Beatitudine Quinta. De vijfde Saligheyt.
Saligh zijnse, die reyn van herten zijn, want zy sullen God sien. Dit is de suyverheyt des herten, dat het herte vry is, van de quellingen en onbehoorlijcke hertztochten.
Een Vrouwe die over een Hert, dat zy in de hand heeft, traenen stort.
De suyverheyt van 't hert is van. I. Christo, voor de onnoselheyt genomen, diewelcke een suyveringe is van de ziele: en dieselve wort geseyt in de ziele te wesen, als wanneer dieselve met quaede gedachten, of met genegentheden, die tegens de deughd strijdigh zijn, niet is ingenomen. En wort alhier vertoont, datmen dit niet moet verstaen van de uytwendige suyveringe der traenen, diewelcke wel zijn de waerachtige genesinge van de sweeren der ziele, gelijckmen veele in de H. Schrift vint.
De belooninge van de suyveringe des herten, sal zijn, dat wy den onsienlijcken God, met onse lichaemlijcke oogen sullen sien, diewelcke alsse wel gesuyvert zijn, soo siense alleen de sienlijcke dingen, die haer voorkomen, waer in sich dan de oogen des gemoeds verneerderen, ghelijck door de spreuck, beduyt wort.