so dat wy moedigh gaen,
Ten offer by Klaret, ten offer by Bieraen.Ga naar voetnoot148
Ga naar margenoot+Men heeft van ouder tijd haer heerelijck sien bloeijen,Ga naar voetnoot149
150[regelnummer]
En weeldrigh, metter tijd, in alle wellust groeijen,Ga naar voetnoot150
Want na de eerste Eeuw met lovers was bedeckt,Ga naar voetnoot151
Wiert dese Stad begost, en eerstmaels opgeweckt.Ga naar voetnoot152
Veel Princen, die met macht in alle weelde proncken,
Die timmerden dees Stad, en timmerden haer droncken:Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Verheven in den geest, en vastelijck vertrouwt,Ga naar voetnoot155
Sy sou tot Koningin der steden zijn gebouwt.
Haer hoop is niet gefaelt, sy steeckt haer hooghe vesten,
So 't timren dus vergroot, noch in de lucht ten lesten,Ga naar voetnoot158
En stapelt flesch op flesch, het oxhoft op de ton,
160[regelnummer]
En terght met haer gebouw, den waghen van de Son.Ga naar voetnoot160
Wegh Oude met u konst: Liaeus was verholen,Ga naar voetnoot161
Van 't geen sy is verrijckt van uyt de Suyder-Polen:Ga naar voetnoot162
Ga naar margenoot+Niet door een groote geest, of Iovis hooghste wit,Ga naar voetnoot163
Maer door de drooge keel van Mulciber de Smit.aant.Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
't Schijnt doen hy was verbant, en Grieken uyt-gedreven,Ga naar voetnoot165
Dat hy verkoos de strand, en socht een ander leven,
En steldẽ daer de Smis, waer 't volckjen, swart van roocky,Ga naar voetnoot167
Hem saghen vol van vyer, noch leven in de smoock.
Sijn ziel sou zijn verheughd, en 't herte sou hem springhen,
170[regelnummer]
Van al dit vreemd bedrijf, en wonderlijcke dinghen,
Dat lang-ge-oorde beest, waer op hy dick hoveert,Ga naar voetnoot171
Dat sou nu zijn gepronckt, en in een henghst verkeert.
| |
[pagina 95]
| |
Daer soud' hy, als een Held, niet scheef of manck van hielẽ,
Maer in een gulden koets met Diamanten wielen,
175[regelnummer]
Geseten in triumph, met blijdschap schouwen aen,
Wat deugd sijn roock, de smis, de werreld heeft gedaen.
Vulcane zijt gegroet, ghy hebt de smis verheven,
En u een eeuwigh lof de werreld voor-geschreven:
Noch Bacchus, noch Bieraen, noch Brandamoris oock,
180[regelnummer]
En hebben lof noch eer, dan door u soete smoock.
Geen feest, noch hooge staet, geen offer kan men vyeren,Ga naar voetnoot181
By Bacchus, Brandamoor, of by de vette Bieren,
Ten zy u lieve reuck, u wieroock van de smis,
Versellen dese vreughd, en çieren haren dis.
185[regelnummer]
So dat ghy niet in een, maer op elx hooge feesten,Ga naar margenoot+
In alle Tempels leeft, en toont u snelle geesten:Ga naar voetnoot186
Die Bacchus dan omhelst, Bierana oock bemind,Ga naar voetnoot187
En roepen welkoom smoock, Vulcanus liefste kind.
Vulcane u geloof en hanght niet aen de rancken,Ga naar voetnoot189
190[regelnummer]
Noch aen Bieranaes vocht, en lieffelijcke drancken,
Noch oock aen Brandamoor: vermits u soete aert
Verkiest geen eygen kerck, maer houdse even waert.Ga naar voetnoot192
Wel vreemde Neutralist! die by het volck kond leven,Ga naar voetnoot193
En sien daer u geloof in alle Tempels sweven,
195[regelnummer]
Waer 't reuckerigh altaer, door uwen wieroock stooft,Ga naar voetnoot195
En stelt in yeders keur, wat kercken hy gelooft.Ga naar voetnoot196
De bergen, waer de wijn in overvloet komt vloeyen,Ga naar margenoot+
Die sietmen om dees Stad met groote hoopen bloeyen,
Waer Bacchus hem vermeyt, en met sijn Nymphen leeft,
200[regelnummer]
Die haer dit lieve vocht en al dees vreughde geeft.
Dies houdmen 't hooge feest, wanneerse wort gelesen,Ga naar voetnoot201
Waer yder een verschijnt in 't alder-braefste wesen,Ga naar voetnoot202
| |
[pagina 96]
| |
En singht een vrolijck lied, ter eeren van de wijn,
O leven van de ziel! ghy moet ons welkoom zijn.Ga naar voetnoot204
205[regelnummer]
Ter syden Ceres blinckt met opgetoyde vlechten,Ga naar voetnoot205
Die met een groote konst in een gestrengelt hechten,
En schenckt haer gulden kuyf Bierana tot een deughd,Ga naar voetnoot207
Wiens Kittebroers al steets daer leven in de vreughd.Ga naar voetnoot208
Bierhanen weest verblijt, Vrouw Hoppe word geboren,Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
Die menghelt nu haer kracht by Ceres gulden koren,
En brouwt een lecker nat, een sulcken eelen traen,Ga naar voetnoot211
Daer yeder een verlangt te licken aen de kraen.
Ga naar margenoot+De huysen in dees Stad, die legghen dicht beloken,Ga naar voetnoot213
En in een groen prieel of wijngaerts-loof gedoken:
215[regelnummer]
Waer kroeghen by de mijl, en yeder na sijn geld,Ga naar voetnoot215
Laet schaffen wat hem lust, en 't beursjen is gestelt.Ga naar voetnoot215-216
Ga naar margenoot+De Bacchae loos en geyl, die alle list bedryven,
Die sietmen in dees Stad met groote hoopen blyven:
Hier als een duyf op slagh, daer openbaer ten toon,Ga naar voetnoot219
220[regelnummer]
En veylen haren dienst om een te sober loon.
Als Bacchus wil in 't soet met syne Nichtjens spelen,Ga naar voetnoot221
Dan weten sy de stof om't Minne-lied te quelen,
En met haer listigh oogh, dat lodderlijcken dwaelt,Ga naar voetnoot223
Wort Bacchus self getouft, en in den strick gehaelt.Ga naar voetnoot224
225[regelnummer]
Een wonderlijcke slagh van op-getoyde dieren,Ga naar voetnoot225
Ia Tooveressen self, en geestigh van manieren:Ga naar voetnoot226
Die weten met een greep en over-snelle vond,Ga naar voetnoot227
Der mannen trotse hert te leggen in den mond:Ga naar voetnoot228
En als die zijn bekroost, door hare heete drancken,Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
Vergeten wiese zijn, en na de snollen jancken,Ga naar voetnoot230
So dat het eelste deel, dat dese werreld bouwt,Ga naar voetnoot231
Wort een te lichten Nymph te lichtelijck vertrouwt.Ga naar voetnoot232
| |
[pagina 97]
| |
't Zijn Nichtjens van de konst, die met haer lichte spelen,Ga naar voetnoot233
Gaen stellen eene fuyck, de kuffen en bordeelen,Ga naar voetnoot234
235[regelnummer]
Met lacchen sonder lach, met streelen sonder sin,Ga naar voetnoot235
Met loncken sonder oogh, met lieven sonder min.
Heer Bacchus is wat vies, die soeckt geployde doecken,Ga naar voetnoot237
Of hier een ander dier, naer 't hoofs, wat op te soecken:Ga naar voetnoot238
Bierana, Brandamoor, of van Vulcani slagh,
240[regelnummer]
Die siender niet so nauw; pas wat passeeren magh:Ga naar voetnoot240
Zijn gruysigh van natuur, en sien geen visevasen,Ga naar voetnoot241
Al zijnse wat bemorst, te beter isset grasen,Ga naar voetnoot242
Al zijnse scheef of scheel, met d'een of d'ander wrack,Ga naar voetnoot243
Sy siender geen gebreck, sy siender geene vlack.Ga naar voetnoot244
245[regelnummer]
Een yeder weet sijn aert en selschap uyt te keuren,
Daer d'eene staet gepronckt te loncken uyter deuren:
En d'ander hier en daer gekamert en geçiert,Ga naar voetnoot247
Met een Gods-dienste schijn door al de Tempels swiert:
Ten minsten dat een Valck wort uyt de locht gekregen,Ga naar voetnoot249
250[regelnummer]
Dien sy dan recht den neus gaen snuyten ende vegen,Ga naar voetnoot250
Ia plucken hem so kael, dat hy moet weer van honck,Ga naar voetnoot251b
En voor 't verquiste geld verkrijght hy niet een dronck.
Wanneer de beurs is licht, en 't geldjen is vervlogen,
Dan siet haer Venus aen met toe-gesloten oogen,Ga naar voetnoot254
255[regelnummer]
En schoptse uyte deur, en roept: ghy kale Guyt,
Het geld is onse Liefd', en 't geld is onse Bruydt.Ga naar voetnoot256
Want Bacchus, als hy wil met Venus lieflijck paren,
Dan schenckt hy syne most, en Ceres hare ayren:Ga naar voetnoot258
Maer als dees gaen ter schuyl, dan is de Min verkout:Ga naar voetnoot259Ga naar voetnoot257-259
260[regelnummer]
Want Venus veel van wijn, en veel van slempen houd.
Wie teer en vies van aert wil keurigh staen te kijcken,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot261
Die mach wel uyt haer Stad, en uyt haer woning wijcken.
| |
[pagina 98]
| |
Hier gelt geen hovaerdy, maer rijck so wel als kael,Ga naar voetnoot263
Mach komen gantsch beslobt in 't midden van de zael.Ga naar voetnoot264
265[regelnummer]
Daer hoeftmen geene muyl aen syne voet te trecken,
En treden op sijn pas. fy stee-luy groote gecken!Ga naar voetnoot266
Dat Iuffrou u so brilt, en scheert u op de kam,Ga naar voetnoot267
De steenen zijn beschaemt, en seggen uyl en lam.Ga naar voetnoot268
Hier gaetmen onbeschroomt, door kamers en door zalen,
270[regelnummer]
Hier hoeftmen geen geboen, gewrijf, noch uyle-malen,Ga naar voetnoot270
Buffetten noch thresoors, tapyten noch gordijn,Ga naar voetnoot271
Maer slechts een stoel of banck, de pispot en de wijn.
Dit 's d'huys-raed so in 't gros; de kannen en de glasen,Ga naar voetnoot273
De pullen en de fles, de pypen om te blasen,
275[regelnummer]
Ga naar margenoot+De testen en Tobac, de rekeling, en raf,Ga naar voetnoot275
Die hangen aen den haert, en Bacchus met sijn staf.Ga naar voetnoot276
Wat sieckten of wat ramp den Broeders mach bestoken,
Strax zijnse in de weer met haer geweldigh smoken:
't Is Broeder suygh en quijl, de sieckte moet vergaen,
280[regelnummer]
Wat kranckheyd is so sterck die hier kan tegen-staen?Ga naar voetnoot279-280
Ga naar margenoot+Wy suyvren, door ons smoock, den Hemel en de Winden,
Wy konnen alle ramp door onse konst verslinden,
't Zy met een groote pull, een roemer totte rand,
Van Doctor Brandamoor een soopjen op de hand.Ga naar voetnoot284
285[regelnummer]
Al wat de koude sucht voor ongeval kan wercken,Ga naar voetnoot285
Dat konnen wy met smoock en heete drancken stercken,Ga naar voetnoot286
En selver als de brand komt knaghen onse borst,Ga naar voetnoot287
De brand dooft onse vyer, de brand lescht onse dorst.Ga naar voetnoot288
Indien wy zijn gequetst door houwen ofte wonden,
290[regelnummer]
De assche van Tobac die isser toe gevonden,
En tegen gicht of koorts, daer is de Brandewijn,
De treffelijxste konst, de rechte Mediçijn.
| |
[pagina 99]
| |
Indien ick al de deughd van dese Mediçynen
Wou stellen op 't papier: Galenus most verdwynen,Ga naar voetnoot294
295[regelnummer]
En al dien viesen hoop. dus houd u fris van moe,Ga naar voetnoot295
Tobac geneest de ramp, ja totte pocken toe.Ga naar voetnoot296
D'Inwoonders sien naer 't rood, waer Peerlen en Rubynen,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot297
Carbonckels en Granaet uyt hare kaken schynen,
En dick en bol van vleys, sy gapen na de locht,Ga naar voetnoot299
300[regelnummer]
Wiens lever is verdrooght, en jammert na het vocht.Ga naar voetnoot300
Zijn meestendeel gebuyckt, wat vet en op-geblasen,
Kort-aemigh, swack van gang, en altijd aen het aesen,Ga naar voetnoot302
Oock van een vreemde aert, beleeft, en vol van moet,Ga naar voetnoot303
Als een ontsteken toorts, oock bitter als een roet.Ga naar voetnoot304
305[regelnummer]
Haer ooghen staen als vyer, waer uyt Fonteynen léken,Ga naar voetnoot305
En druypen langs de wang, gelijck als water-béken,
Haer handen staen verstijft, haer voeten als een licht,Ga naar voetnoot307
Zijn bol en hol van stof, en krimpen van de gicht,
Schijn-heyligh en devoot, daer tranen onder rollen:
310[regelnummer]
Van in-getrocken aert, door hooghmoed op-geswollen:Ga naar voetnoot310
Van zeden gantsch verdeelt. Nu als een vrolijck man,Ga naar voetnoot311
Dan als een vuyle Sogh, een Luypert, en Tyran.Ga naar voetnoot303-312Ga naar voetnoot312
Hier kentmen vriend noch maegh: maer die hier willen leven,Ga naar margenoot+
Die moeten sich den aert, de wetten onder-geven,Ga naar voetnoot314
315[regelnummer]
Geen onderlingh verdragh, noch moderate schijn,Ga naar voetnoot315
En gelden by dit volck, maer wetten van den wijn.Ga naar voetnoot316
Dat 's rechts, en dat is slinx, daer gelt geen disputeren,Ga naar margenoot+
Geen sluyt-reên hebbẽ plaets, noch gantsch geen simulerẽ:Ga naar voetnoot318
Maer uyt, en schoontjens uyt, het glaesjen op den duym,Ga naar voetnoot319
320[regelnummer]
Met een Menniste boord, en glatjes, sonder schuym.Ga naar voetnoot320
Dit is een vaste wet. wie souse over-treden?
Suyp uyt, of hier van daen. wie sou niet liefst in vreden
| |
[pagina 100]
| |
Sich buygen naer haer hand, en suypen dat hy steent,Ga naar voetnoot323
Als vreesen voor het volck, en voor de goe gemeent?Ga naar voetnoot324
325[regelnummer]
Ga naar margenoot+Sy hebben 't meest gelaen op d'alder-vieste hoopen,Ga naar voetnoot325
En roepen: Hypocrijt, wegh, wegh, ghy Philosophen
En ghy gekreuckte hoop, die in u voorhoofd draeghdGa naar voetnoot327
De viesheyd van u breyn, en die na niemand vraeghd:
Die, met u statigh kleed, so deftigh weet te treden,
330[regelnummer]
Met zeden, met gebaer, en met gemaeckte reden,
Die over al bedilt, al wat u stuur gesicht
Maer schemert in het oogh, al waer het noch so licht.
Die klooft een hayr aen twee, en lastert onse daden,Ga naar voetnoot333
Die over al verbant de frissche wijngaert-bladen,
335[regelnummer]
En 't drincken van een rous. weg, wegh, ghy Vuylesoop',Ga naar voetnoot335
Die liever hebt een glas, als een geheele stoop.Ga naar voetnoot336
Ghy zijt van ons verdoemt, en uyter Stad verdreven,Ga naar voetnoot337
En over al ten roof aen yeder een gegeven,
V kettery vervloeckt, en in een vol gelagh,
340[regelnummer]
Een eeuwighlijck verbot gegeven aen den dagh:Ga naar voetnoot339-340
Dat ghy uyt onse Stad voor eeuwigh uyt-gesloten,
En uyt ons heerschappy rechtvaerdigh blijft verstoten,Ga naar voetnoot342
Ter tijd ghy met berouw, en met een groote kan,Ga naar voetnoot343
Betoont u droeve leet, en zijt een leersaem man:Ga naar voetnoot344
345[regelnummer]
En dat ghy noch in 't stil, noch openbaer sult leeren,Ga naar voetnoot345
Maer altijd onder ons, en in den wijn verkeeren,
En blasen ons geloof het domme volckjen in,
Dan word ons hoopjen groot, en grooter ons gewin.Ga naar voetnoot348
Ga naar margenoot+Sy staen met groote vlijt, sy letten en sy merckenGa naar voetnoot349
350[regelnummer]
Op yeders hooge konst, en op haer stoute wercken,Ga naar voetnoot350
Bespieden wie het glas, de order en de maet,Ga naar voetnoot351
Niet op sijn beurt en veeght, of in de kanne laet.Ga naar voetnoot352
| |
[pagina 101]
| |
En wieder ongetrouw in 't plengen wort bevonden,Ga naar voetnoot353
Valt in de grootste schuld, en grouwelijckste sonden:
355[regelnummer]
Behalven dat hy hoort, Pots tausent dis und das,
Gahr auss und thu bescheyt, und bring mirs gröste glas.Ga naar voetnoot356
Dan wort hem tot een boet een groote schroef geschonckẽ,Ga naar voetnoot357
Die moet dan zijn geklaert, en schoontjens uyt-gedronckẽ,Ga naar margenoot+
Al quijlt men in het glas, al barft een water-gal,Ga naar voetnoot359
360[regelnummer]
Dat 's d'Orgel op dien sangh, en dat is niet met al.Ga naar voetnoot360
Al maecktmen daer een kalf, in 't beste van het suypen,Ga naar voetnoot361
Dat macher al mee deur, dat moeter onder sluypen:Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot362
't Is wieroock voor haer neus, en wel gedistilleert,
Waer mee dit soete volck wort dapperlijck vereert.Ga naar voetnoot364
365[regelnummer]
Dit doetmẽ sonder schroom, want wie sou doch verdragen
't Gerammel en 't gewoel, en 't rasen in der magen?
't Is beter datmen 't lost, en reynight dese sloot,Ga naar voetnoot367
't Is een gesonde dranck, en Plutoos bier-en-brood.Ga naar voetnoot368
Men isser niet so vies. De Priesters van de glasen,Ga naar voetnoot369
370[regelnummer]
Beginnen uyt haer boeck de pypen los te blasen,Ga naar voetnoot370
En strijcken met haer tong van boven af 't fenijn,Ga naar voetnoot371
Dat yeder een verkrijght den zeghen van de wijn.
Dan komt Heer suyp-Hans voort, de Ridder vã dees bende,Ga naar voetnoot373
Ghy Edel-liên, seght hy, die moedigh en behende
375[regelnummer]
V dapperheyt vertoont; siet dese groote kroes,
Is een Santé voor ons, dat gaet u voor! avous!Ga naar voetnoot376
En 't sal gaen op de ry: dat niemant gae te buyten,
Of let op sijn gebuur, op 't leeghen van de fluyten:
En wie daer stort of plengt, en niet sijn glaesjen keert,Ga naar voetnoot379
380[regelnummer]
Die moet, met tien voor een, dan worden af-gesmeert.Ga naar voetnoot380
Dies paster elck op 't sijn. Noyt saghmen vromer leven,Ga naar margenoot+
Noyt saghmen beter trouw, noch elck het syne geven,Ga naar voetnoot382
| |
[pagina 102]
| |
Maer met een wacker oogh so warter nau gesien,Ga naar voetnoot383
Dat niemant of bedroch, of valsheyt sou geschiên.
385[regelnummer]
Wanneer dees vreugde duurt, dan vangtmen aen te malen,Ga naar voetnoot385
Dan hoortmen wilt Musijck in velerhande talen:
Ghy sult ons lust en jeughd en onse vreughde zijn.
O Bacche! edel Held! een kind van uwe moeder,
390[regelnummer]
Van hooger stam gedaelt, ons aller Heer en broeder,
Ia broeder in den wijn. u Vader wie die is,
Ga naar margenoot+Dat hebben wy verstaen, maer 't is seer ongewis.Ga naar voetnoot392
Wy hebben wel verstaen, wanneer ghy quaemt te voren,Ga naar voetnoot393
Dat ghy twee moeders had, waer van ghy zijt geboren:
395[regelnummer]
V moeder was een man, u moeder was een vrouw,
Om dat haer man en wijf met u verheughen souw.Ga naar voetnoot396
Vermits ghy in een droom ter werreld zijt gekomen,
So wierd uws moeders jeughd haer in een droom benomen:Ga naar voetnoot398
En daerom word verstaen, dat door u soete wijn
400[regelnummer]
De kinders van de sorgh oock uytgesloten zijn.Ga naar voetnoot400
Wy zijn oock fris en jong, geen oudheyd kan ons schaden,Ga naar voetnoot401
Wy binden onse tijd aen uwe wijngaert-bladen:
Al zijn wy oud en grijs, en duycken na den grond,Ga naar voetnoot403
Ghy maeckt een vrolijck hert, een jeughdelijcke mond.
405[regelnummer]
Geen smerten, noch so groot, ghy weetse wegh te dryven,
De naere suffery en kander niet verblyven:Ga naar voetnoot406
Wanneer ghy onse kruyn met uwe wiecken woelt,Ga naar voetnoot407
Dan worter pijn, noch smert, in onse ziel gevoelt.
Der Griecken hooge lof en willen wy niet roven,
410[regelnummer]
Ons lof, haer onbekent, het hare gaet te boven,
Wy laten haer den roem, maer onse lof alleen,Ga naar voetnoot411
En heeft met haren lof in 't minste niet gemeen.
| |
[pagina 103]
| |
Weest welkoom Asperin, Albani, Romanesci,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot413
Weest Lachrimae gegroet, weest Nero, Graeco, Roßi,Ga naar voetnoot414
415[regelnummer]
Vicentin, Fiascon, Falerno en Verdé,Ga naar voetnoot415
Vin Cotto, Candiott', en vette Malvasé.Ga naar voetnoot416
Klarette weest gegroet, de Grave, Court en Nantes,Ga naar voetnoot417
Van Frontinjac, Ai, Françoyse' en d'Hoogelantes:Ga naar voetnoot418
Wijn Dondri en Coignac, de Montamort, Anjou,Ga naar voetnoot419
420[regelnummer]
Tourssaner, de Bordeaux, du Roy, en de Poitou.Ga naar voetnoot420
Canaria u roem, Vin Secco, en Condado,Ga naar voetnoot421
Piere-Semeines, Tint, Alcanto en Bastardo,Ga naar voetnoot422
Zy by ons in ghedacht, en dapperlijck ge-eert:
Wy wenschen dat u lof wierd dagelijx vermeert.
425[regelnummer]
Weest Baccharach gegroet, ô kind van uwe Vader!Ga naar voetnoot425
Weest Meuselaer ge-eert, en Rinckous rijcke ader:Ga naar voetnoot426
Weest Deelen seer gemint, en Stinckert, Verne-wijn,Ga naar voetnoot427
Ghy Klingenbergh en Ments, en Hoocheym aen den Rijn.Ga naar voetnoot428
En waer in dat u lof mach by ons zijn vergeten,
430[regelnummer]
Dat word u even-wel, ô Bacche! toe-gemeten:Ga naar voetnoot430
En watter tot u roem noch naerder dient geseyt,
Mach, na u eyghen sin, noch werden uyt-gebreyt.
Daer komt een vreemt geluyt van d'ander kant gedreven,
Bierana weest gegroet, ô voedsel van ons leven!Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot434
435[regelnummer]
Vriendinne van ons hert, die ons gemoed verfrischt,
En hebt de sorgh en pijn uyt onse ziel gewischt.
Bierana waerde Bruyd! met u verscheyden drancken,
Wy geven u meer lof als Bacchus met sijn rancken,
En Ceres weest gegroet, die ons u vlechten schenckt,Ga naar voetnoot439
440[regelnummer]
En 't goud-draed van u pruyck met uwen zegen drenckt.
Bierana weest gegroet, wy willen u vereeren,
En met een groote pul dees vrolijckheyd vermeeren:
| |
[pagina 104]
| |
Dewijl ghy dese vreughd met een gevulde maet,Ga naar voetnoot443
Vyt uwen rijcken schoot ons over-waeyen laet.
445[regelnummer]
V naem is breed en wijd, by Duytschen meest verheven,Ga naar voetnoot445
Voorwaer aen 't trouwste volck den rechten lof gegeven:
Die wacker by den dronck, noyt swichten om u eer,Ga naar voetnoot447
Te houden in ontsagh, te loven meer en meer.Ga naar voetnoot448
Weest Lubec weest gegroet, ghy Zerbst met uwe krachten,
450[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ghy Bremen en Hamborgh, wilt Dantzigh niet verachten:
En Rostoc dinght om prijs, en oock ghy Oldersom,Ga naar voetnoot449-451aGa naar voetnoot451
Lof Turgou, Garlef, Strants, en ghy Brunswijcksche Mom.Ga naar voetnoot452
O Nederlandsche traen! wie sal u deughd niet prysen,Ga naar voetnoot453
En geven u den roem? wy willen u toe-wysen
455[regelnummer]
De kranskens van de hopp', het koren en het goud,
De ayrkens van u deughd, dat ons den Nectar brouwt.Ga naar voetnoot456
Weest Rotterdam gegroet, ghy Delf ghy mooght wel roemen:
Weest Haerlem weest verheugt, en oock ghy VVeesper bloemẽ:Ga naar voetnoot458
Weest Israël te vreên, Mol, Vytrecht met u vocht,Ga naar voetnoot459
460[regelnummer]
En onse vette Kluyn die moeter zijn bedocht.Ga naar voetnoot460
O Iber! dat ghy hebt Breda ons afgenomen,Ga naar voetnoot461
Antwerpen, Mechlen, Gent, moet qualijck u bekomen:Ga naar voetnoot461-462
Wy hebben in u plaets een ander vond bedacht,Ga naar voetnoot463
En hebben al u konst in Rotterdam gebracht.
465[regelnummer]
Noch Griecken was bekent, noch Romen wist u zegen,
En daerom is dees roem by d'Oude gantsch verswegen:
Maer wy van hooger Geest omhelsen uwe deughd,Ga naar voetnoot467
En drucken in de ziel de vruchten van u jeughd.Ga naar voetnoot468
Al watmen noch verswijght, wat namen datter leven,
470[regelnummer]
Wat dient tot uwen lof, dat zy u toe-geschreven:
De heerlijckheyt en roem, de zeghen van u hand,
Die klinckt als een basuyn, en schatert door het land.Ga naar voetnoot472
| |
[pagina 105]
| |
Wat Bacchus al bedrijft, en wat de wijn kan singen,Ga naar margenoot+
Of wat het Bier vermach, dat moeter dan uyt-springen,
475[regelnummer]
En yeder kraelt het zijn. Het was een jonger held.Ga naar voetnoot475
Het stierf een rijcke Keyser in 't gasthuys sonder geld.Ga naar voetnoot475-476
Ia wat tot sulck vermaeck, van Lietjens en Rondeelen,
Van Refereyntjens mee, een yeder weet te speelen,Ga naar voetnoot478
Een Kluytjen van Ian Kau, of hier een ander Lied,Ga naar voetnoot479
480[regelnummer]
Of Haerlems drooge harten, ey drinckt doch datje swiet.Ga naar voetnoot480
Al raeckt het op een mijl niet eensjes aen malkander,Ga naar voetnoot481
't Is hier te byster fraey. Dan belckter weer een ander:Ga naar voetnoot482
Ruymt wat op mijn huysgesin, en wacht dees groote fluyt,Ga naar voetnoot483
En daer mee wanct eẽ volle kan, en 't leyt al in mijn huyd.Ga naar voetnoot484
485[regelnummer]
Dan ruspt-me, gulpt en spouwt, met braken en met quylen:Ga naar voetnoot485
Men seevert, kucht en hoest, men vloeckter by de mylen:Ga naar voetnoot486
Men speelter op de tang, op rooster en de pot,Ga naar voetnoot487
Op beentjens, op de Veel, en rammelt op het schot.Ga naar voetnoot488
Men drinckter op de ry, op 't wel-vaert van de borsten,Ga naar voetnoot489
490[regelnummer]
Op letters van haer naem, gesontheyd van de Vorsten,
Op tal van haer geboort, op eere van haer stad,Ga naar voetnoot491
Ter eeren van de wijn, op reepen van het vat.Ga naar voetnoot492Ga naar voetnoot489-492
Dan schijnt de vriendschap groot, als in eẽ knoop gevlochten,
Hoe groot oock zy de kroes, men weygert geene tochten:Ga naar voetnoot494
495[regelnummer]
Geseten sy aen sy, so vechtmen om de kroon,Ga naar voetnoot495
Men drinckter om den prijs, en om den hooghsten loon:
Daer is geen scheydens tijd: daer geltet heele kannen:
Men gater lustigh voor als wel-versochte mannen:Ga naar voetnoot498
Men strengelt voet aen voet, op datmen niet beswijckt,Ga naar voetnoot499
500[regelnummer]
Maer liever, door den val, sijn over-winner wijckt.Ga naar voetnoot500
So broeders, gaet u gangh. wie olijckst weet te blaren,Ga naar voetnoot501
Die is de fraeyste man, die weet het best te klaren:Ga naar voetnoot502
| |
[pagina 106]
| |
Het leelijck is hier schoon, het schoon dat is hier vuyl,
De uyl is hier een valck, de valck is hier een uyl.Ga naar voetnoot504
505[regelnummer]
Al swiertmen over dwars, en slinghert van ter syden,
Al gaen de broeders scheef te struycklen en te glyden,
Al gaense op het hoofd, en stappen met geweld,Ga naar voetnoot507
Al vallen sy in 't zand, en storten in het veld,
Ga naar margenoot+Al kruyssen sy de straet, met wenden en laveeren,
510[regelnummer]
Al blutsen sy den kop, 't en raeckt niet aen de kleeren,Ga naar voetnoot510
Sy achten geen gestoot, noch voelen geene smert,Ga naar voetnoot511
De wijn beschut den val, de wijn is in het hert:
Want Bacchus is haer God, die al dees lieve Quanten,Ga naar voetnoot513
Met kussens onder-stut, door Engels en Trawanten,Ga naar voetnoot514
515[regelnummer]
En vrijdse van de dood: ten eynde sy voor alGa naar voetnoot515
Niet raken om den hals, door een te swaren val.Ga naar voetnoot516
Noyt vreemder heerschappy. De kroes gaet dapper wancken,Ga naar voetnoot517
Het mesjen op de muts, de boeren van de bancken,Ga naar voetnoot518
Het ruyntjen van de stal, de stoelen en de banck,Ga naar voetnoot519
520[regelnummer]
De glasen en de kan, die nemen haren gangh.
Een kansjen gaeter om, daer krijghtmen dan een jaepjen,Ga naar voetnoot521
Een sneetjen in de koon, of hier een ander schraepjen,Ga naar voetnoot522
't Is; houd my of ick vecht, en al dat vreemde goed,
Dat raest, en schreeuwt, en tiert, gelijck een Beyert doet.Ga naar voetnoot524
525[regelnummer]
Haer oogen staen in vlam, als kolen die daer branden,
De hayren staen gerecht, sy knarssen op de tanden,
De beenen staender schrap, de handen al gereet,
Te smyten hier en gints, te houwen eermen 't weet.Ga naar voetnoot528
So yemant totter dood gequetst, en komt te sterven,
530[regelnummer]
Die moet met kous en schoen den droncken hemel erven:Ga naar voetnoot530
En 't is een kampioen, die ridderlijck sijn eer
Gewaeght heeft in den strijd, met kort of lang geweer.Ga naar voetnoot532
| |
[pagina 107]
| |
Elck houd sijn eyghen veem, de alder-hooghste StatenGa naar voetnoot533
Die willen haren roem by 't slechte volck niet laten:Ga naar voetnoot534
535[regelnummer]
Maer yeder hout sijn gild, en 't is gelijck een schand,
Dat Ridders met den Boer gaen vechtẽ hand aen hand.
Noyt ambacht ofte staet: wat Phoebus kan verlichten,Ga naar voetnoot537
Of wat een sneeghe pen kan malen af en dichten,Ga naar voetnoot538
En is in 's werrelds rond, dat niet in dese stad,Ga naar voetnoot537-539
540[regelnummer]
Sijn Burger-recht en koopt voor een geringhe schat.Ga naar voetnoot540
Mercurius en sou sijn Burgery niet weten,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot541
So hy niet menighmael waer in dees Stad geseten,
En telden al dien slagh, en 't wonderlijck gesin:Ga naar voetnoot543
Gewis in dese stad daer schuylt wat seltsaems in.
545[regelnummer]
Noch geen so hooghen staet heeft Iupiter verheven,Ga naar voetnoot545
Van die sich niet met vlijt na dese Stad begeven:
't Zy Keyser, Koning, Vorst, of Graef, of Edelman,
Elck wenscht na Bacchus glas, of na Bieranaes kan.Ga naar voetnoot548
Wat Pallas oyt bedacht van treffelijcke wercken,Ga naar voetnoot549
550[regelnummer]
Die kondy in dees Stad, en by dees geesten mercken,
De Sots-diẽst hout de kroon, en haer schijn-heylig kleed,Ga naar voetnoot551
Sit boven in de zael, en geene dienst vergeet:
Haer boecken zijn gevult met Bacchus liefste gaven,
Waer mede sy altijd haer drooge lippen laven:
555[regelnummer]
En raden haer gemeent, op datse by den dronck,
Sich houden fris en gauw, en altijd even jongh.
De soete Philosooph, maer niet de viese prijen,
Die kan sich in dees Stad en na de wetten vlijen:
En 't is eens slockers hart, dat voor al 't school-gekijf,Ga naar voetnoot559
560[regelnummer]
Laet varen dat gesnor, en giet wat in sijn lijf.Ga naar voetnoot560
Ghy Rymers, die den krans van Helicon wilt roven,Ga naar voetnoot561
Gewis u helle keel gaet yeder een te boven,Ga naar voetnoot562
| |
[pagina 108]
| |
Mits u geswinde breyn vlieght na een hoogher baen,
Wanneer ghy Bacchus hebt u offerhand gedaen.
565[regelnummer]
En ghy die in 't Musijck en 't Spelen u gaet quyten,Ga naar voetnoot565
Wie kan u drooghe keel haer dorstigheyt verwyten?
En ghy Apellis geest, met u vermaerde hand,Ga naar voetnoot567
Sit stadigh by het vocht en schildert aen de wand.Ga naar voetnoot568
Ghy Meesters van het Recht, en van de kromme wegen,
570[regelnummer]
't Is een verdrietigh stuck met pleyten zijn verlegen,Ga naar voetnoot570
En oock ghy Procureurs van een verkeerde saeck,
Hier is het glas, de wijn, het pleyt van u vermaeck.Ga naar voetnoot572
Ghy AEsculapi kroost, dat altijd in de kruyden,Ga naar voetnoot573
Na 't rijck AEgypten soeckt, naer 't Noordẽ of naer 't Zuydẽ,Ga naar voetnoot574
575[regelnummer]
Quacksalvers van de konst, 't is u te grooten pijn,
Dat niet in Bacchus hof al uwe kruyden zijn.
Mercuri loose maets, die stadigh leght te wroeten,Ga naar voetnoot577
En die den Indiaen en Muscovijt gaet groeten,Ga naar voetnoot578
Vol kommer en vol sweet, vol sorghen en vol pijn,
580[regelnummer]
Hier leefdy in de vreughd, by Bacchus in de wijn.
Ghy kinders die van Mars tot stryden zijt geboren,Ga naar voetnoot581
Die 't vyer werpt uyt u oogh, en vlammen uyt u ooren,Ga naar voetnoot582
En die den klepper draeyt en aen den vyand brenght,Ga naar voetnoot583
Ghy janct na sulckẽ buyt, daer ghy met schroevẽ plengt.Ga naar voetnoot584
585[regelnummer]
Ghy kinders van Neptuyn, die stadigh leght te wiegen,Ga naar voetnoot585
En kond op 't houten paerd gelijck de vogels vliegen,
Die nu tot aen de nel, dan aen de sterren raeckt,
Ick weet dat u dit vocht tot in de nieren smaeckt.
Ghy Visschers boven al, die in dees Stad gaet vangen,
590[regelnummer]
't Is wonder dat de pul niet aen de mond blijft hangen,
Vermits de bracke grond, en d'over-soute locht,
Doet drooghen u gedarmt, doet gapen naer het vocht.
| |
[pagina 109]
| |
Geen droogher volck van al, als die in 't zout bedolven,
Gaen vanghen zoute visch, en suypen zoute golven,
595[regelnummer]
Dies smeeren sy haer keel, door al dit zoute goet,
En suypen dat het roust, gelijck een Visscher doet.Ga naar voetnoot596
Ghy die de konsten queeckt, en vultse door u boecken,Ga naar voetnoot597
Ghy Drucker en Barbier: ghy Glaser met u hoecken,Ga naar voetnoot598
Ghy Backer en ghy Schreur, ghy Kuyper en ghy Smit,Ga naar voetnoot599
600[regelnummer]
Ghy komt ten offer mee, en drinckter uyt de Kit.Ga naar voetnoot600
Ghy Schoesters en ghy Maets, die 't Maecklen kan verrijcken,Ga naar voetnoot601
En die veel treeckjens weet, wat sit ghy hier te prijcken?Ga naar voetnoot602
Flux vlytigh op den tocht. hier is een groote stad,Ga naar voetnoot603
En daerje altijd drinckt uyt een vol-slaghen vat.Ga naar voetnoot604
605[regelnummer]
En wie sich met den Bijl of Troffel kan geneeren,Ga naar voetnoot605
Die houden dese Stad en hare wet in eeren,
En wie de spoelen schiet, en door den beughel drijft,Ga naar voetnoot607
By dees de kan en pul in grooter eeren blijft.
Geen Staten, noch geen ampt, hoe 't eenigsins mach wesen,
610[regelnummer]
Dat niet in dese Stad ge-eert wort en gepresen:
Mits yder in dees plaets sich na sijn lusten geeft,Ga naar voetnoot611
So siedy hier de Wet waer nae een yeder leeft.
|
|