Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten (1999)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten
Afbeelding van GedichtenToon afbeelding van titelpagina van Gedichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.26 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.99 MB)

tekstbestand






Editeur

Fabian R.W. Stolk



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten

(1999)–Jacques Perk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 152]
[p. 152]

Aanteekeningen

Bladz. 24.Stervende dichter. Heinrich Heine.
Bladz. 25.Bacon. De Augm. Scient. iii. 1.Ga naar eind1
Bladz. 26.‘Men had de verbeelding,’ enz. Ik weet wel, dat W. in zijne bekende voorrede, beweert dat hij throw(s) over (his poems) a certain colouring of imagination,Ga naar eind2 maar toch juist bij die stukken der Lyrical Ballads, van welke de dichter de meeste verwachting had, is deze tint het flauwste uitgevallen.
Bladz. 43.Dit en de andere motto's zijn van Perk's hand.
Bladz. 45.Sonnet I. r. 3, 4 en 8. vgl.
 
In der Beschränkung zeigt sich erst der Meister,
 
Und das Gesetz nur kann uns Freiheit geben.
 
Goethe.Ga naar eind3
 
Gedrukt in ‘Nederland’ 1880.
Bladz. 46.Sonnet II. Datum Juni 1880 (de vervaardiging der Mathilde over het geheel valt in de laatste maanden van 1879). Gedrukt in N. Spectator 1881.
Bladz. 48.Sonnet IV. Gedrukt in ‘Nederland’ 1880.
Bladz. 49.Sonnet V. r. 1. zeeblauwe oogen. Caerulei oculi.Ga naar eind4
r. 4-5 Vgl. Vondel. Lucifer. i. Nu blinckt geen Serafijn, etc.Ga naar eind5
r. 11. De herhaling van ‘voel’ is niet fraai, maar de zaak was niet met een lichte verandering te herstellen.
Bladz. 53.Sonnet IX. r. 9 vgl.
 
En is geen lachjen, neen; maar lachens dageraad.
 
Hooft.Ga naar eind6
r. 14. vgl. καὶ ἠῶ δῖαν ἔμιμνεν. Homerus, passim.Ga naar eind7 Gedrukt in ‘Nederland’ 1880.
Bladz. 55.Sonnet XI. Gedrukt in ‘Nederland’ 1881.
Bladz. 57.Sonnet XIII. r. 13 is niet te zuiver.
Bladz. 58.Sonnet XIV. Gedrukt in ‘Nederland’ 1881.
Bladz. 67.Sonnet XXI. r. 10 en 11. vgl. Vondel. Jozef in Dothan i.
Gelijk langs eene beek de bloemen schooner schijnen, etc.Ga naar eind8
r. 12 grammatisch onjuist.
Bladz. 69.Sonnet XXIII-XXIX. Deze zeven sonnetten zagen, met nog drie
[pagina 153]
[p. 153]
anderen, voor het eerst het licht in den N. Spectator van 3 Sept. 1881, als een afzonderlijk geheel, onder den titel van: ‘Eene Helle- en Hemelvaart’. Bij deze volledige uitgave van den Mathilde-krans moesten zij natuurlijk in hunne oude plaats terugvallen.Ga naar eind9
Bladz. 70.Sonnet XXIV r. 1-3
 
Quale per incertam lunam sub luce maligna
 
Est iter in silvis; ubi coelum condidit umbra
 
Juppiter et rebus nox abstulit atra colorem.
 
Vergilius.Ga naar eind10
Bladz. 72.Sonnet XXVI. r. 5. andere lezing: ‘En 't stolpt zich’, etc.Ga naar eind11
Bladz. 74.Sonnet XXVIII. r. 12. andere lezing:
‘Mathilde! U kan ik zeggen, hoe ik leed.’Ga naar eind12
Bladz. 76.Sonnet XXX. r. 4-8. De consecutio temporumGa naar eind13 is niet te zuiver.
Bladz. 77.Sonnet XXXI. Gedrukt in ‘Nederland’ 1880.
Bladz. 80.Sonnet XXXIV. Datum Augustus 1880.
Bladz. 82.Sonnet XXXVI. Gedrukt in ‘Nederland’ 1880.
Bladz. 87.Sonnet XXXIX. Niet om de voortreffelijkheid van uitdrukking, die veel te wenschen overlaat, maar terwille van de stemming, die niet, in het verband, gemist kon worden, hebben wij dit sonnet een plaats onder de overigen gegund. De laatste regel echter vergoedt veel, van wat de anderen misdrijven.
Bladz. 93.Sonnet XLV. ‘der muur’, terwille van de euphonie.Ga naar eind14
Bladz. 96.Sonnet XLVIII. r. 6. ‘slank.’ Verg. Aen. vi. 293.Ga naar eind15
Bladz. 97.Sonnet XLIX. Gedrukt in N. Spectator van 9 Oct. 1880.
Bladz. 98.Sonnet L. ‘der plicht’, terwille van de euphonie.
Bladz. 100.Sonnet LII. Gedrukt in ‘Nederland’ 1881.
Bladz. 101.Sonnet LIII. Gedrukt in ‘Nederland’ 1881.
Bladz. 102.Sonnet LIV. Gedrukt in N. Spectator van 3 Sept. 1881. Datum Augustus 1880.
Bladz. 105.Sonnet LV. Datum Juli 1880.
Quatrijn. 2. vgl.
 
Ecce deus ramum Lethaeo rore madentem
 
Vique soporatum Stygia super utraque quassat
 
Tempora: cunctantique natantia lumina solvit.
 
Vergilius.Ga naar eind16
Bladz. 107.Sonnet LVII. Gedrukt in den N. Spectator van 9 Oct. 1880.
Bladz. 109.Sonnet LIX. Idem.
Bladz. 115.Sonnet LXV. Idem.Ga naar eind17
Bladz. 116.Sonnet LXVI. Dit sonnet behoort niet tot de fraaisten maar het werd opgenomen terwille van het verband.
[pagina 154]
[p. 154]
Bladz. 119.Sonnet LXIX. r. 1-2. vgl. Verg. Aen. ii. 793-94.Ga naar eind18
Bladz. 121.Sonnet LXXI. Datum voorjaar van 1881. Gedrukt in den N.
Spectator van 3 Sept. 1881.
‘Olla.’ vgl. Verg.: ‘Olli subridens’, etc.Ga naar eind19
Bladz. 125.De schim van P.C. Hooft. Geschreven naar aanleiding der Hooftfeesten, 15 en 16 Maart 1881. Gedrukt in den Spectator van 26 Maart 1881.
r. 5. van de schoudren opwaarts. Op deze uitdrukking is indertijd aanmerking gemaakt en niet geheel ten onrechte. De schikking der woorden eischt, dat men het woord ‘schoudren’ op Hooft toepast, de zin natuurlijk niet. Vgl. i Samuel 9, 2: ‘van zijn schouderen en opwaarts was hij hooger dan al het volk’ en 10, 23. Saul stak dus met het hoofd slechts boven de schare uit. Nog anders Verg. vi. 667-68:
Medium nam plurima turba
hunc habet atque umeris extantem suspicit altis.Ga naar eind20
Bladz. 129.Iris. Datum Juni 1881; geweigerd door de ‘Gids’, op grond van drie onzuivere uitdrukkingen, die met een kleinigheid te veranderen waren, en door den dichter-zelven ook veranderd zijn.Ga naar eind21 ‘Iris’ kan door de diepte van het sentiment en den rijkdom der verbeelding, zoowel als door de juistheid van uitdrukking en de zoetheid der melodie, met het schoonste wedijveren, wat ooit een eeuw of volk heeft voortgebracht. Haec est finis.Ga naar eind22 De opmerking, in der tijd ergens gemaakt, als zou het gedicht een navolging zijn van een gelijknamig stuk door den Amerikaanschen poëet Bayard Taylor, is geheel en al uit de lucht gegrepen.Ga naar eind23 r. 9. uit de diepte omhoog. vgl. Shelley ‘the Cloud’ ‘from the depth above.’
Bladz. 133.Onder 't loover. Datum 1879.
Bladz. 134.Drie liedjes. Datum 1879 of begin van '80.
Bladz. 137.Doodenklacht. Datum 1878. In het handschrift staat: ‘Geschreven onder 't aanhooren van Beethoven's Mondschein-sonate.’
Bladz. 138.Duif en sperwer, door den dichter geschreven voor den Mathilde-cyclus; door ons afzonderlijk geplaatst, omdat het in geenerlei verband met de overige sonnetten van dien krans staat.Ga naar eind24 Gedrukt in den N. Spectator van 9 Oct. 1880.
Bladz. 139.Avond en
Bladz. 140.Levenswijsheid. Deze beide sonnetten hebben wij gekozen uit een veertigtal, geschreven van Mei-November 1880, die niet voor openbaarheid geschikt zijn.Ga naar eind25 Het laatste werd door P. gezonden, en opgenomen, als bijdrage voor het Conscience-album.Ga naar eind26
Bladz. 141.Donkere oogen. Dit stukje geven wij niet om zijn voortreffelijk-
[pagina 155]
[p. 155]
heid, maar als voorbeeld van een voetmaat en een rijmorde, die de dichter anders niet gebruikt heeft. Datum Januari 1881.
Bladz. 142.Een droom. Datum 1881.
Bladz. 143.Vroegmis, uit de ‘Mathilde’.
Bladz. 144.Dropsteen, evenzoo.
Bladz. 145.Gouden lokken. Datum 1879.
Bladz. 146.Een glimlach. 1880 of '81.
Bladz. 147-148.Avondstond en Nacht. 1880.
Bladz. 149.Zonsondergang uit de ‘Mathilde’ 1880.
Bladz. 150.Blanke Handen, idem 1879.
eind1
In 1623 verscheen De dignitate & Augmentis scientiarum libri IX, de uitgebreide en in het Latijn vertaalde versie van The Twoo Bookes of Francis Bacon; of the profience and aduancement of Learning, diuine and humane uit 1605. Kloos refereert kennelijk aan het derde hoofdstuk van Boek i van The Advancement of Learning. Hij heeft in elk geval twee teksten onder ogen gehad, waarin het citaat uit Bacon voorkomt: Shelleys A Defence of Poetry en Hunts ‘What is Poetry?’ ‘De Nederlandse vertaling bij Kloos sluit geheel aan bij de Engelse tekst in Shelley's essay: “the same footsteps of nature impressed upon the various subjects of the world”’. (Brandt Corstius, Het poëtisch programma van Tachtig, p. 86) Een moderne editie van Shelleys essay is te vinden in: McElderry, Shelley's Critical Prose.
eind2
Dit citeert Kloos (niet geheel correct) uit Lyrical Ballads van 1802 (en niet 1800); aldus Brandt Corstius in zijn Het poëtisch programma van Tachtig, p. 46, n. 1.
eind3
Uit ‘Natur und Kunst’. Zie bijvoorbeeld: Goethe, Sämtliche Gedichte. Zweiter Teil, p. 141. In de vertaling van P. Verstegen: ‘In de beperking pas toont zich de meester,/En wetten slechts kunnen ons vrijheid geven.’ (Natuur zal kunst nooit blijvend evenaren, p. 15)
eind4
Zie bijvoorbeeld: Tacitus, Germania 4: ‘truces et carulei oculi, rustila comae’ (p. 136); helder blauwe ogen en rood haar als typerend voor de Germaanse volkeren.
eind5
In het eerste bedrijf van Vondels Lucifer constateert Belzebub met betrekking tot Apollion: ‘Het schijnt, ghy blaeckt van minne om 't vrouwelijcke dier.’ En Apollion reageert: ‘Ick heb mijn slaghveêr in dat aengename vier/Gezengt. Het vielme zwaer van onder op te stijgen,/Te roeien, om den top van Engleburgh te krijgen./Ick scheide, doch met pijn, en zagh wel driewerf om. Nu blinckt geen Serafijn, in 't hemelsch heilighdom,/Als deze, in 't hangend hair, een goude nis van stralen,/Die schoon gewatert van den hoofde nederdalen,/En vloejen om den rugh. Zoo komtze, als uit licht,/Te voorschijn, en verheught den dagh met haer gezicht./Laat perle en perlemoer u zuiverheit beloven; Hear blanckheit gaet de perle en perlemoer te boven.’ (Vondel, Lucifer, p. 30)
eind6
Hooft, ‘Sonnet’: ‘Van purper en van goudt het heerelijk gewaedt/Dat 's morghens het toonneel des hemels op komt pronken,/'T en is de zonne niet, maer 't voorspel van haer lonken,/[...]/Alsoo de heughlijkheit die voeghelijk beslaet/Het aenschijn van Me vrouw, als zij bevroedt de vonken/Die leeven in het hart dat ick haer heb geschonken,/En is geen lachje, neen, maer lachens daegheraedt.’ (Hooft, Sonnetten, p. 46)
eind7
Homerus, Ilias, onder andere Boek 9, r. 662: ‘en wachtte de goddelijke dageraad af’.
eind8
De geciteerde regel is te vinden in een ander drama van Vondel: Joseph in Egypten, tweede bedrijf, r. 312 (p. 243).
eind9
Vergeleken met het oudste handschrift, dat 106 sonnetten bevat, is ‘deze’ uitgave van de Mathilde-krans verre van ‘volledig’; in dat handschrift, dat waarschijnlijk door Perk geordend is, staan de grotsonnetten tegen het einde van de krans.
eind10
Vergilius, Aeneis, Boek 6, r. 270-272: ‘zoals een wandelaar gaat in het woud bij het spaarzaam licht der weifelende maan, wanneer Iupiter de hemel in schaduw hult en de zwarte nacht aan de dingen hun kleur ontneemt’.
eind11
Alle handschriften van Perk hebben deze ‘andere lezing’; alleen de versie in De Nederlandsche spectator heeft ‘En 't kromt zich’.
eind12
De handschriften hebben: ‘Mat[h]ilde! u [of “U”] kan ik zeggen wat ik leed’; De Nederlandsche spectator: ‘Joanna! U belijde ik hóe ik leed’.
eind13
Consecutio temporum: volgorde van de (grammaticale) tijden.
eind14
Euphonie: welluidendheid. Met dit soort aantekeningen bedoelen Kloos en Vosmaer dat Perk omwille van de welluidendheid van de versregel het verkeerde grammaticale geslacht heeft gekozen voor een woord. De juiste uitdrukking zou bijvoorbeeld in dit geval moeten zijn: des muurs.
eind15
Vergilius, Aeneis, Boek 6, r. 293 luidt: ‘admoneat volitare cava sub imagine formae’: (als zijn wijze geleidster hem niet) ‘had vermaand dat daar fladderden ijle lijfloze wezens van holle gedaante’.
eind16
Vergilius, Aeneis, Boek 5, r. 854-856: ‘Toen zwaaide de god een twijg, gedrenkt met het vocht van de Lethe en bedwelmd door stygische kracht, boven zijn beide slapen en sloot aan hem, die weerstand trachtte te bieden, de brekende ogen’.
eind17
Wellicht verwarren Kloos en Vosmaer dit gedicht met ‘Duif en sperwer’, want lxv ‘Het doode gaaike’ verscheen niet in een tijdschrift.
eind18
Vergilius, Aeneis, Boek 2, r. 792-794: ‘Ter conatus ibi collo dare bracchia circum;/ter frustra comprensa manus effugit imago,/par levibus ventisvolucrique simillima somno’: ‘Driemaal poogde ik mijn armen te slaan om haar hals; driemaal ontvluchtte haar beeld aan mijn vruchteloos grijpende handen, gelijk aan de luchtige winden, aan de gevleugelde slaap’ (met het vrouwelijke personage is bedoeld: het beeld van Creusa, haar eigen schim).
eind19
Vergilius, Aeneis, Boek 9, r. 740: ‘Olli subridens sedato pectore Turnus’: ‘Turnus glimlachte en antwoordde rustig’. Dit aanwijzend voornaamwoord is een archaïsche vorm die Vergilius gebruikte in ernstige vertellingen, speciaal om mee te verwijzen naar goden; het staat meestal in een beklemtoonde positie aan het begin van een versregel (zie: R.G. Austin (ed.), P. Vergili Maronis Aeneidos Liber Quartos, p. 54).
eind20
Vergilius, Aeneis, Boek 6, r. 667-668, de passage staat bij Vergilius tussen haakjes: ‘(want een grote schare verdringt zich om hem en ziet op naar zijn hoge gestalte)’.
eind21
Zie: Stuiveling, De wording van Perks ‘Iris’, p. 44-46.
eind22
Haec est finis: dit is het best mogelijke.
eind23
‘Laatst las ik in Jong-Vlaanderen een brief van zekeren C. de Jonghe uit Amsterdam, die beweerde, dat er in Iris navolging was te bespeuren van een gedicht in de “Hellenics” van Taylor, een Amerikaansch poëet.’ Aldus Kloos in een brief van 28 februari 1882 aan Vosmaer (Stuiveling, De briefwisseling Vosmaer-Kloos, p. 145). Het betreft James Bayard Taylor (1825-1878).
eind24
‘Het sonnet is een van de onmisbaarste en draagt een deel v. Perk's wereldbeschouwing’ zegt Greebe in zijn studie over de Mathilde-cyclus (Greebe, Jacques Perk's Mathilde-cyclus, p. 254, n. 2).
eind25
Het betreft twee van de sonnetten die Perk voor Kloos schreef; zie de ‘Verzen voor een vriend’ in: Perk, Verzamelde gedichten, p. 133 en 151.
eind26
‘Levenswijsheid’ werd onder de titel ‘Mefistofeles aan een idealist’ opgenomen in het Conscience-album en geciteerd in De Amsterdammer, 25 september 1881, p. 4.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken