Nederland en Shakespeare
(1936)–R. Pennink– Auteursrecht onbekendAchttiende eeuw en vroege romantiek
De Kring van BellamyB. ten BrinkGa naar voetnoot2, die een biografie van van Goens heeft gepubliceerd, vermoedde invloed van diens beschouwing over het rijm op de vrij talrijke dichters, die juist te Utrecht rijmloze verzen hebben geschreven. Dat er echter in Bellamy's Utrechtse kring bizondere belangstelling voor Shakespeare's blank verse heeft bestaan, is niet waarschijnlijk; in Dr. A. Nijland's standaardwerk over BellamyGa naar voetnoot3, vindt men weinig, wat hier op zou kunnen wijzen. Bellamy had Riedel, en Young's Conjectures on original composition gelezen, en moet Shakespeare's naam dus zeker hebben gekend. Misschien school Bellamy's vriend Ockerse onder de naam BocheliusGa naar voetnoot4; van de schrijver, die dit pseudonym voerde, verscheen in Brender à Brandis' Taal- dicht- en letterkundig KabinetGa naar voetnoot5 een | |
[pagina 134]
| |
Brief over den lof der mismaaktheid, waarschijnlijk een naar het Engels bewerkt vertoog, waar Richard the Third even wordt genoemd, en Brutus' woorden (Julius Caesar IV, 3) ‘uwe woorden gaan mij voorbij, gelijk een hollenden wind, op welke ik geen acht sla’ zijn geciteerd. In een noot vertelt de auteur, dat Falstaff en Slender figuren zijn uit De vrolijke vrouwen te Windsor. Lang na hun gezamelijke studententijd, circa 1798, zien we een van Bellamy's Utrechtse vrienden, Mr. Jan Hinlópen (1759-1808) To be or not to be in vijfvoetige rijmloze jamben vertalen; hij deed dit om C.W. Westerbaen te helpen, die in zijn vertaling van Schröckh's Kort begrip der algemeene geschiedenis voor jonge lieden een Nederlandse versie nodig hadGa naar voetnoot1. Westerbaen voegt een noot bij Hinlópen's tekst en zegt deze te verkiezen boven de andere hem bekende Nederlandse vertalingen, die hem toeschenen ‘de meening van den grooten man, welke zeer diep ligt en verre reikt, hier en daar gemist, althands flaauwlijk uitgedrukt te hebben’. Hinlópen'sGa naar voetnoot2 vertaling is on-rhythmischGa naar voetnoot3; en ook hier is bij alle zorg voor nauwkeurig weergeven, de mening van de grote man soms ‘flaauwlijk’ uitgedrukt: It is a consummation
Devoutly to be wish'd
werd: 't Is een voltooijing,
Den hoogsten wensch van ons geslacht wel waard.
Wie toch verdroeg .... de voetschop
Die van onwaardigen Verdienste dulden moet.
Wie toch, - die aan zich zelv' 't ontslag kan geven
Slechts met een hair-naald? zou lasten torschen.
Opdat hij steene en zweete in 't moede leven
is een verzwakte vertolking van: | |
[pagina 135]
| |
For who would bear ... the spurns
That patient merit of the unworthy takes,
When he himself might his quietus make
With a bare bodkin? Who would fardels bear
To grunt and sweat under a weary life?
|
|