Aantekening 3
(bij vss. 387 e.v.)
Over de geboorte van Bacchus bestaat de volgende legende. Zeus verwekt bij de aardse vrouw Semele, een dochter van Cadmus, een kind, maar enige maanden vóór het ter wereld zou komen, verlangt Semele Zeus nogmaals te zien, zoals hij voor mensen nimmer te aanschouwen was in al zijn goddelijkheid. Deze menselijke onvoorzichtigheid en ongepaste nieuwsgierigheid kon niet ongestraft blijven; Zeus verschijnt in bliksemende pracht en Semele sterft in deze goddelijke gloed. Bacchus wordt aan de brandende moeder ontrukt en door zijn vader in de heup geborgen. Later komt Bacchus, nu voldragen, ten tweede maal ter wereld.
Deze voorgeschiedenis, kind van een god en een vrouw, met een dubbel voor-geboortelijk bestaan, toont reeds het tweeledig karakter van de god Bacchus: aards en hemels.
Bacchus wordt vaak afgebeeld met een trom, het symbool van maathouden. Ook zien we hem vaak afgebeeld met horens, die het teken zijn van overvloed of agressiviteit, en kunnen verwijzen naar de antieke gewoonte om wijn uit horens te drinken.
Bacchus draagt ook vaak een dierenhuid om zijn schouders en heeft een holle stok in de hand om zich te behoeden voor vallen. Tenslotte zien we veelvuldig dat zijn wagen getrokken wordt door panters. Onafscheidelijk van Bacchus zijn Venus (zonder drank geen liefde) en Ceres (symbool van de maaltijd).
Bacchus komen we vaak tegen als inspiratiebron voor de dichters en als verpersoonlijking van de jeugdigheid en de vrolijkheid.