| |
| |
| |
Lijst van geraadpleegde literatuur
Acket, J.M., Jacques Perk. Amsterdam 1926. |
Akker, W.J. van den, Een dichter schreit niet; aspecten van
M. Nijhoffs versexterne poetica. 2 dln. Utrecht 1985. |
Anbeek, T., Geschiedenis van de Nederlandse literatuur tussen
1885 en 1985. Amsterdam 1990. |
Anoniem, ‘Jacques Perk, Gedichten, Carmen Silva, Gedachten eener Koningin, Uit het dagboek van Florentijn;
gedichten en aforismen’ In: De Amsterdammer 10
december 1882, p. 3-4. |
Anoniem, ‘Onze dichters’. In: De portefeuille 2
september 1882, p. 177-180. |
Asselbergs, W.J.M.A., Het tijdperk der vernieuwing van de
Noordnederlandse letterkunde. Den Bosch-Antwerpen-Brussel 1951. gln 9. |
Bastet, F.L., Mr. Carel Vosmaer; zijn achtergronden, zijn
reizen, zijn tijdgenoten, zijn invloed. Den Haag 1967.
Fakulteitenreeks 8. |
[Beer, T.H. de], ‘Berichten’. In: De portefeuille 9
december 1882, p. 291-295 |
Berg, J., Over den invloed van de Italiaansche letterkunde op
de Nederlandsche gedurende de negentiende eeuw. Amsterdam 1919. |
Bloem, J.C., ‘Terugblik op de afgelegde weg’. In: J.C. Bloem, Poëtica. Ed. J.B.W. Polak. Amsterdam 1969, Kleine Bellettrie
Serie, p. 59-81. |
Bohl, J., ‘Jacques Perk’. In: De Nederlandsche spectator
30 december 1882, p. 427. |
Brandt Corstius, J.C., Het poëtisch programma van Tachtig;
een vergelijkende studie. Amsterdam 1968. |
Brink, J. ten, ‘Een inval van Dr. W. Doorenbos’. In: De
Amsterdammer 11 december 1881, p. 4. |
Brink, J. ten, ‘Eene kleine en stille gemeente’. In: Het
nieuws van den dag 27 november 1881. |
Busken Huet, Cd., ‘Drie voorwaarden van kunstgenot (eene voorlezing)’. In:
Cd. Busken Huet, Litterarische fantasien en kritieken. Dl.
10. Haarlem z.j., p. 125-178. |
Busken Huet, Cd., ‘Laatste Nederlandsche gedichten; Geen
zomer; nieuwe gedichten van C. Honigh; Haarlem, H.D. Tjeenk
Willink, 1880’. In: De Amsterdammer 3 april 1881, p. 4. |
| |
| |
Busken Huet, Cd., ‘Mr. Vosmaer's “Amazone”’. In: De
Amsterdammer 23 januari 1881, p. 1-3. |
Coenen, F., Studiën van de Tachtiger beweging.
Middelburg 1924. |
Cohen, J.L., Dante in de Nederlandsche letterkunde.
Haarlem 1929. |
Colmjon, G., De oorsprongen van de renaissance der
litteratuur in Nederland in het laatste kwart der negentiende eeuw.
Arnhem 1947. |
Custers, L., Dààr was de bron; de beweging van Tachtig in de
ogen van Albert Verwey. Maarssen 1995. |
Dante, La vita nuova; het nieuwe leven. [Vert. door]
H.W.J.M. Keuls. [2e dr.] Den Haag 1964. |
Dante Alighieri, De goddelijke komedie. Vert., ingel. en
toegel. door F. van Dooren. 3e dr. Baarn z.j. |
Dekker, G., Die invloed van Keats en Shelley in Nederland
gedurende die 19e eeu. Groningen-Den Haag 1926. |
D[eventer]., Ch. M. v[an]., ‘Gedichten van Jacques
Perk’. In: Wetenschappelijke bladen 1883, dl. 1, p.
313-319. |
Donker, A., De episode van de vernieuwing onzer poëzie
(1880-1894). Utrecht 1929. |
Donker, A., ‘Willem Kloos: spontane, gekweekte en anti-legende’. In: De gids 121 (1958), dl. 2, p. 164-176. |
Dooren, F. van, ‘Inleiding’. In: F. Petrarca, Sonnetten en
andere gedichten. Vert., ingel. en toegel. door F. van Dooren. 3e,
herz. en verm. dr. Amsterdam 1993, p. 5-33. |
Duinkerken, A. van, ‘Beeldspraak bij Perk’. In: De gids
122 (1959), dl. 2, p. 162-166. |
Eeten, P. van, Dichterlijk labirint; opstellen over het werk
van Willem Kloos. Amsterdam 1963. |
Endt, E., Het festijn van Tachtig; de vervulling van heel
groote dingen scheen nabij. Amsterdam 1990. |
Faassen, S.J. van, (ed.), De Tachtigers en de
klassieken. Utrecht 1980. |
Flanor [= C. Vosmaer], ‘Vlugmaren’. In: De Nederlandsche
spectator 9 december 1882, p. 401-403. |
Forster, L., ‘“Wie eenmaal u aanschouwt, leefde genoeg”; Perk en Platen’.
In: Spiegel der letteren 4 (1960), p. 125. |
Goethe, J.W., Sämtliche Gedichte. Herausgeg. von E.
Beutler. 1er Teil: Ausgabe letzter Hand. Zürich 1950; 2er Teil: Ausgabe
letzter Hand. Zürich 1953. |
Greebe, A.C.J.A., Jacques Perk's Mathilde-cyclus in den
oorspronkelijken vorm hersteld. Den Haag 1915. |
[Hall, J.N. van], ‘Letterkundige kroniek’. In: De gids
47 (1883), dl. 1, p. 374-400. |
| |
| |
Halsema, D. van, ‘15 mei 1880: Kloos ontmoet Perk in de Kalverstraat; de
betekenis van Kloos' “Inleiding” bij Perks Gedichten’. In:
M.A. Schenkeveld-van der Dussen e.a. (ed.), Nederlandse
literatuur, een geschiedenis. Groningen 1993, p. 517-524. |
Havelaar, J., ‘Lodewijk van Deyssel’. In: De gids 76
(1912), dl. 4, p. 106-149. |
Heijting, A.T.A., (ed.), Het boek der sonnetten;
Nederlandsche sonnetten van de zestiende eeuw tot Jacques Perk.
Uitgekozen, van een inl. en van aant. voorz. door A.T.A. Heijting. Den Haag
1911. |
Holda [= A.J.F Clant van der Mijll-Piepers], ‘Jacques Perk's Gedichten’. In: De Nederlandsche spectator 3
februari 1883, p. 39-40. |
Homeros, Odyssea. Recognavit P. von der Mühll. Basilea
1945. |
Homerus, The Iliad. Ed., with apparatus criticus,
prolegomena, notes and appendices, by W. Leaf. Vol. I: Books i-xii. 2nd edition. London-New York 1900. |
Homerus, Ilias en Odyssee. Vert. door M.A. Schwartz.
Amsterdam 1981. |
Hooft, P.C., Emblemata amatoria, afbeeldinghen van minne,
emblemes d'amour (Amsterdam 1611). Ingel., uitgeg. en toegel. door
K. Porteman, met een vert. van de Latijnse disticha door A. Welkenhuysen.
Leiden 1983. Nijhoffs Nederlandse klassieken. |
Hooft, P.C., Sonnetten [en] Reden vande waerdicheit der
poesie. Ed. P. Tuynman. Amsterdam 1971. Kleine Bellettrie Serie. |
Hunt, L., ‘An Answer to the Question What is Poetry? Including Remarks on
Versification’. In: L. Hunt (ed.), Imagination and Fancy or,
Selections from the English Poets [...] and an Essay in Answer to the
Question ‘What is Poetry?’. A new Edition. London 1891, p. 1-61. |
Irving, E.J., ‘Het sonnet’. In: De bibliotheek (bijblad
van Noord en Zuid) 6 (1883), p. 77-80, 7 (1884), p. 81-89. |
Jager, G. de, ‘Het geheim van het sonnet; de Tachtigers en de
aantrekkingskracht van een literaire vorm’. In: Nederlandse
letterkunde 1 (1996), p. 341-354. |
Kate, J.J.L. ten, ‘Sonnet op het sonnet’. In: Braga;
dichterlijke mengelingen. Uitgeg. door een dichtlievend gezelschap
onder de nooit gebruikte zinspreuk ‘Utile dulci’. Nieuwe uitgave met inl. en
toel. van A. Winkler Prins. Deventer 1883, p. 195. |
Keats, J., Hyperion. Metrisch in het Nederlandsch
overgebracht door W.W. van Lennep, voorafgegaan door ‘Herinneringen aan mr.
W.W. van Lennep’ door J. Six. Amsterdam 1927. |
Kloos, W., ‘Herinnering en hoop; gedichten van J.
Knoppers W.Kzn.’ In: W. Kloos, Veertien jaar
literatuur-geschiedenis; 1880-1893. Dl. 1. Amsterdam 1896, p. 56-64
(oorspronkelijk in: De Amsterdammer 17 juli 1881, p. 3-4). |
| |
| |
Kloos, W., ‘In memoriam Jacques Perk’. In: W. Kloos, Veertien
jaar literatuur-geschiedenis; 1880-1893. Dl. 1. Amsterdam 1896, p.
65-74. (Het stuk verscheen oorspronkelijk in De Nederlandsche
spectator 19 november 1881; het is ook te vinden in onder andere:
G. Stuiveling (ed.), Jacques Perks Gedichten volgens de eerste
druk (1882). Met de voorrede van Mr. C. Vosmaer, de inleiding van
Willem Kloos, en andere door Kloos geschreven Perk-beschouwingen. 3e dr.
Culemborg 1976, p. 17-25. Tevens in: H. Michaël (ed.), Willem
Kloos 1859-1938; zijn jeugd, zijn leven. Een bloemlezing uit zijn
gehele oeuvre, ingel. en samengest. door H. Michaël. 2e dr. Den Haag 1975,
p. 280-289). |
Kloos, W., ‘Een “Nieuwe-gidser” die tevens lid was van het vorige
geslacht’. In: De nieuwe gids 42 (1927), dl. 2, band 4,
nr. 10 (oktober), p. 461-469. |
Kloos, W., Verzen. Definitieve tekst. 9e dr. Den Haag
1984. |
Knuvelder, G.P.M., Handboek tot de geschiedenis der
Nederlandse letterkunde. Dl. 4. 5e, geh. herz. dr. Den Bosch 1976. |
Korteweg, A., en W. Idema (ed.), Vinger Gods wat zijt gij
groot; een bloemlezing uit het werk van de dominee-dichters Nicolaas
Beets, J.P. Hasebroek, Bernard ter Haar, J.J.L. ten Kate [en] Eliza
Laurillard. Amsterdam 1978. |
Kralt, P., De dichter, zijn geliefden en zijn muze; over de
vroege poëzie van Willem Kloos. Leiden 1985. |
Kralt, P., ‘Inleiding’. In: W. Kloos, Verzen. Bezorgd
door P. Kralt. Amsterdam 1995, p. 1-12. |
Kuiper, W.E.J., ‘De klassieke oudheid in het dichtwerk van Karel van de
Woestijne’. In: S.J. van Faassen (ed.), De Tachtigers en de
klassieken. Utrecht 1980, p. 45-51. |
[Kulk, T.C. van der], ‘Nederlandsch dichtwerk van den jongsten tijd’. In:
De tijdspiegel 1883, dl. 2, p. 180-202. |
Lennep, W. van, ‘Jacques Perk en de religie’. In: De nieuwe
gids 46 (1931), dl. 2, p. 563-591. |
Liagre Böhl, H. de, Met al mijn bloed heb ik voor U geleefd;
Herman Gorter 1864-1927. Z.p. 1996. |
Lievens, R., ‘Friedrich Hölderlin en Jacques Perk’. In: Spiegel der letteren 3 (1959), p. 292-293. |
Maas, N., De literaire wereld van Carel Vosmaer. Met
medewerking van F.L. Bastet en J.F. Heijbroek. Den Haag 1989. |
Maas, N., ‘Najaar 1879: Marcellus Emants publiceert Lilith en Een drietal novellen; “Iets nieuws”’. In:
M.A. Schenkeveld-van der Dussen e.a. (ed.), Nederlandse
literatuur, een geschiedenis. Groningen 1993, p. 512-516 |
Mathijsen, M., Naar de letter; handboek
editiewetenschap. Assen 1995. |
| |
| |
Meeuwesse, K., ‘Perks Iris’. In: Tijdschrift voor Nederlandse
taal- en letterkunde 82 (1966), p. 37-77. |
Meijer, J., De dichter in depot; Perkmanuscripten en hun
lotgevallen. Heemstede 1976. |
Meijer, J., Jacques Perk en Willem Kloos 1881. Groningen
1972. De Nieuwe Taalgids Cahiers 2. |
Meijer, J., Manipulaties met de Mathilde. Heemstede
1977. |
Meijer, J., The onlie begetter: Jacques Perk in de poëzie van
Willem Kloos, 1881-1888. Heemstede 1975. |
Meijer, J., De schim van P.C. Hooft: Jacques Perks
alternatieve terzinen; 17 maart 1881. Heemstede 1981. |
Michaël, H., (ed.), Willem Kloos 1859-1938; zijn jeugd, zijn
leven. Een bloemlezing uit zijn gehele oeuvre, ingel. en samengest.
door H. Michaël. 2e dr. Den Haag 1975. |
Musset, A. de, Poésies complètes. Texte établi et annoté
par M. Allem. Paris 1951. Bibliothèque de la Pleiade 12. |
Nieuwegiessen, Ph. van de, ‘De herdrukken van Jacques Perks Gedichten’. In: Tijdschrift voor Nederlandse taal- en
letterkunde 93 (1977), p. 231-282. |
Nieuwegiessen, Ph. van de, ‘Jacques Perk en J.A. Alberdingk Thijm’. In:
Handelingen der koninklijke Zuidnederlandse maatschappij
voor taalen letterkunde en geschiedenis 31 (1977), p. 197-242. |
Nieuwegiessen, Ph. van de, ‘Jacques Perks “Zonnegloed” en “Hemelvaart”’.
In: De nieuwe taalgids 75 (1982), p. 506-516. |
Nijland, J.A., Jacques Perk (Mathilde-Iris); een studie.
Amsterdam 1906. |
O., K., ‘Haagsche causerie’. In: Echo van het nieuws 30
novemver 1881. |
Oliveira, E. d', ‘Willem Kloos’. In: E. d'Oliveira, '80 en
'90 aan het woord; gesprekken met Lodewijk van Deyssel, Willem Kloos,
Albert Verwey, Frederik van Eeden, Marcellus Emants, Karel van de
Woestijne, Cyriel Buysse, Is. Querido. Ingel. door Kees Fens. 2e
dr. Amsterdam 1977, p. 31-40. |
Paap, W., ‘De heer Alberdingk Thijm’. In: De
Amsterdammer 22 mei 1881, p. 4-5. |
Paap, W., ‘Een uitspraak van Cd. Busken Huet’. In: De
Amsterdammer 24 april 1881, p. 4. |
Peregrijn, L., (ed.), Al bleef ik eeuwig ongelezen;
tijdgenoten der Tachtigers die Tachtig meden of bestreden. Een
bundel romantische en opstandige verzen bijeengebracht door Lukas Peregrijn.
Den Haag 1974. |
Perk, B., Jacques Perk, geschetst voor 't jong Nederland der
XXe eeuw. Met onuitgeg. prozastukken, gedichten en portretten van
den dichter. Amsterdam-Hilversum 1902. |
| |
| |
Perk, J., Brieven en dokumenten. Bijeengebr. en uitgeg.
door G. Stuiveling. Amsterdam 1959. |
Perk, J., Proeven in dicht en ondicht. Naar de
handschriften uitgeg. door G. Stuiveling. Amsterdam 1958. |
Perk, J., Verzamelde gedichten. Naar de handschriften
uitgeg. door G. Stuiveling. Amsterdam 1957. |
Pierson, A., ‘Algernon Charles Swinburne’. ‘Eerste gedeelte. De
prozaschrijver’. In: De gids 42 (1878), dl. 4, p. 79-114.
‘Tweede gedeelte. De dichter’. In: De gids 43 (1879), dl.
2, p. 193-236. ‘Derde gedeelte. De dichter [vervolg]’. In: De
gids 43 (1879), dl. 3, p. 101-137. |
Platen, A. von, Venetiaanse sonnetten. Vert. en ingel.
door P. Claes. Leiden 1992. |
Prick, H.G.M., ‘Kanttekeningen bij kanttekeningen’. In: De
nieuwe taal gids 66 (1973), p. 473-477. |
Prinsen Jlz., J., ‘Algemeen overzicht van de aanraking der Tachtigers met
de klassieke litteratuur’. In: S.J. van Faassen (ed.), De
Tachtigers en de klassieken. Utrecht 1980, p. 9-17. |
Russell, J.A., Dutch Poetry and English; a Study of the
Romantic Revival. Amsterdam 1939. |
Scharten, C., ‘Waarin de schoonheid van een vers bestaat’. In: C.
Scharten, De krachten der toekomst. Tweede deel. Amsterdam
z.j., p. 3-16. |
Schenkeveld-van der Dussen, M.A., e.a. (ed.), Nederlandse
literatuur, een geschiedenis. Groningen 1993. |
Schepers, J.B., ‘Iets over Jacques Perk en de grotsonnetten uit de
“Mathilde”’. In: Taal en letteren 11 (1901), p. 27-38. |
Schierenberg, R.E., (ed.), Freundschaftsdichtung in den
Niederlanden; Jacques Perk, Willem Kloos, Albert Verwey 1880-1935.
Aus dem Niederl. übertr. und mit einer Einf. vers. durch R.E. Schierenberg.
Heidelberg 1996. |
Sengers, Th.W.M., Dichters en God; het godsbeeld in de nieuwe
Nederlandse lyriek 1880-1940. Bussum 1952. |
Shelley, P.B., ‘A Defence of Poetry’. In: B.R. McElderry jr. (ed.), Shelley's Critical Prose. Lincoln 1967, p. 3-37. |
Slijpen S.J., Al., ‘De dichter Jacques Perk en de klassieke oudheid’. In:
S.J. van Faassen (ed.), De Tachtigers en de klassieken.
Utrecht 1980, p. 35-38. |
Smit, J., ‘De kosmische zelfvergroting van de dichter bij Bilderdijk, Perk
en Marsman’. In: Mededelingen der koninklijke Nederlandse
akademie van wetenschappen. Amsterdam 1957, p. 95-116. |
Smit, W.A.P., ‘Drieërlei Perk; toespraak bij de opening van de
Perk-tentoon- |
| |
| |
stelling te Dordrecht op 6 juni 1959’. In: De nieuwe taalgids 52 (1959), p. 248-253. |
Stuiveling, G., (ed.), De briefwisseling Vosmaer-Kloos.
Uitgeg. en ingel. door G. Stuiveling. Groningen-Batavia 1939. |
Stuiveling, G., (ed.), De briefwisseling Vosmaer-Perk.
Uitgeg., ingel. en geann. door G. Stuiveling. Amsterdam 1938. |
Stuiveling, G., (ed.), Jacques Perks Gedichten volgens de
eerste druk (1882). Met de voorrede van Mr. C. Vosmaer, de
inleiding van Willem Kloos, en andere door Kloos geschreven
Perk-beschouwingen uitgegeven door G. Stuiveling. 3e dr. Culemborg 1976. |
Stuiveling, G., (ed.), Jacques Perks Mathilde-krans.
Naar de handschriften volledig uitgeg. 3 dln. Den Haag 1941. |
Stuiveling, G., Het korte leven van Jacques Perk; een
biografie. 2e dr. Amsterdam 1966. Reuzensalamander 53. |
Stuiveling, G., De Nieuwe gids als geestelijk brandpunt.
Amsterdam 1935. |
Stuiveling, G., ‘Verantwoording’. In: J. Perk, Verzamelde
gedichten, p. 169-176. |
Stuiveling, G., Versbouw en rhythme in den tijd van '80.
Groningen-Den Haag-Batavia 1934. |
Stuiveling, G., De wording van Perks ‘Iris’. Met
facsimilés van alle handschriften. Zwolle 1963. Zwolse drukken en
herdrukken. |
Stutterheim, C.F.P., ‘Perk's “Iris” en Shelley's “The cloud”’. In: De nieuwe taalgids 30 (1936), p. 98-125. |
Tacitus, Germania. Transl. by M. Hutton, revised by E.H.
Warmington. London-Cambridge (Mass.) 1970 (Reprint 1914). |
Toorn, M.C. van den, Nederlandse grammatica. 4e, herz.
dr. Groningen 1976. |
Vergilius, Aeneis. In: P. Vergili Maronis
Aeneidos liber quartus. Ed. with a commentary by R.G. Austin.
Oxford 1955. |
Vergilius, Aeneis. In: P. Vergili Maronis
opera. Remigius Sabbadini recensuit. Vol. 2. Romae 1930. |
Vergilius, Aeneis. Vert. door M.A. Schwartz. 2e dr.
Amsterdam 1989. |
Vergilius, Het boerenbedrijf (Georgica). Vert. door
I.G.M. Gerhardt. [Amsterdam] 1949. |
Verstegen, P., (ed.), Natuur zal kunst nooit blijvend
evenaren; de West-Europese poëzie in honderd gedichten. Vert. en
van comm. voorzien door P. Verstegen. Amsterdam 1989. |
Verwey, A., Dichtspel; oorspronkelijke en vertaalde
gedichten. Bez., ingel. en van comm. voorz. door M. Nijland-Verwey. Met
een woord vooraf door C.A. Zaalberg. Amsterdam 1983. |
| |
| |
Verwey, A., Inleiding tot de nieuwe Nederlandsche dichtkunst
(1880-1900). 5e dr. Amsterdam 1921. |
Verwey, A., ‘Jacques Perk herdrukt’. In: A. Verwey, Proza. Dl. 10. Amsterdam 1923, p. 115-121. |
Verwey, A., ‘Van de liefde die vriendschap heet’. In: A. Verwey, Oorspronkelijk dichtwerk. Eerste deel: 1882-1914.
Amsterdam-Santpoort 1938, p. 35-54. |
Verwey, A., ‘Het sonnet en de sonnetten van Shakespeare’. In: De nieuwe gids 1 (1885-1886), dl. 1, nr. 1 (okt. 1885), p. 67-96. |
Vondel, J. van den, Joseph in Egypten. In: De werken van J. van den Vondel; 1639-1640: Gebroeders, Joseph in
Dothan, Joseph in Egypten. Uitgeg. door J. van Lennep. Herz. en
bijgewerkt door J.H.W. Unger. Leiden z.j. |
Vondel, J. van den, Lucifer. In: De werken
van J. van den Vondel; 1654-1655: Lucifer, Inwydinge van 't Stadthuis
t'Amsterdam. Uitgeg. door J. van Lennep. Herz. en bijgewerkt door
J.H.W. Unger. Leiden z.j. |
Vosmaer, C., zie ook: Flanor. |
Vosmaer, C., Amazone. 9e dr. Den Haag 1922. |
Vosmaer, C., ‘Homeros in Nederland’. In: De banier 3
(1877), dl. 3, p. 1-52. |
Vosmaer, C., Vogels van diverse pluimage; novellen, beelden
en studiën. 2 dln. 4e dr. Leiden z.j. |
Westenbroek, J.J.M., ‘Iris bepaalt haar eigen maat’. In: De
nieuwe taalgids 66 (1973), p. 377-386. |
Wiel, R. van der, Ewijkshoeve, tuin van Tachtig.
Amsterdam 1988. |
Willems, E., ‘Van spraak moet Iris het hebben; analyse van een classic’.
In: Raam 84 (juni 1972), p. 25-39. |
wnt: Woordenboek der Nederlandsche
Taal. 27 dln. Fotogr. herdr. Den Haag 1993-1996. |
|
|