Gedichten
(1999)–Jacques Perk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 257]
| |
BiografieInformatie over het leven van Jacques Perk is verzameld in de biografie die G. Stuiveling schreef: Het korte leven van Jacques Perk . Veel kennis omtrent Perks leven en denkbeelden kan men natuurlijk ook vergaren uit: J. Perk, Brieven en dokumenten , bezorgd door Stuiveling; de eveneens door Stuiveling bezorgde uitgave De briefwisseling Vosmaer-Kloos vormt daar een belangrijke aanvulling op. Wat weinig afstandelijk is het boek van Perks tante, Betsy Perk: Jacques Perk, geschetst voor 't jong Nederland der XXe eeuw. Over de zogenaamde vriendschapssonnetten van Perk en Kloos is veel gedebatteerd door P. van Eeten, die zijn bijdragen verzamelde in Dichterlijk labirint , en H. Michaël, die zijn visie onder andere neerlegde in de inleiding tot de door hem samengestelde bloemlezing Willem Kloos . Men zie verder ook J. Meijer, The onlie begetter , en D. van Halsema's bijdrage aan: M.A. Schenkeveld-van der Dussen e.a. (red.), Nederlandse literatuur, een geschiedenis . Weinig informatief is de door R.E. Schierenberg bezorgde bloemlezing Freundschaftsdichtung in den Niederlanden . | |
MathildeDe briefwisseling Vosmaer-Kloos , bezorgd door G. Stuiveling, is vooral van belang voor informatie over de voorbereiding van de eerste uitgave van de Gedichten; de geschiedenis van deze bundel, alsmede die van het ontstaan van de Mathilde-cyclus, is verder uitvoerig gedocumenteerd en beschreven door Stuiveling, onder andere in zijn driedelige uitgave: Jacques Perks Mathilde-krans . J. Meijer geeft in De dichter in depot en in Manipulaties met de Mathilde een visie op leven en manuscripten van Perk, die afwijkt van Stuivelings zienswijze, maar helaas verre van duidelijk beargumenteerd is. Biografische achtergronden bij de Mathilde-gedichten zijn te vinden in Stuivelings Het korte leven van Jacques Perk, alsmede in A.C.J.A. Greebes studie Jacques Perk's Mathilde-cyclus in den oorspronkelijken vorm hersteld . Dat laatste boek suggereert de oplossing te bieden voor een probleem | |
[pagina 258]
| |
dat in wezen onoplosbaar is: vaststelling van de ‘werkelijke’, oorspronkelijke Mathilde-cyclus. Greebe geeft een andere oplossing dan bijvoorbeeld Stuiveling in de door hem bezorgde uitgave: J. Perk, Verzamelde gedichten . Interpreten van de cyclus, zoals Stuiveling in zijn Het korte leven van Jacques Perk, A. Donker in zijn De episode van de vernieuwing onzer poëzie , J.M. Acket in zijn studie Jacques Perk, en J.A. Nijland in haar boek Jacques Perk (Mathilde-Iris), nemen allen de vrijheid om hun eigen Mathilde-krans samen te stellen. Zij menen dit te kunnen doen omdat de eerste druk van Perks Gedichten onvolledig bleek te zijn toen Kloos in De nieuwe gids Mathilde-sonnetten publiceerde, die niet in Gedichten waren opgenomen; die sonnetten nam Kloos vervolgens wel op in de vierde druk van de bundel, maar zonder zich daarbij te baseren op een door Perk vastgestelde volgorde. W. van Lennep geeft in zijn artikel ‘Jacques Perk en de religie’ een caleidoscopisch beeld van Perks weinig samenhangende, om niet te zeggen wisselvallige religieuze positie, voor zover die uit de Mathilde is af te lezen; iets minder genuanceerd is Th.W.M. Sengers in Dichters en God , maar ook hij noemt naast christendom toch minstens pantheïsme en agnosticisme. Literaire bronnen van, en parallellen met Perks Mathilde-sonnetten worden, behalve in de ‘Aanteekeningen’, onder andere genoemd door Greebe in zijn eerder genoemde studie over de Mathilde-cyclus, en door Stuiveling in zijn Perk-biografie. Verder zijn incidenteel gedichten van Perk in verband gebracht met Hölderlin (R. Lievens over ‘Friedrich Hölderlin en Jacques Perk’) dan wel met Platen (L. Forster, ‘“Wie eenmaal u aanschouwt, leefde genoeg”’). | |
IrisDe ontstaansgeschiedenis van ‘Iris’ is beschreven door G. Stuiveling in: De wording van Perks ‘Iris’ . C.F.P. Stutterheim vergeleek dit gedicht met ‘The Cloud’ van Shelley en leverde flinke kritiek op Perks gedicht in: ‘Perk's “Iris” en Shelley's “The cloud”’. Een reactie op dit artikel (en op Stuivelings studie over de wording van dit gedicht) kwam van K. Meeuwesse: ‘Perks Iris’, waarin hij ingaat op de biografische achtergronden van dit gedicht, een onderwerp dat ook J. Meijer aansnijdt in Jacques Perk en Willem Kloos 1881 , dat behalve over ‘Iris’ ook over ‘Eene helle- en hemelvaart’ handelt. Een interpretatie van ‘Iris’ leverde ook E. Willems met ‘Van spraak moet Iris het hebben’. Hierop, alsmede op de studies van Stutterheim en Meeuwesse, reageerde J.M. Westenbroek in ‘Iris bepaalt haar eigen maat’. | |
[pagina 259]
| |
Rondom tachtigInformatie over de letterkunde van de tijd waarin Perk leefde en schreef, staat natuurlijk in de handboeken voor literatuurgeschiedenis: W.J.M.A. Asselbergs, Het tijdperk der vernieuwing van de Noordnederlandse letterkunde (L. Custers betoogt in Dààr was de bron dat Asselbergs' visie op Tachtig is overgenomen van Verwey), G.P.M. Knuvelder, Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde (deel 4), T. Anbeek, Geschiedenis van de Nederlandse literatuur tussen 1885 en 1985, M.A. Schenkeveld-van der Dussen e.a. (red.), Nederlandse literatuur, een geschiedenis. Nadere informatie, niet specifiek over Perk, maar over de Tachtigers en hun literair-historische en algemeen-culturele situatie in het algemeen, is te vinden in G. Colmjon, De oorsprongen van de renaissance der litteratuur in Nederland in het laatste kwart der negentiende eeuw . Aantrekkelijk en aanstekelijk zijn R. van de Wiels Ewijkshoeve, tuin van Tachtig en E. Endts Het festijn van Tachtig . Bijzonder leerzaam voor een indruk van de poëzie waartegen Tachtig in verzet kwam, is de bloemlezing door A. Korteweg en W. Idema van domineespoëzie in Vinger Gods wat zijt gij groot , alsmede de quasi door Lukas Peregrijn verzamelde bundel Al bleef ik eeuwig ongelezen . | |
Buitenlandse invloedenDe beïnvloeding door dichters uit het verleden en uit het buitenland is een aspect van de poëzie der Tachtigers dat ook tot substantiëlere studies heeft uitgenodigd. J. Berg schreef: Over den invloed van de Italiaansche letterkunde op de Nederlandsche gedurende de negentiende eeuw . Van de hand van J.L. Cohen is: Dante in de Nederlandsche letterkunde ; zij wijst onder andere op de identiteit van het grondidee van de Mathilde en Dantes Vita nuova. G. Dekker schreef: Die invloed van Keats en Shelley in Nederland gedurende die 19e eeuw ; hetzelfde onderwerp wordt behandeld in het hoofdstuk ‘Keats and Shelley and “De Beweging van Tachtig”’ van J.A. Russells Dutch poetry and English. Dekker bespeurt veel Shelley in Perk, Russell ziet meer Keats in zijn werk. | |
Poëticale opvattingenDe poëticale opvattingen van de Tachtigers, en vooral van Kloos, komen ter sprake in J.C. Brandt Corstius, Het poëtisch programma van Tachtig , dat handelt over het eerste deel van Kloos' ‘Inleiding’. W.J. van den Akker wijdt | |
[pagina 260]
| |
een gedeelte van hoofdstuk twee van Een dichter schreit niet aan ‘De expressieve poetica van Kloos’. G. Stuiveling en A. Donker besteden in Het korte leven van Jacques Perk , respectievelijk De episode van de vernieuwing onzer poëzie ook aandacht aan Perks positie tussen twee literaire generaties. Perks hoge opvatting van het dichterschap komt ter sprake in J. Smit, ‘De kosmische zelfvergroting van de dichter bij Bilderdijk, Perk en Marsman’. De technische veranderingen in de poëzie rond het optreden van de Tachtigers komen meer in het bijzonder ter sprake in: A. Donker, De episode van de vernieuwing onzer poëzie , en in: G. Stuiveling, Versbouw en rhythme in den tijd van '80 . Ook het artikel van G. de Jager, ‘Het geheim van het sonnet’, over de bijzondere band van de Tachtigers met die versvorm, moet hier genoemd worden. |
|