De menschetende aanbidders der zonneslang
(1907)–F.P. Penard, A.P. Penard– Auteursrecht onbekend
[pagina 37]
| |
Het woord van den Indiaanschen Messias; de Talen-Koning. De Verloren Wetenschap van een Verloren Volk.Immanuel Kant, de philosoof, sprekende over het begrip God, wees er op dat de Rede feiten en ondervinding volgende, steeds de oorzaak zoekt, die hen aan elkander bindt en alleen bevredigd wordt door de Overtuiging dat er Eén Oorzaak bestaat. Hij noemt deze het Ideaal der Rede, een onfeilbare Waarheid omdat zij werd opgebouwd uit de wetten der Rede, ons eenig middel om een Waarheid te toetsen. In den eersten brief van den Apostel Paulus aan de Corinthiërs lezen wij het volgende: Broeders, gij weet, dat gij, toen gij heidenen waart, tot de stomme afgoden gingt, zoo als men u leidde. Hierom maak ik u bekend, dat niemand, die in den geest Gods spreekt, Jesus loochent. En niemand kan Jesus Heer noemen, dan door den heiligen Geest. Onderscheiden nu zijn de gaven, maar het is dezelfde Geest. En onderscheiden zijn de bedieningen, maar het is dezelfde God, die alles in allen werkt. Doch de openbaring des Geestes wordt aan een ieder tot voordeel gegeven. Den eenen wordt door den Geest gegeven het woord der wijsheid, eenen anderen het woord der kennis door denzelfden Geest; eenen anderen het geloof door denzelfden Geest, eenen de gaaf van genezing door dien eenen Geest; eenen anderen het werken van wonderen, eenen anderen de profetie, eenen anderen de onderscheiding der geesten, eenen anderen het spreken van verschillende talen, eenen anderen de verklaring der talen. Dit alles nu werkt een en dezelfde Geest, aan een' iegelijk in het bijzonder uitdeelende, gelijk hij wil. In het vorenstaande vinden wij terug een hoog, verheven en edel begrip, waarin noch van uitverkoren volk, noch van uitverkoren godsdienst gesproken wordt. Onderscheiden zijn de bedieningen, maar het is dezelfde God. De Apostel Johannes schreef: Maar in het begin toen alles ontstond was reeds het Woord en het Woord was bij God en God was het Woord (Joh. I, 1); dit is niet geworden het had geen begin in den tijd; door het Woord werden in het begin alle dingen gemaakt. Jezus zelf zeide, dat Hij niet gekomen was | |
[pagina 38]
| |
om de Wet en de Profeten te ontbinden en dat niet de kleinste letter of titel zou vergaan enz. Het Ongeschapen Woord dus, de Rede, vormt den grondslag van alle overtuiging, van alle Reden, van alle Geloof, van alle Zekerheid. Een andere treffende overeenkomst tusschen het Woord van den Indiaanschen Messias en Dat van Jezus Christus is het feit, dat dit Woord niet door den Messias zelven geschreven werd doch eerst later in schrift schijnt te zijn gebracht. De Taal, de sages, de begrippen van de Pujai's van thans, wijzen er duidelijk op dat de uitlegging van het Woord van hun Messias niet in schrift mocht worden gebracht, wijl dit het Geheel zou verminken. Het mocht alleen worden gedacht door allen, die het konden begrijpen. Wie ook de Indiaansche Messias geweest is, of Hij doelt op een Christelijk Gelooof in vroeger eeuwen door de blanken uit het Oosten naar Amerika overgebracht, of dat Hij de uiting is van een oorspronkelijk Geloof, het feit staat er dat zoowel de Taal als de legenden luiden, dat deze Messias den naam aan Zijn Dij droeg. De geheele philosophie, de geheele leer van deze godsdienst uit het verleden berust op het geheim van de Zevenster, welke door den Indiaanschen Messias zou zijn ontsluierd. Zij omvat zoover wij uit de overgebleven brokstukken kunnen oordeelen, zoowel philosophische wetenschap als overtuiging in een hoogen vorm; en het zou ongerijmd zijn om aan te nemen, dat het missionarissen waren, die al deze dingen aan de Indianen geleerd hebben, want wat men weet kan men ook anderen leeren, doch wat ons onbekend is en wij als afgoderij beschouwen, zullen wij trachten weg te schrijven of weg te redeneeren. In dezen nuchteren tijd van wonderen te spreken gaat natuurlijk niet op. Om echter aan te nemen, dat wij evenveel weten van de geschiedenis van het Westelijk als van het Oostelijk Halfrond, is voorbarig zoolang de Mexicaansche manuscripten en hieroglyphen niet naar behooren kunnen gelezen worden. Maar wij reserveeren onze meening over deze zaak tot de lezer nader zal hebben kennis gemaakt met den Messias der donkere volken en het door Hem in Amerika verkondigde Woord. Alvorens evenwel hiertoe over te wijzen wij er nogmaale op, dat ons werk niet tegen Godsdienst en maatschappij gericht is, of moet dienen ter verdediging van afzetterijen en obia van kwakzalvers enz. Het is slechts geschreven om op te wijzen, dat evenmin al alles wat blinkt goud is, ook al wat wij niet begrijpen als afgoderij en ongerijmdheid moet beschouwd worden. Wij herhalen: onze uitleggingen zullen betwist worden | |
[pagina 39]
| |
om reden dat de symbolen slechts door enkele ontwikkelden, die van godsdienst en natuur een studie hebben gemaakt ten volle hunnen begrepen worden, daargelaten dat men moeilijk zal toegeven, dat deze wijsheid afstamt van een wijsgeer - niet in een vat zooals Diogenes, maar in een lendenschort! Maar men onthoude steeds dat het Boek der Natuur, geschreven door den Schepper in den Tijd uitsluitend Waarheid bevat tot in de onderdeelen, terwijl Dogma's en Hypothesen slechts speelgoed zijn van de moderne philosophie, van philo, liefde en sophy = ophi, de slang. Van de grieksche sophia en de afrikaansche obia de slangeaanbidder, de Wodu vereerder. Een zeer toepasselijke naam voor deze combinatie zou zijn NEOSOPHY of OBI, Circus-Sophy, de wijsheid, de slang, van den Cirkel of - den Mallemolen vol bewonderende toeschouwers, den grooten levenscircus, waarin bokkesprongen enz. gedaan worden door gedresseerde, geleerde clowns met kleurige lintjes en strikjes gedecoreerd. | |
Legende van Epetembo.Penalo amu wei-piombo. Eertijds, lang geleden regende het hevig en een Man sprak tot zijne Vrouw: Konopo kn-osa-n, irome tu bosi-nie-new-one-san. Het regent en ik ga lekkertjes droomen. De Vrouw vatte hem letterlijk op en sprak tot hare broederen: Eta-ko, wawa! apamu tu w-one-ke l-ise konopo ta-no Hoort uwe zuster! Uw zwager zegt: ‘ik wil lekkertjes in den regen droomen!’ De Vrouw gaf de woorden letterlijk terug. Zij loog niet en toch sprak zij geen waarheid. Zij dwaalde hoewel onschuldig, want de Man had niet bedoeld, dat hij lekkertjes in den regen zou gaan slapen. De broederen antwoordden: Ko, ote uate na! Oto-go-ne ialowa olo-k-emu-po to. B-opui tiolera Owanie emu-e to-ne. Ereme te tu bosi-nie m-one take konopo tan. Dat is niets! Kom laat ons hem gaan vastbinden. Wij zijn aldus gekomen om u, zwager vast te binden. ‘Gij zult dan heden lekkertjes in den regen droomen’. | |
[pagina 40]
| |
De broederen bonden den Man vast in een hangmat en hingen hem buiten de hut in den regen op. Hij onmachtig zich tegen het geweld te verdedigen, zeide: Ote uate-na. Dat is niets. De broederen spotten: Tu bosi-nie m-one-te ereme. Lekkertjes zult gij heden droomen. De Man antwoordde niet. Den geheelen nacht bleef hij bibberend van koude in den regen. Doch hij verdroeg alles en verweet noch zijne vrouw, noch zijne broederen. Maar na drie dagen sprak hij tot zijne vrouw: ‘Maak eten klaar voor vier dagen. O-ko mojan n-atalo! Kom, laat ons gaan jagen! En zij gingen samen in het woud. En de Man sprak: Pataja amu s-amuje. Wewe-ko lo epo-ko. Tu puime pole wewe po ko. Tu sulali ma sutiu tiola; w-otolu ma anoka tonomu. Awemu n-ekate s-etia-sa. Apuwa popo awemu s-etia-sa. Ik bouw een kamp. Ga hout zoeken. Zeer veel hout. Om een barbakot te bouwen om te roosteren, want ik ga veel vleesch brengen. Ik ga een korf maken zoolang als uwe lengte op den grond. De Vrouw ging het hout halen en de Man vlocht den korf. De Vrouw teruggekeerd zag den korf en vroeg: Otolo-me? Waarvoor? En hij antwoordde: Om het vleesch in te zetten, dat wij aan uwe moeder en uwe broederen moeten brengen. En hij sprak verder: Ataluka-ko awemu ta ka! Ga in den korf liggen om te zien of hij lang genoeg is. Maar steek eerst het vuur aan. De Vrouw antwoordde: Olo s-uku-i. Laat ik meten, probeeren. Man Nale omiu-ko tiaka! Dring u zelf erin! De Vrouw deed zooals haar bevolen werd en ging in den korf, die haar geheel bedekte. Toen sprak de Man: Ene-ko ke tadia tere jitia; amolo ne-ke-ko tama po ja ko. Gelijk gij hebt gedaan, zoo doe ik u weer om u te laten lijden. Gelijk gij gedaan hebt, zoo handel ik ook. Hij bond haar vast in den korf en hing dien op de barbakot sulali, door de vrouw zelve gemaakt en waaronder zij zelve het vuur had ontstoken. De vrouw sprak: Oto-ko u ke ja? Wat gaat gij met mijn lichaam doen? | |
[pagina 41]
| |
Man. Ene-ko pinia ma ko wala ero-po pina ma po ja. Hier zal ik u laten lijden gelijk gij mij hebt laten lijden lichamelijk. Daarop vergrootte de Man bet Vuur. En ondanks de angst- en smartkreten der vrouw roosterde hij haar levend op de door haar zelve gemaakte barbakot. Toen zij dood was, nam hij haar lichaam, sneed het aan stukken en plaatste die in een kleineren korf waarna hij den terugtocht aanvaardde. Bij het dorp gekomen zette hij den korf neder op den grond, nam er de lever der vrouw uit, en ging ermede naar zijne schoonmoeder. De oude vrouw hem ziende sprak: O-i-ko u mijana? Waar is mijn kind? Man. Mojan wenapota kn-osa-n. Zij komt achteraan Ik ben haar voorgegaan, maar door den zwaren last van het vleesch der boschvarkens pundio kon zij mij niet vlug genoeg volgen. T-epopo naka aja l-opo la-to. Ga haar tegemoet, zij komt hier naar toe. Maar zij zeide mij, dat ik u dit moest aanbieden. Daarop bood hij de oude vrouw de leri, lever harer dochter aan. De oude vrouw keek er naar, doch herkende daarin haar kind niet: zij zag slechts de lever van een pundio en at die smakelijk op. Toen vroeg zij den Man: Tonomu m-iwio ta hn? Hebt gij vleesch geschoten? Man. Tonomu pole iwio niana. W-otelu ko enepo-i wa po. Wij hebben veel vleesch gedood en van de jacht medegebracht. De oude vrouw ging hare dochter zoeken, doch haar niet spoedig vindende keerde zij tot den Man terug en zeide: An-epo-lu pa wei. Ik heb haar niet gevonden. De Man zeide: Zoek haar; gij moet haar vinden, want zij is er Zij volgde mij, doch de last van het pundio-vleesch was haar te zwaar. Misschien rust zij onderweg, doch zij moet er zijn, want zij is immers mijne vrouw pu-ite en gij zijt hare moeder. De oude vrouw ging weder het woud, itiu in en vond eindelijk den korf. Zij opende dien en schrok geweldig. want tusschen stukken en klompen unde vormloos vleesch tonomu zag zij het schier onkenbare gelaat van haar vertroeteld kind. Het was koud als steen topu levenloos, een doode klomp, een undepo. Weenend wierp zij zich op den grond neder en klaagde luide: Ke jemuje te t-iwona! Aj ene-ti t-ewona! Mijn dochter is gedood! Zie haar dood lichaam! | |
[pagina 42]
| |
Weenend aanvaarde zij den terugtocht. Het doode lichaam van haar kind viel haar zwaar te dragen. Zij peinsde. Had hij, hoewel haar man, het recht haar te verbranden met hout en vuur door haar zelve ontstoken. Zij heeft hem doen lijden, maar hij heeft haar gedood. En ik hare moeder heb haar lever voor die van een boschvarken aangezien en opgegeten! Wraak, wraak! Zij bracht den korf met de overblijfsels naar hare zonen. En tot deze mannen wokili zeide zij: Zie hier de brokken en stukken van uwe zuster. Uw zwager Pamu heeft haar gedood en heeft mij haar lever doen eten. De broederen waren woedend en riepen uit: O-ja-ko u kn-ito-n? Waar is hij heen gegaan? En de oude vrouw antwoordde: Hij was hier, doch is weggevlucht toen ik mijne dochter ging zoeken. P-eja emali ta ko le kn-ito-n? Welken weg heeft hij ingeslagen toen hij vertrok? Ha! Hij is over water tuna gegaan. De broederen spraken: Nale siwekena i. Men zal hem volgen. En allen volgden het spoor door den vluchtenden Man nagelaten in woud en stroom. Lang duurde deze jacht van mensch op mensch De vluchtende vervaardigde onderweg de zwarte Caracara (Icbyter americanus) Kilitiotoko of Awatalu uit twee maïsspieren awasi ten einde hen te waarschuwen door zijn gekakel. Daarna maakte hij de Koornvogels (Cassidix oryzivora en Molothrus atronitens) Akawe, zwart met opgeblazen halzen en die in troepen leven evenals de Caracara's of Giervalken. Maar niets hielp. Hij geraakte uitgeput en zonk eindelijk neder op het zand sakau op een zandbank. Daar vonden de vervolgers hem. En zij waren gewapend met apatu knotsen. Maar de oude vrouw naderde en sprak: dooden zal ik u niet hoezeer ik u ook veracht. Maar ik zal u tot spot en hoon maken van anderen, opdat gij zult nadenken over de misdaad, die gij gedurfd hebt te begaan. Toen sloegen zij hem met hunne knotsen en hakten zijn been af aan de knie opdat hij niet meer zou klimmen om kwaad te doen, doch op een plaats moest blijven en lijden. En de mannen wokili spraken tot den verminkte en zeiden: Pamu! Owanie, amolo puite iro-tu t-uwo ma. Zwager! uwe vrouw hebt gij gedood. Toen verlieten allen de plaats Mojan molo kn-osa na, en lieten den Man over ten prooi aan pijn en ellende. En hij leed vreeselijk en dacht: Ana e oto-lu w-etia-mbo? | |
[pagina 43]
| |
Mensch (gedachten) wat zal ik doen? Siritio-me naka w-e tage na? Ik zal Ster worden (de Zevenster)? Ua, Siritio n-epaka w-u kapu tage nakala. Neen, zoo ik als Zeven Ster rijs, zullen zij zeggen; daar is de Zeven Ster weer aan den hemel verschenen. Alukuma-me naka w-e tage na. Ik zal morgenster worden. Ua, Alukuma n-epakai w-e-kapu tage nakala. Neen, want zoo ik als Morgenster opkom zullen zij zeggen: ‘zie daar herrijst hij uit het duister aan den hemel. Oti Mene-ta w-etia-mba? Waar zult Gij mij inbrengen? Epetembo-me naka w-etia era? Zal ik dan worden de Orion? Ua, Epetembo n-epakai w-u-kapu tage nakala. Neen, want zoo ik als Orion herrijs, zullen zij zeggen: zie daar den hemelschen strijder zonder been. En de Man peinsde en leed. Toen riep hij: Tamusi, Anuana, O-ko-ne! God, Koning der Gieren, kom! En de Gierenkoning daalde neder en sprak: Ajadie w-opu-i Amolo-mbo. Epetembo-me m-e tage. Ik ben u komen halen. Gij zult worden de Dyster, de Orion, de hemelsche strijder met een been. Toen droeg de Gierenkoning den Eenbeenigen Man omhoog en plaatste Hem in de 12 sterren van de Orion, van waar hij de Zon roept. Hij is tevens de drager der Zon. Velen zullen vreemd opkijken bij het lezen over een Messias, die zijne vrouw levend roosterde en zijne schoonmoeder de lever van haar eigen dochter liet opeten. En toch, hoe partijdig en ongerijmd oordeelen wij niet, even partijdig en ongerijmd als iemand, die sprekende over schapenwolk zou beweren dat er schapen en wol aan den hemel zijn. Want het Indiaansche verhaal is geheel zinnebeeldig en geeft terug in stede van een moordtooneel een verheven godsbegrip. Om evenwel de vreemde symbolen te vatten, moet men het onderstaande eerst aandachtig nalezen. Man en Vrouw noemen elkander o.a. Inio en Puite. Het eerste woord staat in verband met alinio klei en geeft zooveel terug als de spiegeling, datgene waardoor elke levensvorm bestaat, de man, de echtgenoot, terwijl puite als ‘dwaling’ datgene, het zaad, de | |
[pagina 44]
| |
groei ite. de namen voorstelt waaruit pu de ondervinding ontstaan, opgebouwd is. Want niet alleen kennis, ook dwaling brengt de ondervinding voort doch tevens de valsche gevolgtrekkingen en vergissingen. Apu, de materieele ondervinding is aardsche ‘force’, macht, het reëele van pu. Ite beteekent echter geen onwaarheid, maar doelt op de namen, datgene wat reëel of waar tia gaat worden. Elke Kalina of Kalinia (mensch) is gemaakt uit alinia klei, gelijk elke wetenschap ukuti vervat is in akulu slijk, letterlijk a materieele, ku herinnering, geestelijke kennis, lu levensgeest of wel kulu levenskennis. De Mensch werd geboren uit eene maagd amuja. Hij is alzoo eene maagdelijke waarheid amutia, een woord, dat in de Car. taal ook ‘geloof’ beteekent. Een oude vrouw nopoko of napoko is het symbool van kennis omdat zij in haar jeugd puite (dwaling) geweest is en zich tallooze malen gestooten heeft op de groote zonde steenen, rotsen topu (ondervindingen) en de tabusikili (schaamgedachten, schaamprikkels, berouw, enz.) of kleine steenen in de wateren tuna (vloeiende aardsche gedachten) van den waterval sioli (de bewegende willende levensstroom, leer van licht en duister. Te gelijk is zij het symbool van leelijkheid en barmhartigheid, van apo gevoel en apo materieele force, tevens beproeving. In deze volgorde van letters ziet men dus duidelijk, dat de werking vervat in den naam napoko of nopoko het gevolg is en tevens voortbrengt apuite of puite en de begrippen daarin besloten. De voorstelling van Kennis uit Dwaling ontstaan, als de schoonmoeder van Waarheid en Geloof is een voorstelling zoo meesterlijk weergegeven, dat het ons met de grootste bewondering vervulde toen wij het voor den eersten keer hoorden. Immers, de onware Kennis of dwalende Kennis is steeds aan het harrewarren met Waarheid en Geloof. Maar omdat deze haar schoonzoon is, de man harer dochter, de Dwaling, wil zij niet te hard met hem zijn, terwijl hij als Waarheid en Geloof volstrekt niet tevreden is met de escapades van zijne vrouw, de Dwaling. Want Kennis, ontstaan uit Dwaling heeft haar evenbeeld, mami, mijana, lief en ziet veel door de vingers. Zij ziet in haar een pu-ite, niet een pui-te, De broederen of mannen wokeli of wokili doelen op menschelijke kennis t.w. wo = mensch, keli = doorn of kili = slang. Uit het lichaam der Ikili komen de bekoringsmiddelen tu la la. La heeft tevens de beteekenis van leer. onderwijs (als in taal aula enz. het materieele van li. Owanie is een hooge uitdrukking van eerbied, waarmede zwagers elkander aanspreken. Het beteekent o.a. | |
[pagina 45]
| |
‘Zijne Ikheid’. In deze woorden zijn alzoo twee begrippen besloten die wel is waar kunnen samengaan, doch elk afzonderlijk opgevat, een schijnbaar geheel andere meening te kennen geven. Boschvarkens Pundio's beteekenen behalve toenemende, groeiende ondervindingen, ook dwalingen t.w.p. = vrucht, un gedachte, dio onreëele, doch niet onware; alzoo iets als vergissingen, onjuiste gevolgtrekkingen; of wel pu ondervinding, n reflectie en dio onreëel. Pundro's dwalen overal in het woud in troepen rond, nu eens hier dan weer daar. Steeds wroeten die Dwalenden in akulu slijk (of materieele a, levenskennis kulu) en imite wortels, beginselen van wewe boomen, verlangens enz. De kleinste en meest wijze van den troep loopt vooraan. Hem volgen al de overigen. Zij dwalen in groote cirkels rond. Soms gaat de leider die verondersteld wordt een sponsachtig iets in zijn lichaam te bezitten alsmede vuur tusschen de hoeven, vooruit, waardoor, de overigen dwalen. Hij strekt dan een poot uit, die een knal voortbrengt. Dit doet de wouden suizen en zingen en de harmonie, wale brengt de dwalers weer terug naar hun leider met vuur, wato. Schiet men den voorlooper dood dan verspreiden de overigen zich overal met de grootste woede en trachten al wat zij ontmoeten, te verslinden. Doodt men evenwel de achterloopers van den troep, zoo gaan de voorsten wapono vooruit zonder zich te bekommeren om het lot der overigen. Gelijk een troep Boschvarkens zoo ook de Dwalingen, vergissingen en valsche gevolgtrekkingen. Daarom worden in vele egenden de Boschvarkens steeds in verband gebracht met de Roodhuiden, die de blanken willen navolgen. Hunne oogen (gedachten), werden verduisterd en zij veranderden in pundio's (Dwalenden) zwagers, die zonder te oordeelen een troep pundio's in het woud volgen, raken bepaald verdwaald. Zoo ook hij die dwalingen volgt n itiu de zaadwerking, de naamvereeniging daarvan enz. In een der vormen van de Moeder der Wouden wordt deze voorgesteld als met een pundiokop enz. Zij loopt altijd waar hare vielen naar toe wijzen d.w.z. achterste voren, maakt vreemde prongen en grimassen, net als een Dwaling. Gelijk door het wrijven van hout tegen hout wewe ontstaat vuur wato zoo ontstaan ook door de wrijving der zuchten, verlangens, ragen wewe, de kennis, de hartstochten. Zoo ontstaat de aardsche wewe, dus de wawa, zuster, de puite, de Dwaling, onjuiste gevolgtrekking enz. De Caracara's of Giervalken zijn zwarte of gestreepte in troepen evende vogels, die naar men wil ook aas vreten. De bekendste | |
[pagina 46]
| |
zijn de Tapirvogels (vogels van wellust) en de Pundiovogels (vogels van dwaling). Zij zijn uiterst intellectueel. Pilitiotoko of Kilitiotoko wil zooveel zeggen als pili vrucht, kili, slang, doorn, kennis; tio onreeel to van, ko het gebod. Bij de Trio's heet hij Kakau en bij de Upurui's Kalau. Een andere Pundiovogel zou zijn de Trogon Ulukua (symbool van ruzie enz.) De twee soorten zwarte Koornvogels Akawe, (aka = spraak, slecht, zwart; we = zucht, begeerte, adem enz.) brengen met hunne opgeblazen, verdraaide halzen waaraan lange kraagvederen, klokkende, holle geluiden voort, gelijk een hoogvaardig, praatzuchtig persoon onder het spreken, zijn keel opzwelt (een hooge borst opzet verwaandheid). De Akawe leggen tevens hunne eieren, evenals de koekoek, in de nesten van andere vogels, wier eieren zij dikwijls met opzet breken teneinde nog zekerder te zijn van de toekomst van hun koekoek kroost. Vooral de grootere Cassicinoe hebben veel te lijden van hunne aanvallen. Verder is nog merkwaardig dat de eieren van Cassidix, Ostinops enz. gevlekt zijn, net als Indiaansche mere = letters. Vooral de Spotvogels of Nabootsers van andere vogelgeluiden enz. Groote Buidelspreeuwen Japu (lichamelijke ondervinding enz.) en Konowto (spotter, lacher) zijn in dit opzicht opmerkelijk. Gelijk de Koornvogels zoo ook de verwaande Grootspraak, de spraakzucht. Ook zij dringt hare opinies, hare eieren imio (=zonen, beginselen) met mere letters op aan de materieele ondervinding apu of macht en de spottenden of nabootsers owto wier meeningen zij reeds bij voorbaat in het ei tracht te dooden. Konowto beteekent tevens behalve spotter enz. ‘de slapende menschenkennis’. Ono is gevoelloosheid gelijk de slaap, tevens vervulling. In den vogelnaam is alzoo alles besloten wat het symbool voorstelt. De spottende nabootsende kennis vertroetelt haar koekoek kroost, in wien zij haar eigen kind en grondslag meent te zien, doch die in waarheid slechts de opgedrongen meeningen van anderen zijn. Plaatsruimte verbiedt ons het symbool verder uit te werken. Alleen zij aangemerkt, dat het vorenstaande de reden verklaart, waarom in dezelfde legende in Demerara de oude vrouw wordt voorgesteld als de stiefmoeder van den Eenbeenige enz. De Kulumu of Krumu, Gieren, (Maya achrom) de vormers, de mu (wit) van kulu levenskennis omdat zij de meest verachte en meest geschuwde zijn, veracht gelijk slijk akulu, geen moordenaar en toch levende van dood en moord zijn het symbool van verachtelijkheid. Maar ten onrechte, want zwart als de Gier zich aan ons | |
[pagina 47]
| |
vertoont, wordt het Gierkuiken toch rein, wit geboren; zoo ook ellendigen, zoo ook moordenaars. De Anuana, Anuane (Ar. gier), letterlijk anu klimmen ana aardsche gedachten het lichamelijke of ane aardsche droom is de Gierenkoning, de meest verachte, de Vader van hen die lijden door toedoen van anderen, van hen, die wentelen in het slijk der aarde Want de a is even noodzakelijk tot het instand houden van het lichaam ja als het licht i zelve. Het vorenstaande in aanmerking genomen kan het dan ook geen verwondering wekken, dat wij bij de Ojana's als Schepper van alle dingen aangegeven vinden den naam Kulum, Ar. Kululumani; de Koningsgier Ulubu; Maya Ku een God, tevens heilig kul; kuch, de Koningsgier, kun kennis, magische kunst enz. In de Dresden Codex p. 3 wordt de Koningsgier Kuch voorgesteld als zittende op den Boom des Levens de oogen (Car. onu = gedachte) van slachtoffers uitpikkende. (Brinton). Dit is klaarblijkelijk symbolisch en doelt evenals bij de Car. op den dood, die de gedachten van ellendigen wegtrekt (de opstijging uit den aardschen droom.) Eenzelfde begrip als dat der Mayas's vinden wij terug bij de Mexicanen waar de Koningsgier Cozca-quauhtli (een hoog symbool) heette, welke naam mogelijk in verband staat met den Boom van substantie, vleesch, het Kruis Tonacaquahuitl waarvan nader. De tijger Kaitiusi geldt nog in een anderen zin als de reine moordenaar, n.l, het feit, dat dit dier (evenals de kat) niet alleen zeer wreed, doch tevens zeer zindelijk is. Als symbool kwam de Jaguar overal in de Maya, enz. manuscripten voor, o.a. Codex Tro 14, waar hij gekleed is als een strijder met een menschen-lichaam. De Moxo's van Bolivia vereerden den Jaguar. Bij hen was de hoogepriester steeds een persoon, die aan de klauwen van dit roofdier ontsnapt was (d'Orbigny). Doch keeren wij tot ons onderwerp terug. Epetembo, Epetembe of Epetemu is de naam van den Indiaanschen Messias: De Pujai diagnosis van het woord is als volgt: Epete = dij; Ep = vrucht; ete = naam; epe = energie, Mbo is de Kruiziging of liever de verbindende breuk. Tembo of tembe is datgene wat wordt tumbe pijn, bitter. Mu is behalve omhulsel tevens de geestelijke maagdelijkheid, wit enz. Epetemu wil alzoo zeggen de ‘witte dij’, de Man met den witten Naam aan zijn Dij, de gekruizigde of verbindende Naam, het Woord. Het afsnijden van de beenen van moordenaars, gevangenen en ontuchtigen kwam vroeger | |
[pagina 48]
| |
veel onder de Caraïben voor (ook in den Bijbel wordt van het breken van beenen van moordenaars melding gemaakt). De Waarheid voorgesteld als de Man met een been vormt het symbool van standvastigheid. Ook de Moeder der wouden (van de Dwalenden) wordt dikwijls aangeduid als hebbende één even standvastigen poot (van een pundio of van een hert jakalawa) of wel als een oude vrouw, de wind epetio (energie-beweging) of pipitio (pipi grootmoeder, tio van itio het groeiende): Zij doet de wouden schuddoor haar force. Soms wordt de oude ook voorgesteld als een paddensoort kupipi (ku geestelijke kennis, pipi grootmoeder, vruchten, lichtpijlen enz.) het symbool van viesheid, de vruchten der voortteling enz. Vooral op knotsen aputu wordt de kupipi afgebeeld als hebbende drie vingers aan elke hand (dus 12), terwijl aan elke zijde van haar een spiraal (of slang, vragen of wervelende gedachten, denken) tegenover elkander (tegenstrijdige vragen) geteekend staan. Alzoo wanneer een strijder den knots bekijkt, zal hij voor de daad te plegen, bij zich zelf denken: zal ik het doen of niet? Uit de tegenstrijdige vragen komt de waarheid enz. gelijk uit de aantrekking en afstooting het Licht. Niet altijd worden in de legende dezelfde figuren gebruikt. Soms neemt men in plaats van Pundio's, Tapirs of Maipuli (symbool wellust) enz. De Koornvogels worden vervangen door Waterhoenders Krutaka (Aramides sp.) of door Trompettervogels Akami (Psophia crepitans) die beide met hun anus een knorrend geluid voortbrengen, alzoo een onderste boven spraak aka, zoo dat men niet weet wat ervan te denken of waar het vandaan komt, Ook deze vogels drukken onder het voortbrengen der holle geluiden. Verder luidt nog een andere sage, dat zij het afgesneden been van de Waarheid roosterden op een door hen zelven vervaardigde barbakot sulali, en het toen ten spot van anderen ophingen. In een andere phase van dezelfde sage wordt Epetembo voorgesteld als stappende in zijn kanoa, op het oogenblik, dat de vervolgers hem bereikten. Zijn eene been hing over den rand van het vaartuig en werd door de Kennis afgehakt. In het woord kanoa vinden wij ook ka, de spraak enz. Maar sakau is een beter symbool De Waarheid toch, uitgeput, hijgende (wewe) viel neder op het zand sakau, de S bewegende (wil) aka-u spraakvereeniging, hetgeen zooveel beteekent als in zuiver hollandsch: je gezegden hangen als droog zand aan elkander. Toen Epetembo dus voorgesteld als het symbolische alphabet-kruis de als droog zand aan elkander hangende gezegden bereikte, viel hij uitgeput, maar niet overtuigd neder. Dit | |
[pagina 49]
| |
doelt duidelijk en klaar op de uitlegging der gelijkenissen in de talen met den Alphabet-sleutel. PENALO AMU WEI PIOMBO. Penalo eertijds, amu het begin, de materie-cel, aardsche a, reinheid, witheid mu, de maagdelijkheid; oei de Drie Eenheid, piombo, het positieve zijn enz. tevens de ontsteking van het Kruis en het Voortbestaan, de Vader-vrucht enz. De Indiaansche Messias, de Waarheid Amutia, de Mensch Kalina, gemaakt van klei alina, geboren uit een maagdelijk lichaam amuja waarin vervat amu (de soort instincten) elke amu is een soort, een cel, een ander) Hij, de Spraak Ka in klei het Woord, sprak in symbolen en woordgelijkenissen, doch werd letterlijk door de Dwaling opgevat. Want Waarheid, Geloof, Dwaling en Kennis leefden samen in één hut met elkander. Om de letterlijke, symbolische uitlegging van elk woord met juistheid terug te geven, voelen wij ons niet kundig genoeg maar men onthoude, dat in de Indiaansche symbolen het woord niets te maken heeft met het lichaam dat het voorstelt dan de klank of de gelijkenis. Bij de oude Egyptenaren werd het Heelal voorgesteld als een tor; bij de Caraïben is het een schelp. Alleen zij opgemerkt, dat het woord waarover misschien de vergissing loopt, nl. regen konopo in symbolentaal beteekent het po zijn of wezen van k kennis en ono slaap, alzoo slapende kennis. Ono beteekent tevens o.m. bewusteloosheid als in slapen ono-ke. Wij zouden dus kunnen aannemen, dat de eerste zinsnede der sage zinnebeeldig moet luiden. Eertijds sliep de Kennis of liever er keerschte een Kennis vol gevoelloosheid, en een Man sprak: ik ga eten, vervullen ono in onschuld (bosi). Ook in de achterstaande legende worden de dochters van den regen, de konopojumu voorgesteld als een troep babbelende, lachende maagden muno, mano (= druppels). Verder duidt het woord konopo of kenopo aan: het wezen der vervulling, der vruchtbaarheid enz. Maar de Dwaling vatte de Waarheid verkeerd, letterlijk op als dat zij in (van) de onschuld zou eten, en sprak alzoo tot de Menschelijke kennis. En deze bond de Waarheid vast in een regen van argumenten en lieten de druppels mano (maagden) evenbeelden der materieele gedachten) haar overstelpen hoewel zij daardoor juist, rein wit mune gewasschen werd. Doch hoe zij ook van hun koelheid rilde, bezweek zij toch niet in den stortvloed (gedachten of woordenvloed). Nadat de argumenten uitgeput waren en zij weder van de banden was bevrijd, gebood Waarheid de Dwaling haar in het geeste- | |
[pagina 50]
| |
lijk groeiende itiu of Namen-vereeniging (= tevens zaadgrondslag enz.) te volgen om pundio's of Vruchten der Dwaling te dooden. Weder vatte de Dwaling de Waarheid letterlijk, verkeerd op, want het was haarzelve waarop bedoeld werd. In het Geschapene gekomen bouwden of bonden zij samen een kamp pataja (aardsch kruislichaam, het Alphabet) en onderzochten zij de aardsche beginselen. En de Waarheid verplichtte de Dwaling hare wewe (vragen, begeerten) bij elkander te schrapen ten einde een barbakot sulali, waterval van onderwijs en levenslicht te bouwen. Zij moest tevens materiaal brengen om een korf awemu te vervaardigen. Dit materiaal was wariemboriet kula. De Waarheid zou dan zeer veel vleesch tonomu, dierlijkheid, grondslagen mu, van gevoelloosheid, enz. uit het Geschapene gaan jagen. Zij zou tevens een korf awemu, de grondslagen, de cel mu van awe materieele verlangens, begeerten, een net vlechten zoo lang als de lengte (macht) der Dwaling op den grond popo, het wezen der dingen. De Dwaling zocht hare begeerten of verlangens bij elkander. De Waarheid vlocht haar netwerk van grondslagen. De waterval, de rooster van onderwijs werd opgebouwd. De Dwaling, het vlechtwerk ziende, vroeg aan de Waarheid: Waarvoor moet het dienen? En het antwoord luidde: Om de grondslagen der gevoelloosheden (vleesch tonomu) der Boschvarkens Pundio (dwalenden enz.) in te zetten om te brengen aan uwe moeder, de dwalende Kennis en uwe broederen, de menschelijke Kennis. Ga in de awemu liggen om te zien of zij voldoende is, maar steek eens het hout onder de sulali aan. De Dwaling ging in het vlechtwerk we-mu der Waarheid en werd er geheel door bedekt. Toen zeide deze: Zie thans het ware ta-dia in het door mij aardsch geschapene J-itia! Gelijk gij mij met den regen uwer argumenten hebt overstelpt, zoo bind ik u thans ook vast, opdat gij zult lijden zooals gij mij hebt laten lijden. En de Waarheid bond de Dwaling vast in de awemu die zij vervaardigd had uit het materiaal kula (kennis-onderwijs) dat de Dwaling zelve had bijeengezocht. En zij plaatste de awemu op den waterval van onderwijs sulali waaronder brandde het vuur wato der verlangens wewe, door de Dwaling zelve bijeengeschraapt en ontstoken. Zij werd verlicht, zij werd gelouterd. Toen nu de Dwaling de hitte voelde van het vuur der hartstochten, door haarzelve ontstoken, toen de gevoelloosheid harer eigen theoriën op haarzelve werden toegepast, toen eerst begreep zij alles. Zij trachtte zich uit de banden door de Waarheid om haar | |
[pagina 51]
| |
gevlochten, waarin zij haar had vastgebonden, haar verplicht had zich te begeven, vaneen te scheuren. Doch te vergeefs, zij wrong zich in alle richtingen, luide smartkreten slakende. Doch de Waarheid was onverbiddelijk. Steeds meer wewe bracht zij onder de sulali Steeds luider kermde de Dwaling; zij werd geroosterd; zij werd verlicht, en ondervond dezelfde smarten als zij veroorzaakt had. En de Waarheid sprak: Gij hebt mij in mijne eigen woorden willen verdrinken, verbrand thans ook in uw eigen Vuur, in de eigen hartstochten wewe, die gij zelve hebt opgewekt. Toen bezweek de Dwaling, de Waarheid had haar overtuigd (de overtuiging) zij was gedood, verteerd sererei door haar eigen Vuur. Toen sneed de Waarheid het vormlooze overblijfsel, de undepo romp (zijn of wezen van de gedachten) aan stukken en nam uit de unde de elere of leri (lever, het leven, de leer) waarop de Dwaling geteerd had. Zij plaatste alles (vormde, hervormde) in een kleinere awemu en aanvaarde den terugtocht. Maar halverwege liet zij de awemu op den oma levensweg of strijd staan en nam slechts de leri eruit. Toen de moeder der Dwaling de Waarheid zag vroeg zij: Waar is (zijn) mijne dochter (en) mijana, de evenbeelden mijner aardsche gedachten)? En het antwoord der Waarheid luidde: ‘De Dwaling volgt mij want de last van het tonomu der pundio's is zwaar voor haar om te dragen. Maar ik lever e-le, leer u deze lever, leer leri of zooals de Engelschman zou zeggen: she delivered the deliverence. De Kennis begreep de Waarheid niet; zij herkende in de leri (overlevering) haar eigen kind niet meer en zag daarin slechts een pundio-leri (boschvarken-lever, overlevering of dwaalleer) hetgeen het ook was. Zij dwaalde dus en toch dwaalde zij niet. Toen vroeg de dwalende Kennis aan de Waarheid.: ‘hebt gij veel tonomu geschoten? En het antwoord luidde: wij hebben veel tonomu van pundio's van de jacht medegebracht. Kennis ging toen Dwaling zoeken doch kon haar niet vinden, wijl zij haar niet meer herkende en nog heel waande. Zij kwam weder bij de Waarheid en sprak: ‘ik heb haar niet gevonden.’ Zoek, antwoordde deze, zij moet er zijn; de last van pundio tonomu was haar zwaar; misschien rust zij op den oma (weg, strijd), maar zij moet er zijn, want zij is immers mijne puite en gij napoko zijt hare moeder. Kennis ging weder het Geestelijk Groeiende Itiu in en vond eindelijk de awemu, waarin de stukken en brokken, de stompen unde (gedachten) van de Dwaling. Het gelaat van deze was onkenbaar, verkoold door het Vuur harer eigen hartstochten. Het was | |
[pagina 52]
| |
koud als steen topu (ondervindingen). Maar de moeder herkende haar kind aan den band sepu (wilskracht), welke zij droeg aan hare voeten pupulu, levensmacht, leer, levensondervinding enz. of volgens anderen aan haar hoofd pupo hetgeen eveneens op macht en ondervinding doelt, Weenend wierp Kennis zich op den grond popo, het zijn of wezen der dingen, en klaagde: ‘Het zijn de grondslagen, de dochters jemuje mijner aardsche gedachten, denkbeelden iwona! Ziet het lichaam mijner doode denkbeelden? Kennis nam de overblijfsels der Dwaling op, doch deze vielen haar zwaar te dragen. Zij peinsde: ‘de menschelijke Kennis hoewel misleid, wilde de Waarheid verdrinken in hare eigen woorden Maar zij hebben haar niet gedood. Had zij de Waarheid, dan het recht het dwalende kind der Kennis te dooden, en mij, hare moeder de (het) gift leri van haar eigen dochter aan te bieden? Kennis bracht toen de overblijfsels der Dwaling, die zij zoo lief had, haar eigen dochter, omwonden door de argumenten der Waarheid tot de Menschelijke kennis, hare zonen en zeide: Zie hier de brokken en stukken uwer zuster wawa (het aardsche van wewe verlangens), de puite van uw zwager pamu. De Vrucht der Maagdelijkheid heeft de Dwaling gedood. De Waarheid heeft mij, de Kennis doen eten de leri, het leven, het levenslicht van mijn eigen mijana kind(eren) (evenbeelden der aardsche gedachten.) Kennis, menschelijke kennis hoewel door de brokken en stukken de vormlooze overblijfsels van de Dwaling ten volle overtuigd dat deze door de Waarheid was gedood, besloten uit liefde voor de wawa en om zichzelf gerust te stellen, zich op de Waarheid te wreken. Zij wilde niet erkennen, dat haar dochter ongelijk had. Zij wilde het verschil tusschen pu-ite en pui-te, tusschen pu-ndio en pun-dio niet inzien. En de menschelijke kennis sprak tot de Moeder der Dwaling; ‘Waar is de Vrucht der Maagdelijkheid, de maagdelijke Waarheid gegaan? En het antwoord luidde: Toen Kennis de Dwaling zocht beladen met de vruchten der onreeele gedachten, der onjuiste gevolgtrekkingen, toen is de Waarheid weggevlucht. En de menschelijke gedachten vroegen aan de Kennis: ‘welken weg oma heeft de Waarheid Amutia, ingeslagen?’ Zij is in de vloeiende aardsche gedachten, (tuna = water) gegaan, luidde het antwoord. De menschelijke kennis volgde toen de sporen wenapo (= schepselen, het zijn of wezen po van den denkenden wil wena) door de Waarheid nagelaten in het geestelijk Groeiende Itiu en in de stroo- | |
[pagina 53]
| |
men tuna. De vluchtende vervaardigde uit den wil der aardsche verlangens awasi, de onreeele verlichte Kennis enz. Kilitiotoko ten einde zijne vervolgers van het dwaalspoor af te brengen door gekakel. Toen maakte hij de Akawe, de spraakzucht, ten einde hen de opgeblazenheid ervan te doen zien. Doch zij zagen daarin slechts troepen kakelende, zwarte vogels, en niet hun eigen beeld. Eindelijk geraakte de Waarheid door de gestadige vervolging uitgeput en zonk neder op sakau de bewegende s spraak-vereeniging aka u. Van die uitputting maakte de dwalende menschelijke kennis gebruik. De moeder der Dwaling naderde en zeide tot de uitgeputte Waarheid: ik zal u niet dooden, hoezeer ik u ook veracht. Maar ik zal u kenmerken, opdat gij niet meerdere mijner kinderen zult verbranden. De Waarheid antwoordde niet uit uitputting, maar de vervolgers zagen dit aan als berouw. Zij hieven hunne aputu's knotsen (brute force, geweld, het geestelijke zaad tu van apu de materieele ondervinding) op, en teekenden den Naam Ete aan de dij Epete van den Gekruizigden Mbo. Zij sneden een been der Waarheid af, braken haar kracht onder de knie opdat zij op een plaats zou gekluisterd blijven en niet meer zou kunnen argumenteeren. En de dwalende menschelijke Kennis sprak tot de Verminkte: ‘Maagdelijke Vrucht, Pamu, gij hebt onze aardsche verlangens, begeerten, onze zuster, wawa, uwe puite, de Dwaling, de dochter van Kennis gedood. Het siijk, de klei alino heeft de puite (dwaling, forcezaad, macht enz.) verbrand en Kennis doen eten het Levenslicht de lever, de leer leri harer dochter, de Dwaling. Maar met de aputu is napoko weer gewroken. En de verminkte Waarheid, het Geloof lag daar ten prooi aan slangen Ikili en doornen Ikeli der pijnigende gedachten. Zij peinsde: ‘waar zal ik met zulk een verminkt lichaam gaan. Ben ik nog Waarheid, hoewel hulpeloos? Zal ik herrijzen als de Silitio, de Siliko, de Ster, de Zevenster, de waterval, het Gebod van Licht, de leider der reine jumu (= sterren) Neen, want als ik de Zevenster word zal de dwalende Kennis zeggen: zie daar is de Verminkte, de lijder weer aan onzen hemel verschenen, als leider der jumu, geestelijke maagden, of soorten (= hartstochten enz.), het lichamelijke zonder substantie, de ziel sili die dwaalt tio. Zal ik worden de Morgenster Alukujumu of Alukuma me de uit het graf Herrezene, het Rupsen evenbeeld, de maagdelijke levens- | |
[pagina 54]
| |
kennis de materieele, bekorende al, de aardsche wetenschap ukuma de Vlinder Palanbarang?Ga naar voetnoot(7) Neen, want dan zullen zij zeggen: zie daar de veranderlijke van uiterlijk, (van omhulsel veranderde) vol berouw, schaamte ba herrezen uit het slijk akulu, den regen nacht, de vervulling, der slapende gedachten konopo. Gisterenavond nog de Alukuma-mbo de Avondster herrijst zij heden als de Morgenster, het kruipende evenbeeld van de Rups, de dwalende fiadderende kleurige Vlinder. Waar zult Gij mij brengen? Zal ik worden de Orion, de Gekruizigde met den naam aan zijn dij? Neen, want dan zal de dwalende Kennis spotten: ‘Zie daar den hemelschen strijder, den Kainemu, den bloedwreker zonder been! De verminkte Waarheid peinsde en leed. O! Wil van den eeuwigen Vader Cirkel Tamusi, o, opklimming (anu), uit de aardsche gedachten (ana) kom! En de Anuana, de God der Gedachten, der Ellendigen en Verachten daalde neder en zeide: ‘verminkt als gij zijt wordt gij toch de hemelsche bloedwreker, de Orion Epetembo, de Gekruizigde met den Naam aan Zijn Dij, de strijder met één been, de Standvastige, onwrikbare Waarheid. Zij hebben u trachten te verminken, maar juist daardoor zijt gij geworden de Onverzettelijke. Toen droeg de Anuana het witte reingeboren Gierenkind, de verachte, verminkte Waarheid omhoog en plaatste haar in de 12 (sterren)Ga naar voetnoot(8) letters van het Alphabet, waaruit zij thans het Eeuwige Licht oproept. Slechts een letter, de 13de ontbreekt, het door de dwalende Kennis afgehakte Been van den Strijder voor het eeuwige Licht, de drager van de Zon der Gedachte, de Alphabet-Eenheid. Het Kind van Licht, de Talen koning,
Die boven in den hemel troont,
En Waarheid op ons nederstralend,
In 's menschen geest den dag bepalend,
Het kwad' vergeeft en 't goede loont!
O! Messias der donk're volken,
Gij kwaamt de leer van tijd vertolken,
| |
[pagina 55]
| |
Maar Kennis heeft het Woord van God,
Om Dwaling's wil, verminkt tot spot;
Toen zijt Gij als de Gierenkoning,
Gestegen naar uw hemelwoning,
Verheven schijnt uw Beeld thans daar,
Een Kai-ne en toch geen Moordenaar.
Epetembo Aula. Het Woord van Epetembo. Het vorenstaande is de hollandsche vertaling uit het negerengelsch zooals de Pujai ons verhaalde, telkens afgebroken door de opmerking: ‘vriend, gij moet het niet te letterlijk opvatten, want ik kan mijne gedachten niet in het negerengelsch terug geven. Wat ik u zeg is Godstaal, de Hemeltaal, de Naamtaal.’ Eigenaardig is de aanduiding van de Machtige Schim, hetgeen o.i. doelt op een gelijk begrip als ‘The Great Spirit’ der N. Am. Indianen. In de Maya talen staat een Prins, een Nabob bekend als Ahpop. Weten wij verder dat bij de Quiches de Godheid Hun ahpu voorstelde de Een Hun, Heer Ah, van macht pu, en volgens Brinton, de meester van magie (the selfbegettor) dan volgt daaruit dat het wortelbegrip besloten is in pu en po, precies als in het Car. pole, poto veel, groot, machtig. En het is misschien niet te gewaagd om | |
[pagina 56]
| |
dit begrip terug te vinden in den naam van het Car. opperhoofd Caonabo, door Columbus bij zijn eerste reis aangetroffen. De naam zou beduiden de hooge kawo, machtige nabo, denkelijk eenzelfde als wij aantreffen in de Goeje's lijst als aanduiding van Gouverneur Japoteli. En ten laatste: duidt de Heer van Een Macht niet op een gelijk begrip als ‘een voet’ in aanmerking genomen dat voet in het Car. pu heet precies als force enz.? Onder de synoniemen van Epetembo wordt in de Car. legenden vooral melding gemaakt van Kulupi (Curupira der Brazilianen)Ga naar voetnoot(9). voorgesteld als het symbool van Kennis, Herrinnering enz. Hij heeft maar één been en vormt daardoor het zinnebeeld van Standvastigheid. En het is klaarblijkelijk eenzelfde begrip dat teruggevonden wordt in de Maya manuscripten als het voet-symbool, waarvan Schellhas schrijft: ‘These feet do not seem to have been broken from larger figures, but to have an independent purpose, one of religious symbolism. This view is confirmed by the circumstance that similar feet are given in the Troano cedex pag. 21, on a sacrificial scene.’ Epetembo Aula Aula. Epetembo, het Woord van Taal, | |
[pagina 57]
| |
leer. Het Woord is het Woord. Ik ben het Kind der Tijdslang (de vervulling der tijden tot Een). Ik ben het Gedachte-Evenbeeld, de Bezwaring, het Tijdbeeld, het Einde-beeld. Topu Aula. Het Woord aan den Steenrots. Zooals blijkt, is het vorenstaande tevens symbolisch, en doelt op de gedachten, de spraak, de ondervinding, schaamte, het geestelijk groeiende, de naamvereeniging enz. waarover te voren. Het teeken van God's hand beteekent letterlijk ‘de force, de aanraking der cirkelstralen enz. Het woord, weia-niera zoowel hier als elders gebruikt duidt aan niet zoo zeer ‘dat is mijn eenheid’ doch geeft ook terug weia, het materieele antwoord het wezen van iets, de beantwoording enz.; nie is de reflecteering, ra dat, het materieele van li. De zin luidt alzoo: ‘dat reflecteert mijn wezen’ in den zin van instinct, eigenschap enz. Bij de Arowakken staat de Epetembo bekend als Mabukuli of Mabekele (beke of buku dij) den Eenbeenigen Man. Hij was op Aarde komen jagen naar Tapirs Kama, symbool van wellust. Hij doodde haar en wierp de kaak naar de Zevenster, maar miste het doel zoodat de kaak (de Kamatala) thans de Zevenster volgt (de kaak stelt hier het bekorend spreken voor). De Morgenster heet eveneens Alukuma. Merkwaardig dat deze naam als symbool tevens bij de Caraiben de aanduiding is van een komeet; alzoo de uit het duister, het graf herrezene, de dwalende zonder standplaats gelijk een Vlinder (zie verder Alukuma) maar toch gebonden aan de Wet van den Cirkel getrokken naar de Gedachte in de Zon. | |
[pagina 58]
| |
In Pater van Coll's werk staat een legende, die de Jokoro wiwa (het veelgesternte) voorstelt als tweelingbroeders, waarvan een een vrouw had, die hij doodde en roosterde. Een der broeders werd in den morgenstond door de Kamudu (de Tijd of Zonneslang) of Boa ingeslokt. N.B. De tweelingbroeders doelen duidelijk op de Morgenen Avondster. Rev. Dance geeft op Ibbehpughn, Mabukuli, den Eenbeenigen Man, een jager, die geen succes op jacht had en die zijn been afsneed ter wille zijner stiefmoeder. Hij steeg omhoog ten hemel. Bij de Macusi's heet de Avondster Kaiwono, hetgeen zooveel wil zeggen als kai het zwarte, de spraak, w gaat of wil, ono slapen (om als de Morgenster te herrijzen). De Zevenster heet Tamukang (Godspraak of Cirkelspraak). Jupiter wordt bij de Trio's aangeduid als Ulutula (ulu leven tula onderwijs, bekoringsmiddelen) en bij de Upurui's als Taparuko (aruko = rups). Al deze aanduidingen staan zoowel direct als indirect in symbolisch verband met de vrucht eperi en hare rijpheid, welke bij de Indianen voorstellingen vormen van ‘leer’ onderwijs, knapheid enz. In al de manuscripten der Aztecs enz. kwam de Morgenster Venus voor in verband met het lot der menschen. In de Maya taal heet zij Kanan chulchan, de wachter der hemelen, de Slang der hemelen, de Spraak, zij die symb. voedsel, goud enz. brengt. Een andere naam is Chac ek, de roode, de force-ster, de Ster der wateren (gedachten) Zij werd volgens Seler voorgesteld als een stralend oog in verband met het zonneoog Kin ich en doelt, volgens Dr. Preuss op het oog aan den vleugel van een Vlinder die alzoo bij de Maya's het symbool vormde van de Morgenster in verband met Quetzalcoatl, de liefelijke tweeling, de gebaarde Godheid uit het Oosten dat aangeduid werd als Likin. Bij de Peruanen heette Venus Chasca, en bij de Caraiben der Eil. volgens Rochefort Oalukuma, hoewel R. daarmede ster over het algemeen bedoelt. Kaan bij de Maya's was de naam van hemel (het hemelsch Kanan), terwijl het woord kan dat er nauw mede in verband stond, de aanduiding was van het getal 4, de tijdslang, het kruisgetal der Car., en ook beteekende ‘overvloed, bezit, geld enz.’ precies als in den Bijbel Kain wordt aangeduid als bezit, winst, en Kanan als kramersland, land van overvloed. Het vorenstaande is onmogelijk toevallig evenmin als dat de wetenschap van al die stammen door hen wordt aangeduid als afkomstig van de Toltecs van Tula of Tollan (Torah de Wet) waarover te voren. | |
[pagina 59]
| |
Legende van Ippumung.De volgende sage is overgenomen uit: ‘Dance Chapt. from a Guian. Logbook.’ Er waren eens drie broeders, die in vrede met elkander leefden. Maar de oudste broeder kon eens een rivier niet oversteken, zoodat alle besloten hunne namen to veranderen, en te gaan leven, waar ze met elkander in verband konden blijven. Zoo gezegd, zoo gedaan. De jongste broeder Marwagima werd de draaikolk in den waterval. De tweede Kuramani werd de woelende wind, die de boomen ontwortelt, terwijl de oudste broeder zich versierde met glimwormen, kambiupeu en omhoog steeg om de visschen te leiden. Hij staat bekend als de Hyades (de 7 sterren?) N.B. De symbolen in het vorenstaande vervat zijn duidelijk. De glimwormen (puju onzer Car.) stellen de licht-force voor, iets dat zichzelf verlicht, de electriciteit van den Sidderaal, welke de Okojumu vervult. Zij doelen op den waterval van Licht sili (siliko = sterren) welke in verband staat met den waterval van lucht, den wind, den geestelijken waterval en den aardschen waterval. Naar Indiaansche opvatting draait elke ster rond, gelijk een draaikolk in een waterval en trekt haar licht en kleur uit de Alawali, welke het Heelal door-vloeit Zoo cirkelt ook de wervelwind gelijk een spiraal het stof omhoog. Wij durven niet verderingaan op de letterlijke uitlegging der namen hoewel deze ons voorkomen dezelfde begrippen terug te geven als de ku geestelijke kennis, ka spraak enz. der Caraïben. De oudste broeder als leider der visschen (ka, woto levensbegin, Vragen enz.) duidt den Schepper aan, die gelijk de glimworm puju Zichzelf verlicht piu, eigen force pu opwekt, reden waarom de glimworm dikwijls aangeduid wordt als Tamu-tamu in verband met Tamusi-Biu piu zijn lichtpunten gelijk de sterren; Kam is het zwarte, de spraak enz. De drie symbolische broeders vormen de Drie Eenheid Ook de naam Ibbepughn, Ippumung duidt o.i. aan: de reine witte Vrucht, ondervinding der Maagdelijke gedachten, umun, de reine ondervinding, force enz. | |
[pagina 60]
| |
Legende van Mabukuli (de Eenbeenige).Een andere Arowaksche legende over de Dijster luidt dat deze MabukuliGa naar voetnoot(10), altijd platzak van de jacht terugkeerde. Iedereen bespotte hem, doch vooral zijn vrouw en schoonmoeder, die samen met hem in een kamp leefden. Dit griefde hem zoozeer, dat hij eens, in het woud zijnde, een stuk vleesch van elk zijner dijen afsneed waarna hij, na de wonden met akalali verbonden te hebben, weder huiswaarts keerde. Bij vrouw en schoonmoeder gekomen sprak hij: ‘Hier hebt gij een stuk van den tapir Kama, dien ik geschoten heb’ (de Tapir is o.m. het symbool van erfzonde, van bestaan kake). De vrouwen namen het vleesch aan, roosterden het op een barbakot en aten het smakelijk op. Maar de man zelve weigerde ervan te nuttigen. Den volgenden morgen ontwaakte hij vroeg en sprak tot zijn echtgenoote: ‘Laat de spotters mij volgen langs den weg, dien ik zal banen, opdat zij mij kunnen helpen het lichaam van den Kama te dragen. Zoo gezegd, zoo gedaan. Mabukuli ging het woud in tot hij eindelijk van uitputting bezweek. De overige Indianen volgden het spoor, doch bij de plaats gekomen, vonden zij slechts de akalali, waarmede M. zijn dijen omwonden had. Het lichaam van den lijder zelve was verrezen als de Kama-tala de Tapir-kaak, het Zuiderkruis terwijl zijn geest was veranderd in de Mabukuli of Orion. De volgelingen staarden omhoog en des avonds de beide sterrebeelden opmerkende, spotten zij onderling: ‘Ziet daar de Herrezene en zijn tapir.’ Ook de vorenstaande sage is geheel zinnebeeldig. In Pater v. Coll's werk staat de naam Mabuki vertaald als de Zevenster hetgeen dus doelt op het lichamelijke. In het huwelijk getreden met Mali's zoon, vluchtte zij om lijf en ziel te behouden van hem weg en vestigde zich in een ander hemeloord. O.i. doelt het vorenstaande duidelijk op de morgen en avondster. Mali zelf wordt opgegeven als een grootmoeder, die vreeselijk toovert. Zoo het geval wil, dat zij gelijktijdig met de zon opkomt, | |
[pagina 61]
| |
dan veroorzaakt zij den dood aan visschen (Car. woto, Ar. hime) met blauwe oogen enz. De voorstelling van de moeder van tooverij en kennis wordt teruggevonden overal in de manuscripten der Mexicanen, Maya's enz. alsook o.m. in een Car. legende, die luidt, dat zij, Alukuma, de moeder van kennis, Al-uku-ma, de maagdelijke kennis enz. was eene maagd, die zonder echtgenoot 7 kinderen baarde, en toen omhoog steeg als de Morgenster, terwijl de kinderen veranderden in de Zevenster Siliko. De oudste heette Ilui (de levensvereeniging, de leidende) en de jongste Mesekupo t.w. me kind, se wil, kupo bedekking tevens po zijn of wezen van ku kennis enz. Het geheel geeft alzoo behalve een lichamelijke plastische opvatting zooveel terug als Evenbeeld-wil-besluit. Mesekupo, de laatste, doodde Ilui de eerste, die echter wederom herrees, ontwaakte in Alukuma, de Morgenster als Tianolo (tia waarheid, no vervullend, lo voorbij, dat wat weder vervult; het oog) waar hij thans de verbinding vormt tusschen de Zevenster, Orion en Morgenster. De ochtend zelf heet mamulu hetgeen als mamu-lu beduidt de moedermaagd mamu en lu leven, oorsprong van en uit, of als ma-mulu de moeder ma en mulu zoon. Een periode zooals o.a. een dag enz. wordt aangeduid als man- of mon (te-mon tijdstip). In de Goeje's lijst vinden wij mon-koropo morgen, mon-konalo eergisteren. Dit staat klaarblijkelijk direct in verband met de Maya aanduiding in Charencey's dict. n.l. jour kin, journée man-kin. De Zapotecs vereerden de Morgenster in connectie met de Godheid van ‘Baren’. Maar vooral de Zevenster stond in hoog aanzien en heette Pizaana-Cache de 7 zonen, een woord dat klaarblijkelijk in verband staat met sana, baren, Cozaana, de Schepper, (procreator van beesten, visschen) Huichana wordt vertaald als het element van water niza, en de creatrix van menschen en visschen. Naa in Zapotec duidt aan volgens Forstemann ‘verstandig, wijsheid en in Brinton's American Race: ‘hand’. De overeenkomst van deze woorden met de Car. ana hand, gedachten, jana lichamen soorten enz. is duidelijk. Hierover echter nader in verband met het Sanskriet manas verstand, jana, genera enz. In de door ons verzamelde Arowaksche sages over Mali wordt deze voorgesteld als de morgen- en avondster, tevens in verband met de Kamatala en de Kamudu of Zonneboa, de symb. tijdvervulling waarover nader. Zij is de moeder van kennis, baren, maken zooals ook blijkt uit haar naam, die de grond-syllabe bevat van de | |
[pagina 62]
| |
werkwoorden leeren mali-kotua, maken, baren mali-t; God heeft Zichzelf geschapen Adajali mali-tu Nua. Volgens Brinton staat de hoogste conceptie van God bij de Arowakken van Guiana nl. Aluberi direct in verband met het werkwoord ali-n maken, waaraan wij toevoegen dat hetzelfde grondbegrip dat voorkomt in de Car. taal met betrekking tot naam eti en maken, doen etie ook bestaat tusschen het Arowaksche naam iri en maken ali. En het is niet onwaarschijnlijk, dat deze opvatting teruggevonden wordt in Pater van Coll's Ar. aanduiding God, de Vader Haliwalika. In de Ind. begrippen toch is het de naam, die lichaam wordt, het gesproken woord, dat zich in stof vormt tot soort. waarover nader. Het merkwaardige verband, dat er in de Car. taal bestaat tusschen de wortelsyllaben al, ali, ala -l- als leeren, onderwijs enz. verdient opmerking. Wij vinden ze terug in malakan (eumaraca, Dance) de pujairatel, hetgeen zooveel beteekent als taal en spraak. de ware leer of ook wel kan als zwart en mala onderwijs, alzoo de zwarte leer (zwarte kunst, magie). Verder in aula taal, Eil. Car. ‘parle’ ariangaba, beide aanduidingen klaarblijkelijk op eenzelfde grondbegrip berustende als het Maya woord voor zeggen (dire) aloh halah (Charencey). En dit wederom (als toeval?) In het eng. talk, language, fr. parler, language, holl. taal, lat. langagium en verder met de Hindoe boli, alim tot de Arysche wortel-syllabe. | |
Legende van Kalaipiu.Penalo amu weipiombo gebeurde het, dat er onder de Caraïben plotseling een man verscheen, van wien niemand wist van waar hij kwam of wat hij wilde. Daarom vroeg men hem: Wie zijt gij? Mijn naam is Kalaipiu; ik ben uit de dooden herboren. En ik waarschuw u, dat er een vloed kumu zal komen, gevolgd door een verterend vuur wato, dat alles zal verbranden. Allen zult gij omkomen, zoo gij niet bij tijds uwe kampen pataja van de aarde lossnijdt, De Roodhuiden geloofden den man niet. De Pujai's riepen de Okojumu, de geest der Tijdslang op, om de woorden te bevestigen. Doch te vergeefs. Toen spraken zij: ‘De tijd zwijgt, gij hebt gelogen.’ Doch Kalaipiu antwoordde: Zij heeft gezwegen, omdat zoolang ik op aarde ben, dit niet kan geschieden. Een hevige discussie volgde onder de Pujai's met het gevolg dat zij den spreker aangrepen en vastbonden aan een kamp pataja (pata = kruis, ja = lichaam). Slechts een vrouw geloofde hem en | |
[pagina 63]
| |
sneed de voeten van het kamp los van de aarde. Toen braken de wateren tuna (gedachten) los; de regen kono-po viel hevig, en allen werden verzwolgen in den maalstroom onu menga-no (woelende, draaiende gedachten), uitgezonderd Kalaipiu en de vrouw, die met hunne kampen pataja (kruislichamen) omhoog stegen. Doch toen de vloed kumu op het hoogst stond, herinnerde ku de vrouw zich dat zij haar roekoe kusuwe (de symb. ku herinnering, kennis, su vloeiing, we verlangens) op aarde vergeten had. Zij begaf zich naar omlaag. Maar op hetzelfde oogenblik ontstaken de tuna in vuur wa-to (verlangens, behoeften). De vrouw werd verteerd sererei terwijl Kalaipiu met zijn kruislichaam of kamp pataja omhoog steeg waar hij thans den overgang vormt tot den hemel. De ongehoorzame vrouw veranderde in een Roodborstje (Leistes guianensis) of Seneleli, kapu lo-ko seneleli. Dit vogeltje heeft de gewoonte om van den grond af in de lucht te stijgen, om dan weder snel neder te dalen. Zoo de Seneleli, zoo het leven, zoo het geweten woi, welke opschrikt, gelijk sprinkhanen woiwoi springen tusschen het gras woi op de droge savanne. Het geheele verhaal is alzoo zinnebeeldig. Opmerking verdient het ook dat met het opstijgen ten hemel o.i. niet bedoeld wordt het vleeschelijke, dat bij de Roodhuiden slechts als het tijdelijke omhulsel geldt, doch de jamu, de grondslag, de maagdelijkheid, de grondcel, waarin besloten de Ik van elk mensch. In verband met den naam Kalaipiu welke een der synoniemen vormt van Epetembo, het Gekruizigde Woord, kunnen wij niet nalaten een opmerking te maken met betrekking tot Max Mullers werk waarin o.m. staat dat de naam Christus in de Polynesische talen door verbastering in uitspraak verdraaid werd tot Kalaisi. Hetzelfde zou dus beweerd kunnen worden met betrekking tot Kalaipiu. Maar dan rijst de groote vraag: Waarom beteekent kalai zwarte en piu schittering of kal zwart en aipiu goed, schoon enz.? En wordt dit woord door de Indianen zelve vertaald als een goede zwartachtige Indiaan, en verder aangeduid als de reine moordenaar, de witte zwarte, de rechtvaardige strijder, precies als in het begrip van Epetembo die als het reine gierenkind, de onrechtvaardig verachte. de van dood en vertering levende wordt voorgesteld? En vinden wij hetzelfde begrip niet terug bij de Indianenstammen in Mexico enz. o.a. in de Maya Ek Ahau, Mehen Ek, de Aztec Nanahuatl etc. Pater van Coll geeft als zijne meening te kennen, dat het hem nooit gebleken is, dat de Caraiben God, dien zij Tamusi of Kapu | |
[pagina 64]
| |
Tamusi noemen alleen als de oorzaak van het kwaad zouden beschouwen. Dit nu is ook onze denkwijze, doch men houde steeds in het oog, dat bij deze z.g. onbeschaafde barbaren, precies als onder de grootste philantropen in de moderne maatschappij, misdaad, schaamte, schande evenals ziekten worden beschouwd als gebonden aan een Grondwet, onafhankelijk van het individu. De wil van den mensch is vrij, zegt de roode denker, maar de wet van het geheel kan hij niet veranderen. Alle onheil komt van God, evenals alle goedheid, want beide zijn noodzakelijk tot elkanders bestaan gelijk dag en nacht, die de balans vormen van den Tijd. Joleka het duistere, kwade is de groote broeder van Tamusi, de reine witte enz. Hierop komen wij nader terug. Uit beide vorenstaande legenden straalt ons het christelijk begrip tegen, en velen zullen misschien beweren, dat ze van het Christendom zijn overgenomen. Doch dit kan op goede gronden betwijfeld worden; ten eerste omdat de Maya en andere manuscripten geschreven zijn voor de ontdekking van Amerika. In de Ar. legende vinden wij o.m. terug, dat de volgelingen van Mabukuli slechts de windselen vonden waarmede hij zich omwonden had. Dit nu geldt niet voor letterlijke windsels zooals ze in den Bijbel vermeld staan, maar doelt op het morgenster-begrip, Ik ben Ik, de Herrezene, de Rups, die haar waardeloos geworden omhulsel laat liggen om als Vlinder te herrijzen, de Slang, de eeuwige immer barende, maagdelijke tijd die voortdurend van huid verwisselt, vervelt, vervult. Overal in Guiana en elders zijn deze begrippen bekend. Van den God der Toltecs Quetzalcoatl, de Trogon-slang, de liefelijke tweeling of zijn donker Evenbeeld Yolcuat (Car. Joleka, volgens Brett Yurokon) luidt de sage, dat hij verdween uit Coatzacoalco, schuilplaats der slang, in een bast of omhulsel van slangenvellen (Brinton) Van de Car. Kalaipiu wordt gezegd, dat hij thans staat als bewaker van den grooten stroom, welke de ziel na den dood moet oversteken op een brug van slangenvellen. Men lette s.v.p. op de overeenkomst van het Mexicaansche woord voor slang coatl met het Up. en Trio okoi, Car. okoju; atl in de Aztec taal beteekent water. De vorenstaande begrippen zijn ontwijfelbaar origineel. Toch blijft de mogelijkheid niet uitgesloten, dat zij het gevolg kunnen zijn van een voormalig Christendom, hoewel dit zeer onwaarschijnlijk klinkt om reden, dat de begrippen verspreid waren over een oppervlakte, grooter dan ooit het Christendom in de Oude Wereld | |
[pagina 65]
| |
gehad heeft. Maar wij zijn ook overtuigd, dat deze zoo diep ingewortelde begrippen werkelijk op Christelijkheid doelen in den zin ‘dat Jezus, Schepper zijnde. Zijn Ik, Zijn Leven overal in de onderdeelen van het Geheel teruggevonden wordt. Dit vormt het beste, het allerbeste, onwederlegbare bewijs van de waarheid der Leer, op wie alle taal, leven enz. terugvallen, op de Eenheid van het Alphabet, op Hem en zijn 12 apostelen, van Wien de apostel Johannes zegt “Hij is de A en de O, het begin en het einde”. In Rev. C. Dance's werk staat dat volgens de Indianen zij afstammen van een boom genaamd Lucudaja. Toen deze werd omgehakt veranderde ebesowah hij in een waterval. Van daar dat een rups eveneens ebesowah heet.’ Nemen wij den naam in aanmerking, dan vinden wij dat daja (adaja) in het Arowaksch boomstam, stamboom beteekent en rechtstreeks in verband staat met Adajali, God of de Zon. Lucu daarentegen doelt op eenzelfde begrip als vervat in Alukuma nl. kennis, kunde, het rupsenkind enz. Eweiwa of Huewah waren volgens Dance, bij de Arowakken aanduidingen van de avond en morgenster. In Schomburgck's werk wordt onder het hoofd Caraiben en Akawai's het woord ‘ster’ opgegeven als Erema hetgeen in het Car. beteekent de Herrezene, eenzelfde begrip als wij terugvinden in er van erapali een boog of de veerkracht. In Rev. Brett's werk heet Venus, de morgenster, Warakoma, hetgeen o.i. op een verschil in de klinkers na, precies hetzelfde is als de Car. Alukuma. Bij de Mayas's heette de Orion Mehen Ek, d.w.z. mehen Kind, Zoon, ek ster of zwart. m.a.w. de Zwarte Zoon, precies als de Car. Kalaipiu. Het woord Mehen is verder merkwaardig omdat het in de Car. taal zooveel beteekent als het Spiegel-Evenbeeld. En werkelijk vinden wij in de Maya taal spiegel aangeduid als nen (Car. wene; Trio wene). Dit woord komt ook voor in de 5 ongeluksdagen der Mexicanen genaamd nen-ontemi of nemontemi welke bij de Car. Pujai's voorstellen de symbolische Gekruizigde Aarde, de gespiegelde Gedachte Onuneme. Pater Sahagun verklaart het Mex. woord nen als ‘en’, iets dat meer is en toch onbruikbaar (gelijk een beeld in een spiegel) Men in de Mayataal beteekent wijsheid, verstandig; Ahmen, de wijze, de herrijzende Wijze (Forstemann). Epetembo stelt in de Car. symbolen het spiegel-evenbeeld voor het kind van Licht, den Dag des Geestes, het Zenith, aangeduid als Kulitia nene d.w.z. de zichtbare, de spiegeling nene de ware tia | |
[pagina 66]
| |
levenskennis kuli; Li heeft tevens de beteekenis van Licht zoowel in materieelen vorm als symbolisch; Leer, Lijn enz., zoowel als straal als taal. Hij vormt de Reflectie-verbinding van de Schepping en het Schepsel, gelijk de Zon het Centrum voorstelt van de sfeer van Licht, de spiegel, gelijk een landschap, de omgeving in éen druppel gespijkerd, gespiegeld wordt, het Licht drinkt en weer terugkaatst, de vraag We- en het antwoord Eiu, vervat in Weiu, de Zon de Vereeniging. En al moge volgens Prescott er geen connectie hebben bestaan tusschen de Mexicanen en Peruanen, zien wij toch niet in waarom de volgende zinsneden in zijn werk niet op een gelijk begrip als dat der Caraiben enz. zou doelen nl.: ‘Perhaps the most magnificent of all the national solemnities was the feast of Raymi, held at the period of the summer solstice, when the Sun, having touched the southern extremity of his course, retraced his path, as if to gladden the hearts of his chosen people by his presence. ..... A fire was kindled by means of a concave mirrorGa naar voetnoot(11) of polished metal, which collecting the ray's of the sun into a focus upon a quantity of cotton, speedily set it on fire.’ .. This sacred flame was intrusted to the care of the Virgins of the Sun.’ Bisschop Landa meldt, dat de Maya's hun tijd berekenden naar de Zevenster en de Orion waarvan de eerste den naam droeg van Tzab. welk woord tevens doelt op de ratels van de Ratelslang Ahau kan, volgens Brinton een der symbolen van tijd. Het woord kan duidt aan geld, overvloed, graankorrels, welke klaarblijkelijk in verband staan met xüx (grain husks), symb. als een lijn van punten (spraak of geluid) b.v. op Cod. Tro. pag. 20 (Brinton). Inderdaad volgens Schellhas duidt het teeken in de Kanhieroglyph een maiskorrel aan. In Landa's alphabet staat een kamfiguur aangegeven als ca. Ditzelfde wortelwoord vinden wij terug in kaba naam, cab aarde, hand enz. De Pleiaden worden door Forstemann in verband gebracht met het teeken moan, hetgeen merkwaardig is, omdat dit woord in de Car. taal beteekent ‘een ruimte-vervulling’. Temon duidt aan een terminatie-vervulling (van tijd etc.). Timong bij de Macusi's beteekenl ‘tijd’; de zevenster heet Tamukang, Car. Godsspraak (Schomb.) en stelt een jaar voor. | |
[pagina 67]
| |
Maar de opmerkelijkste der Maya symbolen was voorzeker de Ac of Ac Ek of Schildpadster om reden dat het woord ak in Graaf Charencey's Maya Voc wordt opgegeven als ‘taal’ evenals uakil (uak = tong). De schildpad droeg meermalen op den rug het teeken yax (kracht). Dit woord in Charencey's woordenlijst duidt aan het getal 9 evenals aak en aaknac. In de Car. begrippen stelt de 9 voor de ‘Vervulling’ en heet Okobahn to ime, hetgeen in gewone taal beteekent 4 + 1 hand, doch in de Pujai uitlegging de Kruizing, het dubbele oko kruispunt bahn, tot to Evenbeeld ime. Verder geldt de Schildpad Wajamu als zeer nauw in verband staande met de symb. Drie Eenheid en de spraak, kiem ak, ka alsook met waarheid kracht, verstijving ka, tia. Dit laatste woord uitgesproken als dia duidt in de Arowaksche taal ‘spraak’ dian taal aan. Voorts bestaat er in de Car. begrippen een zeer nauw verband tusschen de Wajamu, het Tijd-kruis en de Kulewaku of papegaai, het symbool van spraak. Zij komt o.a. voor in een teekening voorstellende de Tijdvervulling, de Eenheid van avond- en morgenster. Ka komt ook voor in de Maya taal in het woord voor vuur kak en wordt teruggevonden in de Car. aanduiding ‘ontkieming’ materieele kiem, de ontsteking’ enz. bij de Macusi's als kaka vurig (helle Schomb.) Verder is het mogelijk, dat in de Maya kan als geel, de dooier van een ei, de kiem, in verband staat met den naam van ei kuc en leven cux, woorden die wederom in hunne wortels overkomen met cun kunde, magie en klaarblijkelijk met Ar. bestaan kake, Car. ka maken enz. Thans volgt de vraag: Indien wij het vorenstaande niet als toevallig beschouwen, hoe kunnen wij dan zulks doen met betrekking tot het wortelwoord voor spreken in de Aryche talen, Sanskriet, nl. vak en maken kar? En al mogen de tegenstanders van een oostersche afstamming der Indianen nu beweren, dat wijl zoowel de volken der Oude Wereld als die der Nieuwe Wereld konden ‘spreken’ het daaruit niet volgt dat zij juist daarom voor de uitdrukking spreken of wat met de stem, de kiem, de kunst in verband staat, de klank -k- ak, ka als wortel-syllabe hebben uitgevonden, en nog meer andere z.g. toevallige begrippen, waarover nader. Maar om nogmaals terug te keeren tot de verschillende namen welke de Morgenster droeg bij de Maya's bv. Noh Ek de Groote ster of Rechterhand ster. No- in het Car. beteekent dat wat zich vult, vervult; mono bij de Trio's duidt ‘groot’ aan. Ana in het Car. is ‘hand’. Deze woorden staan alle in verband met het symb. oog, de gedachte onu, -n-, | |
[pagina 68]
| |
en werkelijk vinden wij in Charencey's Voc. de Maya aanduiding voor denken naol, dezelfde als voor gevoelen, bespeuren. Bij de verdere aanduiding van de Morgenster als Chac Ek, de krachtige of roode ster vallen wij terug op de Car. begrippen tia = stijf, bestaan, kracht, ka de ontsteking enz. Ah Zahcab, de Controleur en begeleider van den morgen duidt aan de Maya etymologie: Ah, de herrijzende, sac wit, het oosten, cab, de naam, de hand enz. En het kan zijn, dat er in dezen naam een connectie bestaat met de Ar. aanduiding voor dag kasakaba om reden, dat ook kab- in het Ar. de uitdrukking is voor hand, evenals bij de Maya's. Als Xux Ek, de Bij of Wesp-ster geeft de Morgenster terug eenzelfde begrip als wij vinden in de Car. uku weten, herinneren, kennis, tevens de aanduiding van steken. De bij of honig echter in het Car. wordt aangeduid als wano, geteekend als een kruis, en vormt in het Pujaisysteem een der hoogste symbolen in verband met het Gekruizigde aangezicht van de Tijdslang o.m. voorgesteld als Okojumu Imbatale. In het Tzental dialect der Maya familie wordt de Morgenster Mucul Canan genoemd, hetgeen beteekent ‘de Groote Wachter’. Zeer merkwaardig is het echter, dat wij in den naam mucul klaarblijkelijk eenzelfde begrip terugvinden als in de Maya tucul door Charencey aangegeven als ‘gedacht’ (pensée) en in het Car. beteekenende ‘dat wat men zich herinnerd heeft’. In de Mexicaansche taal heet de Morgenster citlalpol of uei citallin- de groote ster (pol in het Car. = groot). Een komeet heet citlalpo pocal, een naam, die vrijwel overeenkomt met dien van de Morgenster. Dit is ook het geval in het Car. waar zoowel de Morgenster als een komeet den naam Alukuma dragen. In de Mayataal vinden wij chac ek, Venus en tza ek, een komeet. Zoowel bij de Maya's als Aztecs werd de schitter-periode van Venus evenals de staart van een komeet aangeduid als rooken, blazen, Maya Ikomne, precies als in het Car. waar zij den naam draagt van rook ikuine, waarin wederom het wortelwoord ku teruggevonden wordt. De Morgenster der Aztecs stond in verband met Quetzal-coatl,(Maya Kukulcan) van Tula, de God, die door toedoen van de toovenaars genoodzaakt was zich te begeven naar Tlillan Tlapallan het land van kleuren (Car. ala in verband met palamu de regenboog), d.w.z. het land van schrift (Car. mala, onderwijs, schrift) en het goede voorbeeld. Hij stierf in het jaar Ce Akatl (1 riet) en herrees als de Morgenster. | |
[pagina 69]
| |
In vele legenden der N. Am. Stammen o.a. de Quiché's komt als Schepper voor: Hurakan de Lucht in beweging, het hart van den hemel, door Pater Ximenes vertaald als de Eenbeenige. De Tzentals (Maya fam.) kenden als Allerhoogste, de top van hun Olympus, den mannelijken God Patol (Car. patol, p-t-, = kruis) in verband met het werkwoord pat maken, vorm geven enz. Hij gaf de lichamen hun gedaante. Zijn echtgenoote en helper was Alaghom Naom (Car. ala = leer onderwijs; na materieele gedachte om, erin, vervuld enz.) letterlijk ‘she who brings forth mind’ (Brinton). Haar andere naam was Iztac Ix, de moeder der Wijsheid. Iztac Mixcoatl was de witte wolk-slang. In de Mexicaansche begrippen vinden wij o.m. het volgende: Tonacaquahuitl, het Kruis, letterlijk Boom van ons Vleesch en van ons Leven. Tonakatecutli, God van ons Leven en Vleesch. Tonakateotl, God van ons vleesch en substantie. Tonakatepec, Berg van ons leven, vleesch en substantie. Hij was gelegen in het Oosten, in het land van kleuren Tlapallan waarover te voren. Daar leefden de Lucht-kinderen van Quetzalcoatl de kleurige vogelslang, wiens kleeding droeg: ‘a mace like the cross of a bishop’ (Brinton). Verder vinden wij bij de Nahua's: Tonatiu, de Zon. Bij de Nahuatl's Tonantzin, onze geliefde Moeder, in de taal der Nagualisten van Mexico Tonan, Onze Moeder, de bloem, die alle bloemen bevat. Tonal een dag; Tonalamatl het heilige boek, de periode van 260 dagen klaarblijkelijk in verband met ‘baren’ en de planeet Venus. In al de vorenstaande woorden komt het begrip tona, tonaca substantie of vleesch voor, dat in het Caraibisch tonomu (Up tonom) heet, en o.m. beteekent Maagdelijke mu vervulling tono. Tono komt ook voor in de aanduiding van vogel als vleesch nl. tonolo welke naam het cirkelcentrum voorstelt van de Alamali-mere, de schoongekleurde symb. Lucht of Lichtslang, door den Pujai geteekend als een Kruis. Tono der Car. staat tevens in direct verband met tuna water, de gedachte of opmerking onu, en weder met Nuno, de Maan welker schijnsel den naam vormt van de Ind. Moedermaagd of symb. Zonnemaagd Weiuma. Dit is ook het geval bij talrijke noordelijke stammen, getuige o.m. de Aztec godheden Citatl en Atl, maan en water, welke volgens Brinton doorgaans met elkander verwisseld werden. In de Maya symboliek worden onder de goede goden o.m. opgenomen. Cum Ahau, d.w.z. Heer Ahau van de Vaas Cum (Cun = | |
[pagina 70]
| |
kennis), in de dict. Motul ten onrechte beschreven als de hoofd-duivel doch denkelijk een naam van Itzamna. de Scheppende Hand, Verder kende men Zuhuy kak, maagdelijke vuur of kiem. Op de hemelvaas komen wij nader terug. Alleen zij opgemerkt dat deze symb. vaas niet slechts doelt op de Zevenster, doch ook op het lichamelijke, waarvan het Car. symbool voorstelt de groote aarden pot tumajene (tumayeng, Car. en Akawai's Schomb.), letterlijk, maagdelijke spiegel of bron waarin de gedachten gereflecteerd worden gelijk als in een kruik tuna-jene. In dezen pot wordt gekookt imoka (imo = zoon, ei, ka = kiemontsteking, spraak) Of wel als alinia-tu (Trio alina, Up. aliwo Mac. aina) een naam doelende op klei, aarde, doch die ook gegeven wordt aan het symbolische tijd-wiel of de pan waarin door de Okojumu of Tijdgeest, de mensch kalina of wo gebakken, overgedragen, d.w.z. gespiegeld wordt. Dit doelt ook duidelijk op het gezegde in Brinton's werk nl. ‘as a gourd it is often mentioned by the Caribs and Tupi's as parent of the atmospheric waters.’ Nemen wij aan de Car. pujai ratel Malakan als symbool van deze ‘gourd’, dan komt het ons zeer waarschijnlijk voor, dat er connectie bestaat tusschen dit woord en Hurakan (waarvan onze orkaan) waarover te voren. Nog andere Car. namen voor aarden pot zijn bekend, o.a. sumale samaku of Up. oha (de G.) welke o.i. min of meer dezelfde begrippen teruggeven. In Pater van Coll's werk (blz. 512) wordt in een Arowaksche legende over de Schepping der menschen melding gemaakt van een groot ijzeren bekken vol padden (siberu). Naar ons werd mededeeld, heet dit bekken of liever aarden pot samalu. In Schomburgck lijst echter lezen wij als de Ar. aanduiding van Tumayeng: ‘Dawadda waarin wij geneigd zijn te lezen: da mijn, ada hout, substantie, precies als bij de Car. het hout als het symb. vleesch, de substantie de zucht de adem geldt, aangeduid als Wewejumu, de Hout-moeder, de Boom van Weten, van Vragen, van zuchten, verlangen, zoeken. En al moge het toevallig zijn, toch verdient het opmerking, dat het Ar. woord voor hout ada voorkomt als wortelsyllabe in adakuta vragen, wada zoeken, Adaeli, de Zon of Adajali God, Heer, Stamboom enz. Geheiligd zij Uw naam’ wordt door Quand van de Surinaamsche Arowakken opgegeven als ‘Bussadalité Bui Iri. Het Ar. woord dus voor God, zoowel geschreven als Adaeli, Adali of Adajali doelt klaarblijkelijk op een begrip als ‘stamboom van namen’, welke een synoniem vormen van vruchten. De vrucht toch is in grondslag de volgroeide boom precies als bij de Caraiben. | |
[pagina 71]
| |
Toevallig kan dan ook niet genoemd worden, het klaarblijkelijke verband dat er bestaat tusschen het Car. amu-tia gelooven (letterlijk witte, maagdelijke waarheid) en tia waarheid (de naam eti in materie) en het Ar. waarheid kidua-n en gelooven kidua-da. Maar deze woorden bestonden lang voor de ontdekking van Amerika en zijn niet door de blanken aan de Indianen geleerd. Het was ook lang voor 1492 dat de apostel Johannes in Zijn Openb. schreef: ‘En Hij was gekleed met een wit kleed, dat met bloed besprengd was, en Zijn Naam is het Woord Gods. ... En Hij heeft een Naam geschreven op zijn kleed en op Zijne Dije aldus: ‘Koning der Koningen, en Heer der Heeren.’ In de Openb. aan Job staat ook duidelijk: Kunt gij de banden van het Zevengesternte te zamen binden of de strikken des Orion's losmaken. Kunt gij de Morgenster voortbrengen op haren tijd, en de Wagen en zijne kinderen (Sulali-jumu der Car.?) voeren?Ga naar voetnoot(12) Ook elders in den Bijbel wordt meermalen van de Morgenster in het Oosten melding gemaakt als een hoog symbool. Zooals blijk uit het vorenstaande over den Eenbeenige, werd deze bij de Caraiben enz. voorgesteld als het Kruis-symbool (het kruis rust op een voet) of de Stamboom, de Boom van Kennis, van Tijd, als de Eenheid van Avond en Morgenster, die dezelfde zijn, Ik ben Ik, Ao Oa. Ook in het Car. jaarfeest tot opwekking van Tamusi, waarbij de Indianen met slijk naar elkander werpen om het bloed weg te wasschen enz. komt het begrip van den Eenbeenige voor als Kulupi-ja in verband met de Orion, het Zuiderkruis, de Morgenster en de Zevenster. Dit feest heet Nuno ambokatopo (Maanbreuk) en staat verder in verband met de Okojumu-Imbatale, het gekruizigde aangezicht van de Tijdslang en het Verleden Penatombo, alle drie voorgesteld symbolisch als een Cirkel met een Kruis erin, waarover nader. Als merkwaardigheid volgen thans eenige gezegden, welke door de Pujai's aan Epetembo worden toegeweten. |
|