De grote en de kleine hengelaar
(2010)–Cobi Pengel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 61]
| |
Dagu dyariaant. | |
[pagina 62]
| |
[pagina 63]
| |
Vóór de dag waarop Dap door de grotere vrouwtjeshonden van het erf werd doodgebeten, had kleine Sjuul enkele nachten achtereen angstige dromen gehad. ‘Pappa, mamma..., ik heb alweer zo akelig gedroomd, ik moest ervan huilen, er gebeurde iets op het erf!’ Mamma had hem steeds getroost: ‘Het was maar een droom kleine Sjuul. Daar hoef je niet om te huilen. Je bent toch al een grote jongen, al noemen we je nog steeds kleine Sjuul?’ Kleine Sjuul wordt zo genoemd omdat zijn pappa grote Sjuul is. Er waren al een poos spanningen tussen de vijf honden die het erf en het huis bewaakten. De kleine Dapper, afgekort Dap, was al enkele malen aangevallen door de twee grotere vrouwtjes. Het was haar steeds gelukt te ontkomen door onder de auto te kruipen, zodat ze niet bij haar konden komen. Ook had kleine Sjuuls mamma, toen ze de grote honden op heterdaad betrapte, het tweetal een flink pak rammel gegeven. Dat leek even te helpen, maar toch werd Dap op een dag het slachtoffer van de bloeddorstige honden. Pappa was aan het werk, mamma was uit met de auto en kleine Sjuul en zijn grote broer waren op school. Dap had geen plaats om te schuilen en er was niemand thuis om haar te hulp te komen toen ze werd aangevallen. De andere vrouwtjes hadden haar nooit kunnen verdragen. Misschien was het ook gewoon jaloezie geweest omdat Dap als vreemde hond met vier puppy's op een dag was binnengedragen en lange tijd alle aandacht van de mensen had gekregen. Ze had zich altijd bescheiden gedragen. Had haar vaste plek gehad in een hoek van de garage. Ze had haar plaats gekend.
Kleine Sjuul ontdekte het hondje toen hij op een middag met grote Sjuul op het vliegveld Zorg en Hoop was. Ze zijn daar vaak omdat zowel grote als kleine Sjuul van vliegtuigen houden. Ze kijken dan hun ogen uit naar de vertrekkende en aankomende toestellen. Kleine Sjuul wil piloot worden als hij groot is, dat weet hij nu al. Nadat hij enkele vliegtuigen met zijn ogen had gevolgd totdat ze in de wolken verdwenen waren, was er even niets te beleven op het vliegveld. Kleine Sjuul liep wat rond en deed een ontdekking. Onder een kist die zomaar ergens aan de kant van het veld stond, was een gat gegraven. Hij zag er steeds een kleine straathond, zoals er rond en op het vliegveld zo vele rondlopen, in- en uitkruipen. Nieuwgierig was hij op zijn hurken voor het gat gaan zitten toen het hondje even weg was. Tot zijn verbazing hoorde hij gepiep en zag hij gewriemel in het gat. Er bleken vier puppy's te zijn. Het slot van het liedje was dat de thuisloze vliegveldhond met haar kindjes mee naar huis genomen werd. Haar naam was meteen Dapper - al gauw afgekort tot Dap -, omdat ze zichzelf en haar viertal zonder hulp van mensen in leven had weten te houden. Ze kregen de beste verzorging. Toen de puppy's groot genoeg waren, werden er goede tehuizen gezocht en gevonden. Maar van moeder Dap wilde het gezin geen afstand doen. Ze waren allemaal dol op haar. Mooi was ze niet. Klein en lelijk, zwart met hier en daar een paar slordige witte vlekken, zo zag ze eruit. Daps kop met de spitse muizenbek leek te klein voor haar lijf toen ze door de goede voeding stevig en dik werd. Maar haar dankbaarheid, die ze elke dag opnieuw toonde, kwispelstaartend en met een poging tot een glimlach om haar muizenbek, deed de mensen haar lelijkheid vergeten.
Kleine Sjuuls dromen bleken het begin van Daps einde, want toen het gezin op een dag thuiskwam, ontdekten ze meteen dat hun dappere hond zich deze keer niet had kunnen verdedigen. Ze had het geprobeerd, want ook de aanvalsters hadden bij het gevecht wonden opgelopen. | |
[pagina 64]
| |
Maar Dap lag bloedend en bewusteloos in haar hoek van de garage. Ze kwam niet meer bij kennis. O, het verdriet van kleine Sjuul, grote broer, grote Sjuul en mamma! Mamma schaamde zich niet voor haar tranen. Pappa draaide zich om en moest een paar keer zijn neus snuiten. Hij groef daarna een diep gat bij het hek, naast het parkeerterrein dat aan het erf grensde. Mamma bracht een laken waarin Dap gewikkeld werd. Toen legde pappa voorzichtig het stukgebeten lijfje in het graf. Kleine Sjuul en grote broer plukten bloemen die ze Dap meegaven voordat pappa haar toedekte met een deken van aarde.
Die nacht heeft kleine Sjuul een droom waarbij hij geen angst voelt en niet hoeft te huilen. Hij krijgt een gevoel alsof iets of iemand hem wakker wil maken. Het volgende moment merkt hij dat hij voor het raam staat dat uitziet op het parkeerterrein naast het erf. Verbaasd ziet hij hoe het er steeds lichter wordt. Ook hoort hij een vreemd geluid dat van ver lijkt te komen. Het wordt sterker, het komt dichterbij. In films op de televisie heeft hij enkele malen ruimteschepen gezien die van andere planeten kwamen. Er stapten dan mannen met grote hoofden uit. Maar dat waren films geweest, door mensen bedacht en gemaakt. Wat kleine Sjuul nu ziet gebeuren is echt. Nog wel op het parkeerterrein naast zijn huis! Als het geluid het hoogtepunt heeft bereikt, ziet hij zomaar een ruimteschip landen. Er stappen geen mannen met grote hoofden uit, maar honden met grote koppen en rechtopstaande oren. Hij ziet een glimlach rond hun bekken waardoor ze er vriendelijk uitzien. Ze lopen op hun achterpoten. Enkele blijven achter bij het ruimteschip, de andere zweven over het hek, regelrecht naar de plaats waar Dap begraven is. Ze vormen een kring en een van de honden begint zomaar te praten. Tot kleine Sjuuls verbazing kan hij verstaan wat het dier zegt. ‘Kleine dappere vliegveldhond’, begint hij. Hij kijkt even in het rond en de andere honden knikken instemmend. Hij vervolgt: ‘Vrouwtje Dapper, meer bekend als Dap, het is tijd om wakker te worden en op te staan. Wat er met jou is gebeurd, is niet eerlijk. Dat had je niet verdiend. Je hebt goed voor je kinderen gezorgd. Je hebt vreugde gebracht bij de mensen van dit huis. Je was niemand tot last. Je hebt je dapper verdedigd tegen de laffe aanval van de bloeddorstige monsters. Het lijkt mis-schien alsof je de strijd verloren hebt, maar luister goed naar mij. Luister goed naar wat ik je ga zeggen, kleine dappere vliegveldhond: niets is minder waar, jij hebt helemaal niets verloren! Wij komen van een planeet waar honden zoals jij heengaan. De naam van onze planeet is Dagu Dyari en niemand zal jou daar ooit kwaad doen. Wij zijn gekomen om je naar onze planeet te brengen. Voortaan hoor je bij ons. Word wakker, vrouwtje Dap.’
Kleine Sjuul ziet hoe de grote hond zijn voorpoten uitstrekt boven Daps graf. Zonder dat er ook maar een korreltje aarde bewogen heeft, zweeft Dap even later een eindje boven de grond. Voor zover kleine Sjuul kan zien is ze weer helemaal heel. Hij ziet geen wonden en geen bloed. Ook de andere ruimtehonden strekken hun voorpoten uit en met kleine Dap erboven zweven ze over de omheining naar het wachtende ruimteschip. Kleine Sjuul ziet Dap nog even omkijken naar het huis en het erf. Er speelt nu een echte glimlach om de spitse muizenbek, haar staart kwispelt vrolijk. Dan zweven alle honden met Dap in hun midden het ruimteschip binnen. Even later geeft het vreemde geluid aan dat ze op weg zijn naar de planeet Dagu Dyari. Het felle licht verdwijnt en het geluid wordt zwakker, steeds zwakker, tot het niet luider is dan het hinderlijke jie...jie...jie... van een bloeddorstige muskiet. | |
[pagina 65]
| |
‘Jie...jie...jie...’, blijft het klinken, jengelend en zeurend. Kleine Sjuul wordt er wakker van. Hij staat niet meer voor het raam, maar ligt gewoon in zijn bed. ‘Jie...jie...jie...’ Kleine Sjuul maakt een tyuri en slaat wild om zich heen. Pets... bram... klets! Bij de laatste klap is de muskiet morsdood. Hij was zo zwaar van het bloed dat hij bijna niet meer vliegen kon. Na zich hier en daar gekrabd te hebben - de muskiet heeft hem flink te pakken gehad - slaapt kleine Sjuul weer in.
De volgende ochtend herinnert hij zich precies wat hij heeft gedroomd. Hij vertelt het niet aan pappa en mamma en grote broer. Kleine Sjuul houdt het voor zichzelf dat hij heeft gezien hoe Dap, levend en wel, uit haar graf is opgestegen en met een ruimteschip naar Dagu Dyari vertrokken is. Ook dat zijn droom eindigde met de werkelijkheid van een bloeddorstige muskiet blijft zijn geheim. De laatste herinnering aan de vliegveldhond van Zorg en Hoop is van hem alleen.
Pappa en mamma en grote broer zijn nog steeds verdrietig, maar kleine Sjuul hoeft die dag niet meer te huilen. |
|