Nederland en Shakespeare
(1936)–R. Pennink– Auteursrecht onbekendAchttiende eeuw en vroege romantiek
[pagina 261]
| |
Iets over opvoeringenDucis' drama's in Holland en enkele buitenlandse troepen in Nederland met drama's van ShakespeareDat Hollandse toneelspelers in de door ons behandelde jaren Shakespeare zouden hebben gespeeld, lijkt bijna uitgesloten; de klacht, dat men slechts Ducis opvoerde, was te algemeen, onze Nederlandse vertaling te weinig bekend. Alleen in het Tijdschrift van Kunsten en Wetenschappen van het Departement der Zuiderzee van 1813Ga naar voetnoot1 hoort men hoe Shakespeare in onze taal ‘meestal’ naar Franse vertalingen wordt opgevoerd, die ‘misschien door het al te kiesche, en vooral niets van het gespierde Engelsch te vertoonen, en wel meestal in ellendige flaauwe verzen, ons den oorspronkelijken dichter doen voorkomen, niet als een' grootschen reus, maar als een belagchelijk dwergje; hetgeen altoos den man van smaak geweldig moet ergeren’. Waarschijnlijk bedoelde de schrijver, dat ook Romeo and Juliet van de dramaturg Weisze wel werd gespeeld. Wat later, in 1820, hebben Hoedt en BingleyGa naar voetnoot2Much ado about nothing ten tonele gebracht, naar de Duitse adaptatie van H. Beek, Die QuälgeisterGa naar voetnoot3, dat in 1796 voor het eerst te Berlijn was opgevoerd en lang répertoire-stuk bleef. De handeling van het Engelse stuk was overgebracht naar moderner tijd, maar vrij veel van het oude blijspel bleef behouden, zo Benedict als Hauptmann von Linden, Beatrice als Isabelle en Dogberry als DupperingGa naar voetnoot4. Ducis begon hier zijn triomftocht in de vertaling van Mevrouw de Cambon. Zij had haar Hamlet opgedragen aan de Rotterdamse | |
[pagina 262]
| |
SchouwburgGa naar voetnoot1, waar het spel algemeen werd toegejuicht, gevolg van de ‘weergalooze uitvoering mijner vertooners’, meende de schrijfster. Ook in den Haag werd het stuk vertoond, en niemand minder dan Corver speelde Hamlet; Molster was Geertruid. We vernemen deze bizonderheid uit de ToejuichingGa naar voetnoot2, die Mevrouw de Cambon vooi haar acteurs dichtte. Vooral de spraakloze ontroering van Hamlet bij de lijkbus van zijn vader (verzinsel van Ducis) had groot succes. En ook in Amsterdam werd Ducis' Hamlet spoedig gespeeld, zeker al in 1780; voor dat jaar hebben we hierover een merkwaardig bericht uit Duitse bron. Sch - rGa naar voetnoot3 schrijft over een opvoering van Hamlet (uit de inhoudsopgave blijkt, dat het de versie van Ducis-de Cambon was), die hij te Amsterdam had bijgewoond, een verslag, Holländische Bühne und Holländischer Hamlet, in Theaterkalender auf das Jahr 1780Ga naar voetnoot4. Sch - r, geschoolder in zien en horen van Shakespeare dan de meeste Hollanders, was niet mals in zijn kritiek: ‘Konnte wohl Shakespear, da er Hamiets Rede zu den Schauspielern niederschrieb, konnte er wohl ahnden, dasz sie aus eben diesem Hamlet einst einen Besesznen oder Dragoner in der Schenke machen würden? Und doch - stieg einst Shakespears Geist herauf, er würde sichs oft so wenig denken können, dasz das, was er vorstellen sähe, für ein Werk seines Genies ausgegeben werden könne, als Homer und Cicero wenn sie Stellen aus ihren Schriften vorlesen hörten! - Eben komme ich aus der Vorstellung so eines Hamlets, der, um jede Spur der englischen Kraft zu vertilgen, nach einer französischen Verpflanzung in Versen, in holländischen Alxandrinern umgearbeitet war’. Sch - r vertelt dan de inhoud, citeert als bizonder belachelijk de woorden dat Claudius de kroon ‘auf seinen Kopf zu drucken’ wenste, en als hij genaderd is tot Hamlet's monoloog: - ‘beynahe hätte ich Lust, ihn zu über- | |
[pagina 263]
| |
setzen -Ga naar voetnoot1 Nun ja, - er steht denn doch bey Ihnen ob Sie ihn noch abdrucken lassen wollen. (Nun denn, so gut sich die holländischen Verse werden übersetzen lassen) - Seyn oder nicht seyn, (etc.).... Wer kann immer geduldig das Unglück ertragen? Wer immer den Geiszel der Verachtung widerstehn? Wer kann stets sehn das Recht unterdrücken, die Gesetze verdrehen? Wer kann etc. etc. (Wer kann alle die - Wer kann's übersetzen?)’. Het is, volgens Sch - r, een onmogelijke taak deze Hamlet te spelen: ‘diesen armseligen, kindischen Kopfhänger nun der Darstellung umzuschaffen in jenen Hamlet, voll des tiefsten verbissenen Schmerzens, der innigsten Zärtlichheit, der glühendsten Rache, verhüllt in die Maske des Wahnwitzes - welcher der besten Schauspieler vermöcht' es?’ En toch heeft H. HilverdingGa naar voetnoot2, ‘de beste onder de slechten’, Schmieder met twee trekken verrast in de ogenblikken, dat Hamlet de geest ziet, en zijn spel wordt ons beschreven: ‘Mund und Augen weit offen, starr auf die Thüre gerichtet, durch die er flohe - beide Arme vor sich hin, um den Geist abzuwehren:- bebend und auszer sich vor Entsetzen, sank er endlich mit dem halben Leibe über eine Tafel, sein Gesicht zu verbergen vor dem gräszlichen Anblick. - Eben so trefflich war sein Spiel im zweyten Akte, als er den Geist auf der Bühnesahe. Beym ersten Erblicken schreckte er so zurück, dasz ihm die Haare empor flogen, und so blieben sie, bis er wieder zu sich zu kommen schien. So gut nun sein Spiel diese beyden Male war so schlecht war es, als der Geist allen sichtbar erschien. Aber es war auch so ein elender erbärmlicher Geist, dasz mann unmöglich vor ihm erschrecken konnte’. Het publiek was niet kritisch: ‘man lobte im Parterre den Hamlet allgemein, und fand vorzüglich sein stetes Mund offen haben sehr tragisch. Dies war das ganze Stück hindurch das Charakteristische in seinem Gesicht - Man sagt, es sey ihm den Tag nach der Vorstellung eine Rolle mit 100 Dukaten geschickt worden’. In de Amsterdamse Schouwburg, die prachtige décors bezat, werd Hamlet echter doodeenvoudig geënsceneerd; alles speelde zich af in één en dezelfde zaal. Wel was Hamlet gekleed in een zwart buis met hermelijn, maar zijn plunje maakte een hoogst armzalige indruk. | |
[pagina 264]
| |
De Cambon's Hamlet was slechts het begin van een vrij lang glorietijdperk voor Ducis in Holland. Zubli vertaalde, 1786, Ducis' Hamlet opnieuw; de ‘alleenspraak’ voegde hij niet in. Zijn boekje beleefde nog een zesde druk in 1845. Barbaz, die zich graag op La Harpe beroept, verkiest Ducis' Hamlet boven die van Shakespeare, en, als hij La Harpe's oordeel in Amstels Schouwtooneel van 1808 heeft overgenomen, voegt hij er bij: ‘wat dan ook de partijdige aanbidders van Shakespear mogen zeggen, het stuk voldoet altijd bij ons ten tooneele, en, zo ik den geest van ons publiek wel ken, geloof ik niet, dat de stukken van den Engelschen dichter, woordelijk overgezet, naar deszelfs smaak zouden zijn. ten zij het bij de kermis reprezentatiën, om eens hartelijk te lagchen, mogt wezen’Ga naar voetnoot1. Uylenbroek vertaalde in 1802 Othello, dat hij opdroeg aan Mevrouw Wattier; Boddaert, in 1800, Macbeth; beide zijn naar Ducis. Mevrouw de Cambon heeft ook nog Ducis' Lear bewerkt. Barbaz' Othello of de jaloersche ZwartGa naar voetnoot2 is een parodie, niet van Shakespeare's, maar van Ducis' Othello; een parodie wijst op populariteit van het origineel. Arnold vermeldt nog een tweede. WorpGa naar voetnoot3 noemde de eerste vijf en twintig jaar van de negentiende eeuw de glansperiode voor de Amsterdamse Schouwburg, en grote toneelspelers zijn in de hoofdrollen van Ducis' tragedies opgetreden. Goed spel en knappe voordracht overbluft; als TollensGa naar voetnoot4, waarschijnlijk te Rotterdam, in 1816 Hamlet ziet opvoeren, raakt hij sterk onder de indruk van de monoloog; leest hij thuis die vertaalde tekst nog eens over, dan schrikt hij van de ‘platte, zinen ziellooze rijmen’, en is verbaasd, dat de acteurs hem zo hadden kunnen treffen; ‘een heiligschennende hand’ had ‘de heerlijke denkbeelden des Engelschen wonderdichters’ verdraaid en uiteengescheurd. | |
[pagina 265]
| |
Wattier-Ziesenis (1762-1827) was ‘tedre Hedelmone’ in OthelloGa naar voetnoot1 en Fredegonde in Macbeth, een rol die zij o.a. in 1806 voor Lodewijk Napoleon speelde; ‘het tooneel der slaapwandeling wordt door haar met zoo veel gevoel daargesteld, dat het de harten der aanschouwers met eene inwendige rilling treft, en veelligt op aandoenlijke zenuwen eenen nadeeligen invloed heeft’, oordeelt HaugGa naar voetnoot2, en Barbaz in zijn GedenkzuilGa naar voetnoot3: Verschriklijk was haar slaap, haar wandling, gang en stand,
Toen zij, een toorts in de eene, een' dolk in de andre hand,
Een nachtlijk spook geleek, den helschen poel ontweken,
Om zich in 't vorstelijk hof door brand en moord te wreken.
't Gebaardenspel van haar, die, de oogen fel en strak,
Den mond gesloten hield en met haar aanschijn sprak,
't Stuipachtig bleek gelaat, haar' boezems prangend zuchten,
Was een te afgrijslijk schoon, en deed mij gruwend vlugten;
Met walg van 's menschen woede, en koel voor 't ongeluk,
Bewonderde ik Wattier, maar doemde 't monsterstuk.
Snoek (1766-1826) en Wattier hebben zamen in Hamlet gespeeld, en Barbaz heeft ook hun beiden zo herdacht in zijn Gedenkzuil voor Snoek: Naargeestig, somber, doodsch, bied hij ons Hamlet aan,
Die waant zijn' vaders schim aan 't graf te zien ontgaan:
Zijn rouw heerscht op 't gelaat, spreekt uit de sombre blikken;
Zijn toonval, hol gestemd, doet beurtlings ons verschrikken;
Bij hem zijn vaderliefde en wraakzucht even groot;
Hij zweert een' moorder straf, en 't monster vindt den dood.
Nochtans, zijn moeders bloed is heilig in zijne oogen.
ô Gij, die ooit voorheen uw' geest vond opgetogen,
Wanneer Wattier en Snoek, als moeder en als zoon,
Wedijvrend' met elkaêr in onnaarvolgbaar schoon,
U mogten 't grootsch tooneel van 's konings lijkbus malen!
Zegt vrij: ‘Zulk heerlijk spel zal ik nooit zien herhalen’Ga naar voetnoot4.
Men had ‘bevorens den Hamlet nooit schooner van Ward Bingley gezien’Ga naar voetnoot5. Ook Loots herdacht Snoek als HamletGa naar voetnoot6; Barbaz | |
[pagina 266]
| |
zag in 1811 én Snoek én Talma in die rol. Eveneens als Othello ‘woedde’ Snoek: 't Is de Afrikaansche leeuw, wiens brulling vreeslijk is,
Doch die meer afschrik baart, dan tedre deerenis
vond BarbazGa naar voetnoot1. Wie scheurde als hij de ziel doormidden
Wanneer hij ons als Moor verscheen?
dichtte een inzender van de Nederlandsche MercuriusGa naar voetnoot2, poëzie door de redactie te slecht bevonden; maar zelf prijzen redacteuren de toneelspeler zeer in deze rolGa naar voetnoot3. Ook Macbeth hoorde tot Snoek's creatiesGa naar voetnoot4; Jelgerhuis, Ward Bingley (1757-1818) hebben in Lear gespeeldGa naar voetnoot5; de jonge Jelgerhuis voldeed niet in deze tragedie en schaadde het ensemble bij een voorstelling te Amsterdam 1829Ga naar voetnoot6. Roobol debuteerde in 1829 te Rotterdam als Lorédan (uit de Othello)Ga naar voetnoot7. Ook speelde Evers Othello te Amsterdam, Mevrouw Jelgerhuis was Hedelmone. Engelman gaf in hetzelfde jaar met Hamlet ‘heerlijk spel’; gezeten, schier zonder gebaren, sprak hij de monoloog (een enkele scène was in de versie van Zubli). Dit zijn enige grepen, die bewijzen, hoe Ducis stand hield; nog in 1845 wordt een nieuwe ster, de jonge Mevrouw van Ollefen, als Fredegonde uit Macbeth bezongen in de Vaderlandsche LetteroefeningenGa naar voetnoot8. |
|