De grote en de kleine hengelaar
(2010)–Cobi Pengel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 67]
| |
De rode ibis en de dolfijnaant. | |
[pagina 68]
| |
[pagina 69]
| |
Het eiland van Ranuya en Heliante bestaat, maar tegelijkertijd bestaat het niet. Het is er niet voor mensenogen, maar wel voor dieren die ziek of gewond zijn en hulp nodig hebben. Ranuya en Heliante spreken en verstaan de taal van alle dieren. De twee wonderlijke vrouwen zijn er altijd geweest en zullen er altijd zijn. Hun eiland ligt in het midden van een brede rivier in het binnenland. Ranuya en Heliante zijn lang en slank en hebben gitzwarte haren. Het zijn mooie vrouwen die op elkaar lijken als twee bloemen van dezelfde tak. Ze kleden zich in grote groene boombladeren en wonen in een hut, gevlochten van takken. Overdag vliegen er veel vogels en kleurige vlinders rond, 's nachts zijn er honderden vuurvliegen, zodat het nooit helemaal donker is op het eiland van Ranuya en Heliante. Rondom hun hut kweken de beide vrouwen geneeskrachtige kruiden die Ranuya gebruikt om de zieke of gewonde dieren te genezen. Er zijn er die op eigen kracht bij haar komen, er zijn er ook die door Heliante bij haar worden gebracht. Het genezen is Ranuya's werk. Heliante kan van gedaante veranderen. Dit heeft zij nodig om de dieren in nood die niet zelf naar het eiland kunnen komen, op te kunnen halen. Ze krijgt daarbij overdag hulp van de vogels en 's nachts van de vuurvliegen. De vogels van het eiland ontvangen de boodschappen van de vogels in het groengouden bos aan beide kanten van het eiland. Zodra het donker is, staan de vuurvliegen die op het eiland rondvliegen in verbinding met de vuurvliegen in het bos. Een aap die een poot brak toen hij bij een stoeipartij uit een boom werd gegooid, een tijger met een wond, opgelopen tijdens een gevecht om een wijfje, pingo, herten en bofru met schotwonden van de geweren van jagers... Het zijn allemaal voorbeelden van dieren die met hulp van de vogels of de vuurvliegen door Heliante werden opgespoord en bij Ranuya gebracht voor behandeling en genezing. Zodra Heliantes hulp buiten het eiland nodig is, neemt zij een andere gedaante aan. Is het een landdier of een vogel, dan groeien er snel grote, krachtige vleugels op haar rug zodat zij vliegend de rivier kan oversteken om het dier in nood op te halen. Is het een waterdier - een otter, een vis of een kaaiman - dan wordt Heliante een watervrouw. Ze laat een vissenstaart en vinnen groeien en op de plaats van haar oren krijgt ze kieuwen, zodat zij onder water ademen kan. Nog nooit is het voorgekomen dat een ziek of gewond dier niet geholpen kon worden door Ranuya en Heliante.
Op een avond vangen de vuurvliegen van het eiland flitsende boodschappen op van hun soortgenoten in het donkere bos. Het is deze keer een gewonde rode ibis die dringend hulp nodig heeft. Ze is ontkomen aan jagers die haar en andere rode ibissen bij de monding van de rivier uit de lucht probeerden te schieten. Een deel van de groep is door de jagers gedood en meegenomen, een deel is ongedeerd ontkomen. Robini, een sierlijke, bloedrode vrouwtjesibis is wel ontkomen, maar niet ongedeerd. Een van haar vleugels is beschadigd door een kogel. Zo goed en zo kwaad als het ging, zag ze kans naar het bos te vliegen, waar ze na zonsondergang aankwam. De vuurvliegen zagen haar en zonden meteen hun knipperlichtboodschappen naar de vuurvliegen op het eiland. Het duurde dan ook niet lang voor Heliante in haar vliegende gedaante op de juiste plaats aankwam om Robini op te halen.
De van nature zo sierlijke ibis zit als een zielig, doodsbang vogeltje ineengedoken tussen de bomen. Ze kan niet meer. Ze schrikt als ze de lichtende gestalte met de grote vleugels naast zich ziet neerdalen. Heliante stelt de angstige vogel meteen gerust in haar eigen ibis-taal. ‘Wees maar niet bang, ik ben gekomen om je mee te nemen’, zegt ze troostend. | |
[pagina 70]
| |
‘Bent u een engel? Ben ik dood?’ Robini kijkt vol ontzag naar Heliantes prachtige grote vleugels. ‘Nee, mooie ibis’, is het lachende antwoord, ‘je leeft en je zult nog lange tijd leven. Ik ben Heliante, de helpster van Ranuya die jouw vleugel zal genezen. Ik breng je meteen naar haar toe.’ ‘Ik heet Robini’, kan de gewonde vogel nog net fluisteren. Voorzichtig neemt Heliante Robini op haar rug en met krachtige slagen van haar vleugels vliegt ze naar het eiland waar Ranuya al wacht. Deze gaat meteen aan het werk. De honderden vuurvliegen geven haar het licht dat ze nodig heeft. Haar handen alleen al verzachten de brandende pijn die Robini gevoeld heeft sinds het moment dat ze werd getroffen. Het kogeltje is gauw gevonden en verwijderd. Daarna bedekt Ranuya de wond met een mengsel van geneeskrachtige kruiden en wordt de vleugel verbonden met bladeren van speciaal voor dat doel gekweekte struiken. Aan het kruidenmengsel heeft Ranuya iets toegevoegd dat de bevende vogel rust geeft en laat slapen. Liefdevol wordt zij ten slotte in Ranuya's hut in een gevlochten mand gelegd waarin zij tot de volgende ochtend slapen zal. Ranuya en Heliante hebben hun werk weer gedaan.
De volgende ochtend, als de vuurvliegen slapen, zijn het de vogels die kwetterend een boodschap overbrengen. Heliante moet deze keer vlug haar vissengedaante aannemen want er is een waterdier in grote nood. Niet ver van het eiland hebben de bosvogels een gewonde dolfijn gezien. Hij is ver van huis, waarschijnlijk komt hij zelfs helemaal van de monding van de rivier. Net als Robini de rode ibis is ook hij door jagers geraakt. Hij heeft een schotwond in zijn flank. Hij heeft kunnen vluchten, maar is nu zo moe dat hij bijna niet meer zwemmen kan. Het bloed uit zijn wond trekt een roze spoor in het donkere rivierwater. Hij is op tijd in de buurt van Ranuya's eiland gekomen, meer drijvend dan zwemmend. De bosvogels hebben hem gezien en zijn toestand doorgegeven aan de vogels van het eiland. Het is een prachtige mannetjesdolfijn. Dolo is zijn naam.
Met forse slagen van haar vissenstaart is Heliante al gauw op de plaats die door de vogels is aangegeven. Ze ziet meteen dat ze niet veel later had moeten komen. Ook de dolfijn stelt ze gerust in zijn eigen taal, zoals ze dat bij Robini heeft gedaan. De vogels hebben haar al verteld dat hij Dolo heet. ‘Vanaf nu ben je veilig Dolo’, zegt ze, ‘ik draag je op mijn rug naar het eiland waar mijn zuster Ranuya al op je wacht om je te behandelen.’ Dolo is alleen nog maar in staat een kleine beweging te maken met een van zijn flippers, als antwoord dat hij alles goed vindt. Hij is uitgeput. Heliante gaat onder Dolo zwemmen om hem te ondersteunen en brengt hem zo naar het eiland. Ranuya daalt af in het water om Dolo te kunnen onderzoeken en de kogel te verwijderen. Dolo glimlacht, beweegt zwak zijn flippers en voelt dat hij daarna gerust zijn ogen kan sluiten omdat hij veilig is. Net als Robini de nacht ervoor, ondergaat ook hij de warme handen van Ranuya als een heerlijke streling die de pijn onmiddellijk verlicht. Voor Dolo heeft Ranuya een speciale zalf, gemaakt van geneeskrachtige kruiden, die blijft plakken op de wond. Hij moet immers aan de kant van het eiland in het water blijven liggen. Net als de rode ibis krijgt ook de dolfijn iets om rustig van te worden en te slapen. Heliante blijft de wacht bij hem houden, terwijl Ranuya gaat kijken hoe Robini er na een nacht rust aan toe is. Die is al uit de mand geklommen en heeft | |
[pagina 71]
| |
gegeten van de garnalen die Ranuya voor haar had klaargezet. Ze loopt rond in de hut en is in staat om Ranuya haar verhaal te doen. ‘Aan de monding van de rivier zijn wrede mannen die op ons jagen. De rode ibissen die ze doden, verkopen ze aan mensen die ons vlees eten. Zodra ik weer kan vliegen, wil ik gaan kijken hoeveel van ons er nog over zijn. We moeten ons dan verzamelen en een veiliger plek zoeken om te leven, verderop aan de kust in de mangrovebossen.’
‘Nog een paar dagen, mooie rode ibis’, zegt Ranuya, ‘dan zul je in staat zijn je plan uit te voeren. Er is zonet een dolfijn door Heliante hier gebracht, ook afkomstig van de monding en door jagers in zijn flank geschoten. Waarschijnlijk zijn het dezelfde jagers. Ook de dolfijnen zouden er goed aan doen een ander leefgebied te zoeken. Voor hen is de zee het veiligst. Misschien kunnen jullie samen teruggaan naar de monding.’ ‘Zodra ik me beter voel, zal ik er met de dolfijn over praten’, zegt Robini. Dan eet ze nog wat garnalen, klimt in de mand en even later slaapt ze weer. Slaap maar, sierlijke Robini, slaap maar, de wereld is wreed en hard, maar hier ben je veilig, denkt Ranuya.
Ook Dolo rust uit. Zoals alle dolfijnen slaapt zijn ene helft, terwijl zijn andere helft wakker blijft om te kunnen ademen. Maar aan zijn ‘halfslaap’ heeft hij meer dan genoeg om te kunnen uitrusten van de emoties en de vermoeienissen die hij achter de rug heeft. Heliante heeft hem, voor hij in slaap viel, nog wat vissen gevoerd.
Na enkele dagen zijn Robini de rode ibis en Dolo de dolfijn helemaal beter. Ranuya en Heliante hebben hun werk goed gedaan. Het zijn dan ook twee dankbare dieren die samen de terugreis naar de monding van de rivier gaan maken. In de tijd dat ze samen op het eiland waren, hebben ze vriendschap gesloten. Dolo zwemt net onder het wateroppervlak. Als hij af en toe een vreugdesprong boven het water maakt, is zijn glimlach duidelijk te zien. Robini vliegt vlak boven hem. Zwemmend en vliegend gaan ze hun nieuwe leven tegemoet. Dolo zal de andere dolfijnen vertellen dat de riviermonding niet veilig voor hen is, dat ze naar zee moeten zwemmen en daar moeten blijven, ver weg van de mannen met de geweren. Hij voelt zich sterk genoeg om de leiding te nemen. Robini zal de overgebleven rode ibissen meenemen naar de mangrovebossen langs de kust, waar er geen jagers zijn. Opeens vaart er een korjaal voorbij met mannen erin. Ranuya en Heliante, die de twee dieren staan na te kijken, schrikken even. Dan zien ze dat deze mannen geen geweren bij zich hebben, maar filmcamera's. Er wordt druk gefilmd om de beelden van de twee dieren vast te leggen. Er klinken verraste uitroepen. ‘Kijk daar, kijk daar!’ ‘Zie je die dolfijn?’ ‘Die is ver van huis!’ ‘Hoe zou die hier terechtgekomen zijn?’ ‘En dan die ene rode ibis vlak boven hem!’ ‘Het lijkt wel alsof ze elkaar kennen!’ ‘Dit is bijzonder!’ Dan gebeurt er iets: Heliante heeft zichzelf in haar vliegende gedaante veranderd en stijgt op van de oever. Met haar vleugels wijd uitgespreid vliegt ze een eindje mee boven Robini en Dolo. Voor de filmende mannen blijft ze onzichtbaar. Ranuya staat op de oever. Ze glimlacht als ze ziet hoe de mannen genieten van de schoonheid van de twee vrolijke dieren. Ze is blij dat ze het tweetal dat zo ver van | |
[pagina 72]
| |
huis was, heeft kunnen helpen. Heliante keert terug en gaat naast haar staan. ‘Goede reis Robini, goede reis Dolo’, roepen ze. In gedachten wensen ze Robini en Dolo en alle andere rode ibissen en dolfijnen een veilige toekomst.
De filmopnamen die de mannen in het binnenland maakten zijn zo bijzonder dat ze op de televisie worden vertoond. De verbazing van de filmers is nog groter dan die van de kijkers als ze boven de ibis en de dolfijn, als een beschermengel, een vrouw met lange, gitzwarte haren en witte, wijd uitgespreide vleugels zien vliegen. |
|