De menschetende aanbidders der zonneslang
(1907)–F.P. Penard, A.P. Penard– Auteursrecht onbekend
[pagina 1]
| |
De Geleerde en de Barbaar.Wat is Waarheid? De dichter antwoordt: Beauty is truth, and truth is beauty. De barbaar redeneert: ‘Waarheid is de realiteit De realiteit is gedrochtelijk, de waarheid kan niet gesproken worden. Alleen de Gedachte is Waarheid. Volgens Dr. Osler is waarheid datgene, wat wij met onze hedendaagsche kennis en middelen in staat zijn te begrijpen. Hieruit zou men geneigd zijn de gevolgtrekking te maken, dat het onbegrijpelijke dus onwaarheid moet zijn, totdat het waarheid wordt! Volgens den Christen is de Bijbel waarheid, omdat hij op de geschiedenis berust en er van wonderen in gemeld wordt. Volgens den materialist zijn juist deze wonderen een bewijs van onwaarheid. Laat morgen de wetenschap ontdekken, dat er geesten en spoken bestaan, en alles wat thans bijgeloof en afgoderij is, wordt zuivere waarheid. Er zijn dingen, zegt de beroemde sterrekundige Flammarion, die wij niet begrijpen, zoodat wetenschappelijk de ontkenning van zulke feiten wel het veiligst standpunt is. Een aangenomen waarheid, gebaseerd op een hypothese of dogma valt, zoodra deze, faalt omdat zij door menschen werd opgebouwd en ook weder wordt omvergehaald. In de oogen van beschaafden zijn barbaren weinig meer dan idioten, waaronder niet begrepen geleerden, zooals Schlegel, Horatio Hale, Dr. Amedee Moure enz., die aan de Indianen een schier gelijk standpunt en intellect toekennen als de blanken. En terecht, want het is ontwijfelbaar, dat toen Babylon, Palenque enz. bloeiden, de voorvaderen van dat volmaakte witte ras nog in dierenhuiden gehuld in de oerwouden van Europa rondliepen. Met zulke feiten als grondslag kan het dan ook geen verwondering wekken, dat alle proefnemingen om een mensch te oordeelen naar zijn schedel, mislukt zijn. Wat is het verschil tusschen een Napoleon Bonaparte of een minister van oorlog en een Caraïbisch strijder? Is de een een held | |
[pagina 2]
| |
en de andere een moordenaar, en waarom? Graaf van Tolstoi heeft ons op meesterlijke wijze het z.g. heldenleven van een soldaat beschreven, waaruit blijkt dat oorlog en moord synoniemen zijn. Welk volk de palm der overwinning in barbaarschheid wegdraagt, kan niet met zekerheid bepaald worden. Van een Eskimo wordt beweerd, dat hij een stuk glas in den mond neemt, denkende dat het ijs is. Van een Australiër wordt gezegd, dat hij niet kan tellen. Een barbaar ziet bij dag zijn eigen schaduw en omdat hij die des nachts niet meer ziet, komt hij tot de ontdekking(!), dat de zon is verdwenen. Hij maakt dan alle soorten gevolgtrekkingen, met het resultaat dat hij eindelijk bang wordt voor zijn eigen schaduw! Vooral de bewoners van tropische landen missen, naar wetenschappelijke opvatting, energie en denkkracht, omdat de hitte een verlammenden invloed op het denkvermogen zou uitoefenen. Maar wijl een beschaafde een barbaar altijd aan zijn (in eigen oogen) volmaakt Ik weerspiegelt, en de feiten(?) bewijzen dat de denkkracht en energie van den blanken vreemdeling werkelijk in de tropen verminderen, zoo zal ieder onpartijdige moeten toegeven, dat de wetenschap den barbaar uit een zeer partijdig oogpunt beschouwt. Toen Darwin de naakte inboorlingen zag aan de kust van Vuurland, leidde hij daaruit de gevolgtrekking: ‘zoo moeten onze voorvaderen er uit gezien hebben’. Een andere zinsnede luidt: en ik was getroffen, hoe deze barbaren beschaafden in sommige opzichten geleken. Had Darwin kunnen lezen in het hart van die naakte menschen, had hij hun innerlijke gedachten en logica kunnen vatten misschien ware de ‘Origin of species and Descent of Men’ nooit geschreven in den trant als wij ze nu kennen. Belachelijk zal het vorenstaande klinken in de ooren van velen. Doch evenals Darwin zijne theoriën bouwde op in zijne oogen onbetwistbare feiten, zoo is ook onze theorie met betrekking tot de barbaren gebaseerd op even onfeilbare en onloochenbare feiten in de natuur. De beschaafde ziet van uit de verte vol minachting en vooroordeel neer op den man in zijn lendenschort in wien hij weinig meer ziet dan het redelooze dier of den idioot. En toch, de theoriën van den natuurmensch berusten op feiten in verband met hemzelf, met zijn bestaan, met de natuur. De barbaar heeft geen reden te liegen tegenover zijne omgeving, en de natuur waaruit hij put, liegt nooit. Valsche gevolgtrekkingen kunnen onder hen nooit lang voortbestaan, om reden dat zij nooit op papier wor- | |
[pagina 3]
| |
den gedrukt, terwijl het open boek der nimmer falende natuur altijd hetzelfde te lezen geeft. Elke letter, elke syllabe, elk woord in de barbarentaal is het gevolg van dit onfeilbare proces der natuur en vormt een natuurlijk Geheel, waarvan elk onderdeeltje hoe nietig ook, een waarheid moet zijn. Geen geleerde twijfelt aan den uitwendigen vorm en het instinct der dieren als het natuurlijk gevolg van een ontwikkelings-proces van eeuwen her, en dat alles terugvalt op de Unicel van Haeckel. Hetzelfde is het geval met de taal der barbaren. Ook zij s het gevolg van een struggle for live, the survival of the fittest? Ook zij gaat in grondslag terug tot een oorspronkelijk begin het Alphabet, dat alle talen gemeen hebben. Maar in tegenstelling met alle wetenschappelijke theoriën, berust dit alphabet, gelijk wij in dit werk zullen bewijzen, niet op een grondslag van redelooze dierengeluiden, doch is in werkelijkheid een hooge philosophie. Geen toeval vormde dit Geheel. Het is de Uiting van het Levende Woord dat bestaan moet hebben nog voor het allereerste Begin, zoolang de Beweging, de Wil bestond, de Cirkel der natuur. Om den Wilde, die, zooals de Beschaafde beweert, slechts onlogische gevolgtrekkingen maakt, te vatten, moet men alle vooroordeel tegen barbaarschheid aan een kant zetten en den Natuur-mensch beschouwen als denker. Men moet steeds in aanmerking nemen dat wij te doen hebben met een volk, dat er steeds op uit is, zijne gedachten voor de blanken, wier beschaving zij vreezen en minachten, te verbergen. Met menschen, die ongevraagd, nooit iets zeggen, en waarvan zij die de kennis bezitten (de Pujai's) door een vreeselijken eed gebonden zijn te zwijgen, en behalve dat, ook uit overtuiging zwijgen, omdat zij de minachting voelen, welke de blanke tegen hen koestert en beseffen niet begrepen te worden. De Indiaansche Pujai kan niet omgekocht worden, omdat voor hem eer en goud geen waarde hebben in den zin als bij blanken. Hij praat slechts wanneer hij wil en die wil van een Roodhuid is in Suriname spreekwoordelijkGa naar voetnoot(2). De Beschaving kent den barbaar slechts oppervlakkig, zooals zij een uitgedroogde vogelhuid of insect, een opgevuld dier in hare museums kent, m.a.w. het omhulsel en niet het innerlijke. | |
[pagina 4]
| |
Zij put hare conclusie uit taallijsten, doch haar basis is niet de gedachte van hen, wier taal zij ontleedt, maar van de vertaling welke reizigers er aan geven in hun taal. Zulk een oordeel is partijdig. Wij beweren dan ook en zijn overtuigd dat velen ons zullen moeten toegeven, dat zonder het door ons genoemde alphabet van werkingen, het onmogelijk is de gedachten van den Caraib te begrijpen. Dat er in deze taal woorden en begrippen voorkomen, voor welke wij in de moderne talen geen aanduidingen bezitten, en alzoo bij benadering vertalen. Het gevolg van zulk een handelwijze is dat de barbarentaal (d.w.z. de vertaling) in onze oogen als droog zand aan elkander hangt terwijl zij in werkelijkheid een samenhangend geheel vormt. Voor den blanke, die gewoon is in woorden te denken, valt het natuurlijk onmogelijk een taal te begrijpen, in welke de begrippen niet alleen in de woorden, zinnen enz., maar ook in de letters berust. En wijl elk Ik zijn Mij als volmaakt beschouwt, zoo wordt de barbaar, die zichzelf niet kan, noch wil verdedigen, gewoonweg als een redelooze half idioot gebrandmerkt. Slechts een enkel voorbeeld ter verduidelijking. Wene beteekent spiegel, gelijk men zich in het water spiegelt. W is de duistere achtergrond, e is transmissie, n de omkeerende weerspiegeling ene is het werkwoord zien. Het woord wene geeft alzoo niet alleen terug een spiegel, doch tevens alle details daarvan, tot zelfs de omkeering die geschiedt. Het is onwederlegbaar, dat waar de taal wetenschap de barbaren-taal naar de vertalingen in de moderne talen ontleedt, zij in werkelijkheid haar eigen taal en niet die van den Wilde aan een oordeel onderwerpt. Een professor, die thans in den Bijbel wetenschap zou gaan zoeken, zou door zijne collega's ontwijfelbaar als fanatiek worden uitgemaakt. Immers de Bijbelsche geschiedenis, de Scheppingsgeschiedenis zouden slechts mythen zijn, geschikt als sprookjes voor kinderen, doch de denkkracht niet waard van de moderne philosophie En toch, wie is er, die kan bewijzen, waarom 2 × 2 = 4 moet zijn? De geleerde, die in de talen der primitieve volken, o.a. de menschetende Caraiben overblijfsels zou trachten terug te vinden van eene wetenschap hooger dan de thans bestaande, zou veel kans hebben door zijn familie onder curateelen gesteld te worden. Een ieder die in dezen tijd van ontwikkeling verband tracht te zoeken tusschen de Joden en de Indianen, wordt zooals Brinton zich uitdrukt: ‘looked upon as a scientific anachronisme’; alzoo iets onstaanbaars, een dingloos ding, een onding, dat het verstand, de moderne philosophie reeds lang verworpen heeft, geworpen heeft | |
[pagina 5]
| |
in haar immer aangroeiende paperassenmand, de laatste rustplaats, waar alle geniën elkander weder terugvinden. Toevalligheden zijn ongeconnecteerde feiten maar eerst wanneer zij in onze oogen regelmaat toonen en bewezen worden met elkander in verband te staan, noemt men ze onwrikbare wetten. Wij beweren niet dat waar bv. woorden in de oostersche talen overeenkomen met die der Indiaansche talen, deze overeenkomst te wijten is, dat beide van het begin af deze aanduidingen behouden hebben. Integendeel schijnt zoo iets ons onmogelijk. Bv. bij de Babyloniërs heette de Mensch-geworden God Tamuz en woonde in de Maan. Bij de Caraiben heet hij Tamusi en werkt eveneens door de Maan. Bij de oude Egyptenaren heette de Zongod of het Zonlicht Osiris en Isis, terwijl bij de Upurui's de Zon of het Zonlicht eveneens Sisi heet. Talrijke andere voorbeelden kunnen aangehaald worden, zoowel in oude als moderne talen. Maar wij beweren niet, dat deze woorden duizenden jaren lang onveranderd zijn gebleven. De grondslag van Taal, de 13 werkingen vervat in het oorspronkelijke Alphabet, het Woord, dat geest zoowel als lichaam vervult, noopt zoowel het z.g. natuur-kind als den meest beschaafden geleerde, tezamen met de wet der gelijkenissen, schier gelijkluidende namen te geven aan dezelfde voorwerpen. Kan het dan verwondering wekken dat wij zoo dikwijls in de meest barbaarsche talen dezelfde woorden en denzelfden grondslag terugvinden als in Fransch, Engelsch enz. Is dit toeval? Is het vernederend voor ons verstand om zoo iets te denken. Immers neen. Het geeft ons integendeel een verklaring, waar de moderne theorie van diergeluiden faalt. Het geeft ons den sleutel tot de Babylonische spraakverwarring en de spraakverwarring in Amerika. Deze zouden, zoo zij ooit bestaan hebben, volgens de moderne wetenschap, dialectisch geweest zijn, om reden dat de philosophen van dezen tijd voorstanders zijn van de gradueele ontwikkelingsprocessen en niet kunnen begrijpen, hoe talen plotseling kunnen ontstaan. Al verschillen dus woorden uit nauwverwante talen totaal van elkander, toch worden zij uit gewoonte op de een of andere wijze als dialectisch, of als permutatiën aangemerkt. Toch voelt de wetenschap, dat er meer dan dialectisch verschil bestaat in zelfs betrekkelijk moderne talen. Als voorbeeld laten wij een aanhaling volgen van Dr. K. Sneyders de Vogel, leeraar in de Romaansche taal en letteren te Leiden: | |
[pagina 6]
| |
Vele vraagstukken biedt de studie van het later Latijn aan. Spr. heeft gesproken van het verschijnsel, dat men eene taal zich ziet splitsen in verschillende nieuwe talen. Mag men spreken van nieuwe talen? Zeker niet, wanneer men daarbij met Steinthal denkt aan een ‘huwelijk’ van het Latijn met de taal der barbaren, waaruit de romaansche talen als dochteren gesproten zouden zijn. Maar deze opvatting zal thans wel niemand meer ernstig aanhangen, en spr. meent op grond van het groote verschil tusschen het oude Latijn en de talen, die zich daaruit ontwikkeld hebben, van nieuwe talen te mogen spreken met hetzelfde recht waarmee men den term Indo-Germaansche talen bezigt. Maar naast deze vormkwestie is er een ernstiger tegenwerping: die splitsing in verschillende talen ziet men niet gebeuren, ze staat plotseling voor ons. Spr. moet dit toegeven: er blijft eene kloof tusschen Latijn en Romaansch. Maar de kloof blijkt bij eene nauwgezetie studie der latere Latiniteit volstrekt niet zoo diep als men zich wel voorstelt enz. Een Italiaan Trombetti, heeft getracht den gemeenschappelijken grondslag van alle talen aan te toonen. Zulk eene onderneming zegt Prof. Kern, was ontijdig en moest daarom falen. Dat er door verschil in uitspraak van een woord in verschillende dialecten, ook anders luidende klanken kunnen ontstaan, spreekt van zelf. B.v. engelsch Sun en hollandsch Zon, Caraibisch Weiu, Macusi Wae. Maar hoe wordt door verschil in uitspraak het Fransch Soleil, Arowaksche Adaeli en Warrausche Kamoi verklaard? Eenvoudig, zij worden als taalverschil aangemerkt. Men neemt maar aan, dat het dialectisch verschil ten grondslag ligt aan de vorming van alle nauwverwante talen. En dat de barbarentaal onwetend gevormd is en werd door idioot aap-menschen uit dierengeluiden enz. Wij verklaren echter, dat deze theorie wederlegbaar is. O.i. wordt te veel waarde gehecht aan phonetische corruptie, welke in alle talen moet plaats vinden, en te weinig aan symbolische gelijkenissen. Bv. het engelsche woman wordt afgeleid van wif-man. Toch komt het ons voor dat de wo van woman mogelijk ook in symbolisch verband staat met wo van Wodan en wo voor woord en van worden enz. Dit zou Wodan, de God der Germanen in overeenstemming brengen o.a. met Manu der Hindoes enz. waarover nader. De Car. Pujai, zooals wij hem kennen, is geen idioot evenmin als zijne volgelingen. Hij verklaart dat elke verandering, elke wijziging welke de taal ondergaat of onderging het gevolg is of was van nadenken en het maken van vergelijkingen uit de Natuur. De naam der Zon, zegt hij, is de werking welke die zon doet, welke zij voort- | |
[pagina 7]
| |
brengt. Willen nu de Upurui's het woord Sisi aannemen als beter de werking teruggevende, dat is hun denkwijze, de opinie hunner Pujai's. Wij echter houden ons aan de werking Weiu. Zij mogen het begin van leven ka(visch) noemen, wij noemen den visch woto omdat woto o.i. beter het levensbegin voorstelt. Hoe onze vaderen er toe gekomen zijn om visch woto te noemen, weten wij niet meer Wij vertrouwen hen echter volkomen en weten dat dit woord het gevolg is van nadenken en waarheid. Maar wanneer wij een beter woord voor de werking ‘visch’ vinden, dan zullen wij woto verwerpen, want dit is slechts een woord uit onze taal, en meer niet. Het vorenstaande geeft o.i. duidelijk aan, hoe een spraakverwarring plotseling onder primitieve volken kan ontstaan en bij de voorvaderen der Indianen werkelijk ontstaan is. Hoe het mogelijk is, dat, waar twee groepen menschen slechts voor korten tijd van elkander zijn afgeweest of dat er onder een aantal Pujai's verschil van opinie ontstaat, er terstond secten, gemeenten enz. het gevolg zijn. Dat deze secten, al worden zij ook in elkander's nabijheid, spoedig van elkander in taal verschillen, is duidelijk, terwijl zij tevens binnen betrekkelijk korten tijd niet meer in staat zijn, elkander naar behooren te verstaan, omdat al naar gelang de opvatting over de werking van iets, ook de naam van dat voorwerp verschilt. Het scheiden der volken van Amerika was dus oorspronkelijk niet het gevolg van onkunde of idiootachtigheid, doch werd teweeggebracht door hooge kennis het gevolg van een eeuwenlang proces der natuur. De legende bevestigt dit. Het spreekt van zelf, dat in deze taalformatie fossiel-woorden, fossiel begrippen, overblijfsels van vroegere wetenschappen overal sporadisch opduiken, indien wij ten minste aannemen, dat er een tijd is geweest, dat de taal volmaakt was, daargelaten of die oertaal plotseling de volmaaktheid bereikte, gelijk een groote chemische verbinding, of dat zij het gevolg was van een synthetisch proces, dat berustende op de natuur, noodzakelijkerwijze de volmaaktheid moest bereiken. De legende en de taal bevestigen dit over en over. Alle Aula of Talen, Woorden, vloeien gelijk Tunu of geestelijke wateren, gedachten terug naar de Tunupere of beschaving, waarover nader. De barbarentheorie omtrent de talen en ook de soorten, komt merkwaardig overeen met de mutatie theorie van Prof. Hugo de Vries, nl. dat vaste, mathematische wetten (heriditaire volgens de V) den grondslag regelen van soorten en woorden en dat naar gelang de Cirkelspiraal voortrolt en onze kennis, de Waarheid toe- | |
[pagina 8]
| |
neemt, wij niets anders doen dan woorden en begrippen uit vroegere talen repeteeren totdat als ten laatste de Waarheid bereikt wordt deze waarheid de oorspronkelijke Taal moet zijn, behoudens de Wet van vooruitgang. Volgens Darwin's theorie echter, die den primitieven mensch als idioot-aap beschouwt, die bij de vorming zijner taal hoegenaamd niets te maken heeft gehad, doch slechts instinct volgde, kan een eenmaal verdwenen taal of woord zich niet meer repeteeren of de woorden slechts toevallig. De soorten en woorden herhalen zich niet precies in denzelfden vorm als zij reeds eens bestonden, doch evenals er een plotseling individueel atavisme bestaat, zoo is er ook een soort atavisme, dat al de individuen van een specie treft. Uit den aard der zaak zal zulk eene verandering weinig opmerkelijk zijn en zich meer openbaren in details. Want zooals Darwin aanmerkt, is een gestreept veulen mogelijk een overblijfsel, een teruggang tot een gestreepten voorvader van het paard. Maar dat twee paarden een zebraveulen kunnen voortbrengen, is vrijwel onmogelijk. Een atavisme der soort, welke niet slechts een individu, doch vele tegelijk treft, zal waarschijnlijk door de wetenschap toegeweten worden aan specie-verschil en niet aan teruggang. Maar wie bewijst ons dat zg. phases en dimorphisme bv. onder vogels geen soort atavisme zijn? En dat er ook een genus-atavisme, een familie, ordegroep-, klas-atavisme bestaan, en dat zoo voortgaande wij terugvallen in cirkels in cirkels, bollen in bollen tot een punt, een bol, het geheel? De barbaar vergelijkt de gedachten en soorten met een stroomenden waterval vol druppels en draaikolken. Het geheel vormt één proces, een eenheid van vooruitgang, van nimmer ophoudende voortvloeiing. Maar elke druppel, elke draaikolk op zichzelf heeft in zich een proces van ronddraaien, gedeeltelijke teruggang zelfs in den sterksten stroom gelijk een wagen die voortrolt op wielen, waarvan de spaken een achterwaartsche beweging moeten maken om het as. Zoo ook soorten wala, zoo ook talen en woorden aula. Naar de wetenschappelijke theorie der gradueele ontwikkeling is de Beschaving het gevolg van een eeuwenlang proces van vooruitgang van den mensch uit den anthropomorphischen aap. Van een plotselinge beschaving is geen sprake. De barbaar heeft zich tot zijn tegenwoordig standpunt ontwikkeld. | |
[pagina 9]
| |
Is dit absoluut waar? Kan het niet even goed mogelijk zijn dat de barbaar tot zijn tegenwoordigen staat is afgedaald, niet opgeklommen? De Indiaansche philosoof vergelijkt de beschaving met een vloed, die in één druppel beginnende en zich voortzettende, toch overal gelijkmatig rijst. Zoo ook de gedachte (kennis). Ook zij begint in een punt, doch rijst overweldigend overal te gelijk en gelijkmatig drukkend omhoog, om weder in een druppel beginnende, op dezelfde wijze gelijk de eb weer weg te vloeien, het geheel vormende één Machtigen Adem. Wat zijn de bewijzen, die wij tot deze theorie kunnen aanvoeren? Het volgende is klaar en duidelijk: Naar schrijversGa naar voetnoot(3) beweren, bestaan er in Nieuw Mexico Indianenstammen, die barbaarscher zijn dan zelfs de door Dr. Richardson beschreven Athapascas. Zij behooren tot de Root-diggers, Comanches en anderen, leden van de Slange- of Shoshoneefamilie, overal over N.W. Mexico verspreid. Van een deel dezer stammen wordt gezegd dat zij nader bij het ‘beest’ staan dan eenig ander deel der menschheid over de geheele Aarde. Hun levenswijze in sommige opzichten, is dierlijker, beestelijker dan die van het dier (brute) zelve, want er bestaat geen beperking van 's menschen zedelijke verlaging, evenmin als er beperking bestaat van zijn zedelijke verheffing. En toch spreken deze verdierlijkte wezens bijna eenzelfde dialect ‘and partake in some measure of the same blood as the famous Aztec race, who founded the empire of Anahuac and raised architectural monuments, rivalling the most famous structures in the ancient world (Brinton). Is zulks mogelijk? Wat is de conclusie? Zijn de Aztecs ontstaan, ontwikkeld uit die beestelijke barbaren of zijn deze afgedaald tot hun tegenwoordig standpunt? Al nemen wij aan, dat de beschaafde Toltecs waren, die aan de Aztecs de beschaving geleerd hebben, dan toch zal men moeten toegeven, dat die z.g. breinlooze beesten dadelijk in staat geweest zijn de wetenschap te vatten en in stand te houden. Ook zal dan moeten aangenomen worden dat het kanibalisme en menschenofferen in de beschaving der Aztecs eene afdaling was uit de hoogere beschaving der Toltecs die geen menscheneters waren, en geen ontwikkeling, want hoe het ook zij al nemen wij den anthromorphischen aap aan als voorvader dan toch was die voorvader geen kanibaal. | |
[pagina 10]
| |
In alle gevallen vinden wij in het vorenstaande slechts weinig van eene gradueele ontwikkeling; integendeel schijnt de beschaving waarop gedoeld wordt of plotseling te zijn ontstaan of plotseling te zijn afgedaald tot barbarisme. Want men houde dit steeds in het oog, de uiteinden van de keten, de beschaafde Aztecs en de beesten van N.W. Mexico spreken eenzelfde taal. De beschaving der Aztecs was mogelijk een vermenging van de wetenschap der Toltecs en de barbaarsche gebruiken van hun eigen ras. Wij staan alzoo voor het feit, dat onder volken, die elkander physisch zoo gelijken als Indianen en in elkanders nabijheid woonden, het eene een hoog standpunt in wetenschap had bereikt, terwijl het andere op den laagsten trap van beestelijkheid stond. En dat naar wetenschappelijke theorie, het verschil in verstandelijke vermogens tusschen beide tientallen van eeuwen moet bedragen hebben, met het barbarisme als grondslag. Hoevele eeuwen, vraagt de botanist, zijn er niet heengegaan om het mais enz. zoo van de oorspronkelijke soort te doen verschillen, dat deze niet meer te herkennen is? Maar deze hypothese kan op goede gronden wederlegd worden want met betrekking tot de Car. taal is wetenschap de grondslag en geen onkunde en barbaarschheid. En waarom vragen wij, luiden talrijke legenden zoowel van Guiana als elders dat de maïs, de tabak enz. nog overblijfsels zijn uit het verleden, van den Boom van Kennis. Zijn deze legenden slechts fictie? En waarom? De vraag volgt dan van zelf: is barbarisme, kanibalisme een gevolg van kennis? De lezer oordeele zelf: In een hiegienisch Congres te Parijs sprak een dokter de meening uit dat het vleesch van een soort het beste en meest geschikte voedsel was voor de soort zelve. Alzoo eene wetenschappelijke demonstratie ten voordeele van kanibalisme. Stellen wij ons voor dat de voorvaderen der Caraïben met hun hooge kennis der gelijkenissen niet alleen tot dezelfde conclusie gekomen waren, doch met bewijzen hadden gestaafd dat door het eten van menschenvleesch of trekken van medicijnen uit menschelijke lichamen, een hooge ouderdom en onvatbaarheid voor doodelijke ziekten en meer nog voortvloeide, dan zal een ieder begrijpen welke vreeselijke gevolgen daaruit moesten teweeggebracht worden. En dat indien de medische wetenschap van onzen tijd dezelfde ontdekking doet, hetgeen volstrekt niet onmogelijk is, de gevolgen op moreel gebied niet te overzien zijn, en dat het zedelijk peil der maatschappij | |
[pagina 11]
| |
plotseling tot barbarisme afdaalt. Wie zullen dan de slachtoffers willen zijn? Wie zal zijn hartebloed willen geven aan een ander? De laatste uitvindingen zooals het overpompen van maagsap van een varken in de maag van een maaglijder, het gebruik van formates of aftreksel van mieren ter opwekking van kracht, het overtappen van bloed uit de aderen van een krachtig in die van een zwak persoon enz., alle wijzen op de wet der gelijkenissen en doelen op het einddoel ‘kanibalisme’. Want hoe het ook zij, wanneer uit hooger hand door de medische wetenschap, het gebruik van menschelijke sappen als medicijn aanbevolen wordt en uitwerking heeft dan zal de afkeer voor het middel spoedig verdwijnen, want vrees voor den dood zonder Overtuiging van een hiernamaals, kan niet anders dan de verschrikkelijkste gevolgen hebben. Hartman, de duitsche philosoof, die beweert dat Barbarisme wel onderdrukt, maar nooit uitgeroeid kan worden, voorspelt als einde van het menschelijke ras een algemeenen zelfmoord als de zucht naar kennis bevredigd zal zijn. Zou het niet beter zijn, het woord ‘zelfmoord’ te vervangen door ‘moord’ nl. dat de menschen elkander zullen opeten? Nemen wij aan dat er eens een tijd geweest is, toen, zooals de legende luidt de geestelijke wateren of gedachten vereenigd waren in één Spraak, die de hoogste wetenschap bevatte, daargelaten of zij plotseling is ontstaan of het gevolg was van een natuur-proces. Een barbaar, die in grondslag dezelfde denkkracht bezit als een blanke, vindt een draad der taal. Een wereld van gedachten ont sluit zich voor hem. Hij en zijne stamgenooten aan wien hij de ontdekking mededeelt, gaan over van bijna totale onkunde tot wat wij niet anders dan een plotselinge philosophie of beschaving kunnen noemen. Deze uitlegging verklaart hoe het mogelijk is dat de grofste barbaarschheid en hooge wetenschap teruggevonden worden bij volken als de Aztecs, die eenzelfde taal spraken als andere stammen die op den allerlaagsten trap van menschelijkheid stonden. Hoevele malen in de wereldgeschiedenis deze ontdekking van taalgrondslag als de inwerking eener hoogere Macht zich herhaald heeft, kan niet bepaald worden, maar dat zij betrekkelijk kort geleden in Amerika heerschte, is ontwijfelbaar. Welke gevolgen zij gehad heeft op de massa, laat zich evenmin bepalen. Een ding is echter zeker, dat de ontdekking van taalgrondslag, de ruïnes van Centr. Amerika, de Indiaansche Messias en de Caraïben van Guiana nauw met elkander in verband staan. | |
[pagina 12]
| |
De grondslag van taal was klaarblijkelijk bekend aan de Babyloniers en Egyptenaren. Evenzoo aan Mozes. De geheele Scheppingsgeschiedenis is gebaseerd op Taal. Henoch, de zoon van Kain, was uitvinder van wetenschappen. Hij teelde Irad (steden) en deze teelde Mehujael(de verdelgde of geslagene). Over de overeenkomst van dit bijbelverhaal met de Indiaansche begrippen, komen wij nader terug. Het vorenstaande verklaart de verwondering van Brinton welke te lezen is op pag. 268 van zijn werk: These myths and many, hint of general conceptions of life and the world, widespread theories of things, such as we are not accustomed to expect among savage nations such as may very excusebly excite a doubt as to their native origin, but a doubt infallibly dispelled by a careful comparison of the best authorities. Is it that hitherto in the pride of intellectual culture, we have never done justice to the thinking faculties of those whom we call barbarians? Or are they the heirlooms of a former higher civilization? .. or that men ... reached the same conceptions about the unknown and embodied them under the same or similar figures of speech myths and stories? ... H.P. Schoolcrift schrijft: There is a subtlety in some of their modes of thought and belief on life and the existence of spiritual and creative power, which would seem to have been eliminated from some intellectual crucible without the limits of their present sphere (Oneota pag. 131). It is difficult for the civilized man to concede equal intellectual faculties to those whom he knows as beneath him in acquirements so that it at first requires an effort to accept this statement. Het vorenstaande is klaar en duidelijk. Ook met betrekking tot de Caraiben waren wij in het eerst de wetenschappelijke meening toegedaan met half-idioten te doen te hebben. Maar door ons gelijk te stellen met hen, onze kennis van vogels en natuurkunde van Suriname over het algemeen, zagen wij dra het onjuiste van deze meening in. En dit boek is het gevolg daarvan. Het doel van dit werk is om te bewijzen dat met betrekking tot de Car. taal en begrippen, de wetenschappelijke theorie en vele zg. Christelijke begrippen over heidenen afgoderij en fethisme slechts op vooroordeel berusten en gebaseerd zijn op een overtuiging van eigen volmaaktheid en onfeilbaarheid. De ethnologen smalen en halen verachtelijk de schouders op voor bisschop Don Juan de Zumarraga, die de Mexicaansche manus- | |
[pagina 13]
| |
cripten uit godstdienstijver deed verbranden, doch zien den balk niet in eigen oogen, waar zij de primitieve talen als idiootachtige uitingen willen beschouwen zonder rede of reden. De manuscripten der Aztecs moeten belachelijk geweest zijn in de oogen der onkundige, semi-barbaarsche Spanjaarden. Cortez stond tegenover Montezuma als een verwaande schooljongen tegenover een wijsgeer. Gouverneur van Sommelsdijck en Lord Parham komen ons nietig voor in vergelijking met den Car. Pujai van slechts 250 jaren geleden. Wie bewijst ons, dat behalve hun tot voor korten tijd aan de moderne wetenschap onverklaarbare astronomy, de Aztecs geen andere wetenschappen bezaten, even hoog en logisch? Was het omdat het ijzer en het kruit hen onbekend waren? Wij zijn echter overtuigd en dit werk bewijst het, dat er veel meer staat in de hieroglyphen zoowel der Mexicanen als der Babyloniërs en Egyptenaren. Dat deze volken in hun kindschheid waren en niet in hun kindsheid. Of beschouwt de beschaving zich als volmaakt, zoodat zij in staat is alle psychologische gevolgtrekkingen en wetenschappen der oudere volken te begrijpen en naar waarde te schatten? Wij betwijfelen dit ten zeerste en met betrekking tot de Caraiben zijn wij ervan overtuigd, dat hunne voorvaderen wetenschappen moeten gekend hebben, welke zelfs een Marconi en zijn boodschap naar Mars met bewondering zouden vervullen. Of wordt een beschaving, die slechts het vleesch ten doel heeft, als waar, en als ideaal beschouwt? Of een maatschappij vol trusts, forten en oorlogsschepen? En waarin het werk van velen door enkelen wordt genoten. Een maatschappij vol zwoegende steenkolenarbeiders en een troep millionairs, die in éen dag den Oceaan oversteken? Wij hebben niet geaarzeld vergelijkingen te maken tusschen de hoogste ons bekende wetenschappelijke theoriën en de gevolgtrekkingen der barbaren, ten einde aan te toonen, dat waar wij in staat zijn hen te begrijpen, de geestelijke klove grootendeels verdwijnt en dat de man in zijn lendenschort in het Oerwoud evengoed denkt en logische gevolgtrekkingen maakt als de man in zijn studeerkamer of academie. De laatste heeft zijn boeken, laboratorium, instrumenten enz. maar de barbaar daarentegen gebruikt die der natuur. De geleerde schrijft zijne ondervinding meer in woorden, waarvan hij den oorsprong niet meer weet, de Indiaan mengt zijne ondervinding in de taal legt ze vast in de namen van dieren, levenlooze voorwerpen, gelijkenissen met figuren enz. En o wonder, in grondslag zijn de logica van beide een en dezelfde. Onze bewijzen hebben wij geput uit taal en legenden. Het | |
[pagina 14]
| |
fondament der Car. taal beschouwen wij als onomstootelijk, terwijl het Geheel in details niet moet vergeleken worden met een steenen brug, die instort, zoodra een gedeelte losraakt, maar bij een fraai kantwerk, dat knoop voor knoop werd vastgelegd en evenzoo moet losgemaakt worden, Elk woord heeft meer dan een beteekenis, die met het Geheel in verband moet staan in aanmerking genomen de wijze waarop de taal werd opgebouwd. Alzoo wanneer de beteekenis ons meeningloos voorkomt, dan wil dit volstrekt niet zeggen, dat het verband met het Geheel niet bestaat; alleen maar dat wij met al onze gewaande volmaaktheid het symbool niet begrijpen. Het is van algemeene bekendheid, dat bij de ontdekking van Amerika, het aantal inheemsche talen en dialecten zoo groot was dat sommigen der eerste missionarissen openlijk verklaarden, dat dit het werk moest zijn van den Prins der Duisternis teneinde de verspreiding van het Evangelie te beletten. En dat ondanks de Indianen vanaf Alaska tot Patagonië in uiterlijk slechts zeer weinig van elkander verschilden, inderdaad in veel mindere mate dan ergens anders in het Oostelijk Halfrond. Von Humboldt maakt melding van ongeveer 500 talen en 2000 dialecten, niet medegerekend dezulke, welke reeds verloren waren gegaan. Verder nog het feit dat bij sommige stammen de aanduiding van een voorwerp door de mannen, geschiedde met een ander woord dan door de vrouwen. In Peru spraken de leden der Koninklijke familie der Inca's een eigen taal of dialect die verschilde van het dialect der gewone bevolking. Geheele familien, dorpen, vervangen dikwijls woorden door andere, hetzij uit bijgeloovigheid of anderzins. Brinton zegt dat deze veranderlijke talen eenige gelijkenis vertoonen met dieren, bij welke een afgehakt deel weder aangroeit. Toch zal geen natuurkundige deze dieren rangschikken als behoorende tot een hoogere orde. Evenmin zal een taalkundige aan deze veranderlijke talen een hoog standpunt toekennen. Darwin schrijft: As Horne Took, one of the founders of the noble science of philology, observes, language is an art like brewing or baking; but writing would have been a better simile. It certainly is not a true instinct, for every language has to be learned. It differs however, widely from ordinary arts, for man has an instinctive tendency to speak, as we see in the babble of our young children; while no child has an instinctive tendency to brew, bake or write. Moreover, no philologist now supposes, that any language has been delibera- | |
[pagina 15]
| |
tely invented; it has been slowly and unconsciously developed by many steps... With respect to the origin of articulate language, after having read on the one side the highly interesting works of Mr. Hensleigh Wedgrood, Rev. F. Farrar, Prof. Schleicher and the celebrated lectures of Prof. Max Muller, on the other side, I cannot doubt, that language owes its origin to the imitation and modification of various natural sounds, the voices of other animals, and man's own instinctive cries, aided by signs and gestures...... The mental power in some early progenitor of man must have been more highly developed than in any existing Ape before even the most inperfect from of speech could have come into use; but we may confidently believe that the continued use and advancement of this power, would have reacted on the mind itself, by enabling and encouraging it to carry on long trains of thought. A complex train of thought can no more be carried on without the aid of words, wether spoken or silent, than a long calculation without the use of figures or algebra..... The perfectly regular and wonderfully complexGa naar voetnoot(4) construction of the languages of many barbarous nations has often been advanced as a proof either of the divine origin of these languages or of the high art and former civilization of their founders. Von Schlegel writes: This is especially the case with the Basque, and the Lapponian and many American languages.’ But is assuredly an error to speak of any language as an art, in the sense of its having been elaborately and methodically formed... A Crinoid sometimes consists of no less than 150000 pieces of shell, all arranged with perfect symmetry, in radiating lines, but a naturalist does not consider an animal of this kind as more perfect than a bilateral one with comparativly few parts and with none of these parts alike excepting on the opposite sides of the body etc.... From these few and inperfect remarks, I conclude that the extremely complex and regular construction of many barbarous languages is no proof that they owe their origin to a special act of creation... If we possessed a perfect pedegree of mankind, a genealogical arrangement of the races of man would efford the best classification of the various languages now spoken troughout the world, and if | |
[pagina 16]
| |
all the extinct languages, and all intermediate and slowly changing dialects, were to be included, such an arrangement would be the only possible one. Tegenover deze theorie van den hoogst geleerden Darwin, plaatsen wij die van den Pujai, den Barbaar, het z.g. kind der Natuur. Hij zegt: Alle levens stammen af van Een Begin. De geringste Worm, de Tijger, de Barbaar, zijn dus even oud, staan wat tijd (wat wij menschen jaren enz. noemen) betreft, even ver van het Begin af, als de grootste professor onder de beschaafdste blanken. De een heeft zich naar deze, de andere naar gene richting ontwikkeld, gelijk de takken twijgen en bladeren van één boom. Maar alle komen uit één stam, worden gevoed door dezelfde wortels, en de vruchten die de boom draagt zijn alle dezelfde; zij hebben eenzelfde zaad in zich het Evenbeeld van den volmakenden Boom. Stilstand is er nooit in de ontwikkeling geweest, evenmin als de Gedachte en de beweging ooit hebben stilgestaan. Zoo is ook elke wala (soort) het volmakende Evenbeeld in materie van de vloeiende wale (levensharmonie) die haar bezielt. Gelijk de verbroken Cirkel voortrolt door het Rijk der hemelen, zoo rollen ook de soorten, genera enz. immer voort, de een sneller, de ander langzamer van jana veranderende, maar inwendig eeuwig van eenzelfde jumu vervuld. Zoo berust ook de Boom der Gedachte, de Gedachten van alle volken, op één grondslag. Gelijk alle mano (druppels) en tuna (wateren) naar Zee toe vloeien, waaruit zij ontstonden, zoo vloeien alle tunu (geestelijke wateren) en alle Aula (talen, Woorden) terug naar de Tunupere (de vrucht of vader van tunu; de beschaving). Zij kronkelen door elkander gelijk slangen, draaien gelijk draaikolken in een waterval, maar zijn toch gebonden aan Een Wet, de Eeuwige Cirkel der Vijf klinkers, de Vraag transmissie OE en het antwoord AIU. En wanneer wij denken dat wij aan het einde zijn, dan zijn wij weer bij het begin van den Cirkel. Gij blanken denkt, dat dit uit slijk en mest bestaande lichaam, de Rede, de Taal heeft voortgebracht. Wij Roodhuiden gelooven dat de Aula (het Woord, de Taal) van de Wala eerst bestond en dat Het Woord, de Soort, de materie, het lichaam opdacht. De Rede kan bestaan in het zwartste en meest mismaakte lichaam (kini kennis uit kinitio stank) maar het meest volmaakte en witste lichaam kan zonder rede niet bestaan. M.a.w. naar Indiaansche opvatting: reason is the reason, la raison d'être, de rede is de Reden. En ondanks de spraakverwar- | |
[pagina 17]
| |
ring welke vroeger onder de voorvaderen der Caraiben moet geheerscht hebben, zijn alle talen de pere (vruchten) van een Tunupere (de beschaving) en in grondslag precies dezelfde, hoewel in woorden en uitdrukkingen verschillende. Zoo berusten alle levens, alle soorten op één grondslag Wo, die de Schepping Wotopo vervult, den immer draaienden Ta-mo-mere-ke door Tamusi in beweging gebracht en omgekeerd. Wij willen niet beweren, dat elke taal een ‘special act’ zou zijn ‘of Creation’. Maar wij zien niet in, dat de barbaarsche philosoof ongelijk heeft met te beweren, dat elke Aula (Woord) van elke Wala (soort enz.), slechts de getallen, de uitkomsten of stadia zijn van de groote mathematische of algebraïsche berekening van den Grooten Mathematicus Tamusi de Cirkelbeweging daarboven en overal. Ook met betrekking tot den oorsprong van Taal, als het gevolg uitsluitend (volgens Darwin) ‘of the imitation of natural sounds the voices of other animals, and man's own instinctive cries, aided by gestures etc.... faalt de wetenschappelijke theorie. Want het Alphabet, dat den grondslag uitmaakt van de Car. taal, (en alle andere talen) is niet het gevolg van nabootsing van dierengeluiden en instinctmatige kreten. Logisch is de grondslag een vroegere zeer hooge z.g. Beschaving. De voorvaderen der Kalinia's waren beschaafd en geen idiootachtige narren of clowns die van de dieren het a b c moesten leeren. En al moge door de een of andere oorzaak, de moraliteit gedaald zijn, de oude Mexicanen en onze Indianen bewijzen ten duidelijkste dat kennis geen moraliteit voortbrengt, integendeel. Want het is ontwijfelbaar dat de Aztecs een beschaving moeten gekend hebben, die bij de ontdekking van Amerika in verreweg de meeste gevallen hooger stond dan die der ontdekkers. En toch stond hun zedelijk peil laag, zeer laag zelfs, want zij brachten menschenoffers aan hunne goden, evenals de oude Egyptenaren, de wijze Grieken, de dappere Romeinen enz. Daarenboven aten zij het vleesch der slachtoffers.. Maar hun sterrekundige berekeningen en denkelijk ook andere, voor de Spanjaarden in dien tijd totaal onbegrijpelijke philosophiën en theoriën, waren even ingewikkeld en logisch als die van den modernen tijd. Gesticulaties onder het praten zijn bij de Indianen schier onbekend; zij hebben ze niet noodig, want hun taal is voldoende ten einde hunne gedachten uit te drukken. Hierin verschillen zij dus van den beschaafden Franschman. | |
[pagina 18]
| |
In de Car. taal dragen vele dieren een naam, naar het geluid dat ze voortbrengen. Maar deze naam berust op eenzelfden en o.i. logischen grondslag. Het opmerkingsvermogen toch met betrekking tot de Natuur is onbegrijpelijk grooter bij den woudbewoner als bij den professor in een studeerkamer. Inderdaad zoo zeer is de opmerkingsgave ontwikkeld bij sommige der z.g. meest barbaarsche volken, dat de wetenschap ze dikwijls, ongelooflijk als het moge klinken, bestempelt met den naam ‘instinctive, a lost sense’ etc. Op deze opmerkingsgave van den Mensch baseert o.a. Brinton enz. zijn theorie van ‘the adoration of the four cardinal points; een soort van vereering van den primitieven mensch voor de vier windstreken etc. In Suriname wanneer een Indiaan in het woud verdwaalt, dan helpt noch de stand der Zon, noch de kennis der vier windstreken dat weet iedere woudlooper, ik meen dezulken, die werkelijk verdwaald zijn, want ook in dit geval geldt het: ‘de beste stuurlui staan aan wal.’ Dezelfde nietigheden, kennis der natuur, opmerkingsgave enz. leiden den verdwaalde weder op het rechte spoor. Dezelfde opmerkingsgave, die hij ten toon spreidt bij het volgen van een dierenspoor door een tropischen plantengroei, leidt hem er toe de bewegingen enz. van het vervolgde dier nauwkeurig te berekenen naar den stand der pooten, diepte der indrukken, uitsteken der nagels enz. Nooit of te nimmer kan de blanke hem hierin evenaren, en om zijn gebrek aan opmerkingsgave te verbergen, noemt hij ze instinct een verloren zintuig enz. de barbaarschheid van een idioot. Tot deze slotsom leidt de theorie van het Vooroordeel, de minachting voor de denkkracht van den Evenmensch, omdat voor deze de paleizen van het woud schooner zijn dan die van steen en slavernij. Omdat hij niet wil buigen, zich niet wil schikken in de slavernij der beschaving, niet wil zwoegen en ploegen voor de tirannieke blanke roovers, omdat hij dezen beschouwt als menschen van vergankelijk vleesch, bezield door dezelfde hartstochten en onderworpen aan dezelfde vleeschelijke behoeften als hij, de geminachte barbaar der wouden. Liever de dood dan deze slavernij, zegt hij, dan deze vereering van het Lichaam van slijk Kwetsend en onteerend is zij voor den Naamlooze daarboven. En dit is dan ook de reden waarom een Koning aangeduid wordt als Tonomu jopotelu d.w.z. Baas van vleesch en de Gouverneur als Japotoli tekake hetwelk twee beteekenissen bezit nl. ‘Het machtige, de Baas vol praats. Het dikke, Machtige lichaam. Want, re- | |
[pagina 19]
| |
deneert de Roodhuid, de Koningen hebben slechts macht over het vleesch van hunne onderdanen en niet over, zelfde geringste, hunner gedachten. Wij laten thans als curiosum en ter vergelijking volgen een verzuchting van een der vroegere Indiaansche koningen: Alle dingen op aarde hebben een vastgesteld tijdperk, en alle Macht, Trotschheid, Pracht en Kracht vergaan weder tot stof. De geheele Wereld is één graftombe en alles wat thans aan hare oppervlakte prijkt, zal eens weder in haren schoot verzinken. Rivieren watervallen en stroomen alle snellen naar hun bestemming. Zij snellen vooruit teneinde zich in de boezem van den Oceaan op te lossen. Niet een keert terug naar de bronnen, waaruit zij ontstond. Hetgeen gisteren bestond, is heden niet meer, en dat zal misschien morgen niet meer bestaan. Het kerkhof is vol ontbindende lichamen; een einde van alle glorie op aarde, weggevaagd gelijk de rook uit de keel van Popocatepell. De machtigen, de wijzen, de dapperen, de schoonen, waar zijn zij thans? En hetgeen hen wedervaren is zal ons aller deel zijn. Laat ons daarom hopen op den Hemel, waar alles eeuwig is en de verrotting niet bestaat. De afschuw voor het Graf is slechts de wieg der Zon, en de donkere schaduwen van den dood zijn de schitterende lichten der sterren. Het vorenstaande is een der overpeinzingen van Nezahualcoyotl een Tezcucaanschen monarch, van wien gezegd wordt dat hij het kanibalisme in zijn rijk had afgeschaft of ten minste had beperkt. Hij richtte een altaar op aan den Onbekenden God, de oorzaak der Oorzaken. Hij bouwde een pyramidevormigen tempel met negen verdiepingen om de negen hemelen terug te geven. Een tiende verdieping droeg het dak dat zwart geverfd was en met sterren verguld. Deze tempel was gewijd aan den Onbekenden God enz. Prescott, hierover schrijvende, zegt: ‘It seems probable from the emblem on the tower, as well as from the complexion of his verses as we shall see, that he mingled with his reverence for the supreme the astral worship which existed among the Toltecs. Wij waren zeer getroffen over het vorenstaande en het godsbegrip der hedendaagsche Caraïbische Pujai's. Ook zij dienen een Naamloozen God als Allerhoogste, ook zij verachten het Lichaam van slijk, en hebben een onbeperkt geloof in de onsterfelijkheid der ziel. Ook voor hen is het Eeuwige Licht datgene wat wij na onzen dood tegemoet gaan. Maar wat een vereering van sterren aangaat, | |
[pagina 20]
| |
bestaat deze niet bij de Kalinia's en gelooven wij ook niet dat zij ooit bij de Toltecs bestaan heeft. Onze ziel en ons levenslicht zijn slechts vergelijkingen van de Zon en de Sterren, doch deze laatste zijn geen voorwerpen van vereering. Zij zijn slechts de werkingen van het Woord. Van een Pujaiman, aan wien wij vertelden, dat de blanken de Indianen als barbaren en weinig meer dan dieren en idioten beschouwen, ontvingen wij het merkwaardige antwoord: ‘Wij leven eendrachtig in het woud en hebben een vast geloof aan de onsterfelijkheid en een beter hiernamaals in de Masuano, vol van dezelfde genoegens als alle blanken die verlangen in hun Paradijs, dat zij aan ons willen opdringen. Bij ons bebouwt ieder den grond voor zich zelf en de zijnen. Wij jagen en visschen en verdeelen den buit. De beschaafde mag dit leven barbaarsch noemen, doch wij geven er de voorkeur aan boven het leven van hen die slaven en knechten zijn van hun evenmenschen, die zij toch nooit als hun meerderen, kunnen beschouwen om reden dat allen van één bloed en vleesch zijn en dezelfde behoeften gevoelen. De slaaf of knecht die zelve in een hut gelijk wij zelven woont zwoegt en ploegt om een paleis te bouwen voor een ander, die nooit in een paleis zou wonen, indien hij den slaaf niet had om voor hem te werken. Zelve zou hij geen paleizen bouwen, maar zich tevreden stellen met een hut. De knecht werkt niet uit liefde, maar uit nood, om later ook te kunnen onderdrukken, zooals hem geleerd wordt, dat rechtvaardig is. Naar onze meening dollemanswerk toont dit aan, dat de beschaving der blanken rot is. Wat kan de beschaving den Indiaan anders aanbieden dan werk, zucht naar weelde, tering enz.? Wat heeft zij tot nu toe hen anders aangeboden? Gij noemt ons lui omdat wij niet voor u willen werken of gelijk een koelie voor 60 cent per dag uw land met ons zweet en bloed bebouwen. Neen liever de vrije wil in de vrije natuur. Of denkt gij, blanke, dat onze jonge meisjes geen schaamte gevoelen omdat zij in uwe oogen ongekleed gaan? Denkt gij dat onze dorpen gevuld zijn met sletten, zooals uwe steden? Dan vergist gij u deerlijk en oordeelt alleen uit verwaandheid’. Het gevoel van bitterheid tegen de beschaving bij de Caraïben van Suriname en elders is niet het gevolg van grieven tegen het bestuur of tegen den persoon van den blanke, maar het gevolg van een inderdaad vreeselijke ondervinding uit het verleden, toen de kennis gepaard aan de tiranny van koningen en leeraars en haar | |
[pagina 21]
| |
onvermijdelijk gevolg, de anarchie op vreeselijke wijze onder hen moet gewoed hebben. Toen geheele dorpen en steden verslonden werden door de Akamisiale, (zie aldaar) de symbolische zondetijgers, letterlijk de waterval van spraak of aardsche kennis, hetgeen beteekent dat zij tegelijk plotseling krankzinnig werden (zoo iets als de St. Vitusdans der middeleeuwen). Daarom hebben de Caraïben tot op den dag van heden een vrees overgehouden voor de beschaving, hoewel de Pujai's een series symbolisch schrift kennen, min of meer overeenkomend met het Chineesche schrift. De hieroglyphen in Eng. Guiana en de West-Indische eilanden zijn brokstukken van dit systeem, waarop wij nader terugkomen Daarom vluchtten in onze bovenlanden de Trio's weg voor Crevaux en de Goeje, terwijl volgens Quelch, in Demerara sommige Indiaansche dorpen zich bevinden in de meest onherbergzame streken, hoewel niet ver van daar vruchtbaar land te vinden is. Deze vlucht geschiedt niet uit vrees voor den blanke, maar voor de gevolgen van ziekten en beschaving, die hij met zich brengt. Thans volgt de vraag; hoe weten wij dat? De lezer oordeele zelf: In de Usumatsintla vallei op de grens van Guatemala en Mexico ligt de ruïne van Tikal, welke wordt verondersteld te zijn geweest een hoofdstad der Maya volken. In deze ruïne zijn gevonden vreemde astronomische instrumeuten, spellen, overeenkomende met baseball en lawn tennis, alles getuigende van een hooge beschaving. Groote pyramidevormige tempels, met kunstig beeldhouwwerk en talrijke hieroglyphen en poorten met gebeeldhouwde Panthers worden in deze ruïnes aangetroffen, alsook Altaren waarop ontwijfelbaar menschen geofferd werden; verder groote waterwerken enz. Maar niemand weet, wie deze stad bewoonde, noch waarom zij verlaten werd, maar algemeen wordt aangenomen, dat dit betrekkelijk kort geleden voor de ontdekking van Amerika geschied is omdat er onder de overblijfsels houten balken met hieroglyphen zijn gevonden. Slechts in het Museum of Natural History, U.S., is een oud document, gedateerd 1556. Daarin staat, dat de oude inboorlingen in die streek van hun voorvaderon gehoord hadden, dat er eens op die plaats drie koningen heerschten, die uit het Westen? kwamen. Zij brachten een menigte menschen met zich, bouwden steden en tempels en regeerden hun land in vrede. Deze koningen kwamen zonder vrouwen, leefden zeer kuisch, totdat een van hen verdween. Teon volgde een teruggang een verval tot het kwade. Het volk | |
[pagina 22]
| |
werd verdeeld, joeg alle edelen, rijken en opperhoofden weg, verwoestte de stad en verliet de plaats. Is deze oude legende fictie? Wij antwoorden ‘Neen’. Zij is de o.i. Waarheid en vindt hare bevestiging en bewijs in Guiana's oerwouden bij de Caraïbische volken. In de Car. taal dragen vele levensvormen gelijk te voren aangehaald den naam van hun geluid, andere weer naar hunne levenswijze, kleur of andere eigenschap, die ze kenmerkt. Wij halen slechts een voorbeeld aan. De Roode Ara heet bij de Caraiben Konolo, een naam, die veel overeenkomst heeft met het geluid van den vogel. De oppervlakkige conclusie volgt dan ook; de naam is afkomstig of doelt op het geluid. Dit is zoo, maar hoogst merkwaardig beteekent kono regen en lo voorbij. Konolo wil dus zeggen ‘Regen die voorbij is’. Ko heeft tevens het begrip vruchtbaar en no vullend. Dit is nu wartaal voor eenieder die niet weet, dat in Suriname de Roode Ara algemeen geldt als een aankondiging van het droge seizoen, de regentijd is dan voorbij, de z.g. tropische winter treedt in, alles kwijnt, houdt gedeeltelijk op te groeien uit gebrek aan vruchtbaarmakend water. De naam van den Ara geeft alzoo niet alleen terug het geluid, maar tevens de aard, de werking, het woord, zooals de Indiaan het noemt. Het is gemakkelijk om dit ‘toevallig’ te noemen of zooals Darwin beweert de woorden ‘Gebod, Vruchtbaar, Vullen, Regen, het verleden, wat voorbij is enz. in de Car. taal vast te stellen als afkomstig van een imitatie van de geluiden van den rooden Ara chloroptera door de aapachtige voorvaderen van de hedendaagsche Kalinia's, maar een ieder, die een oogenblik nadenkt, zal moeten toegeven, dat zulks onmogelijk is. De Caraib beweert, dat het geluid van elk wezen, de uiting is van den Wil, de Beweging in de soort. Alle wezens van éen geluid vormen één levensharmonie, één kleur, één soort, één eenheid, éen lichaam. Zij zijn in staat voort te telen, omdat hunne harmoniën ineenvloeien, één zijn. De geringste kreet, de geringste beweging, het geringste geluid van het nietigste wezen, is even zeker een deel van dat wezen als het lichaam dat wij zien. Meer nog, het geluid, de beweging is het wezen, niet het omhulsel dat slechts een tijdelijk omhulsel der gedachte van den wil vormt. Zoo is ook de Taal van den mensch van alle menschen uit één oorsprong ontstaan. En al moge, gelijk de individuen van een soort, de een her- de ander derwaarts gaan, zij zijn toch gebonden aan één harmonie, één vloeiing, één Grond- | |
[pagina 23]
| |
gedachte, een Alphabet. Max Muller beweert, dat talen republieken zijn, de Caraibische philosoof zegt: Talen zijn koninkrijken en boven alle staat Hij, de Harmonie Eenheid, de Gedachte Eenheid, de Talenkoning, werkende door het Alphabet. Hoe menigmalen is ons niet door de Pujaipriesters toegevoegd: wij spreken verschillende talen, maar toch alles berust op één spraak. De geheele wijsbegeerte van den Indiaan berust op de Wet der Gelijkenissen, der Harmoniën, welke hij tusschen de verschillende vormen waarna zich de stof voordoet, opmerkt. Het geheele tulala systeem (signatuur-leer van het Oosten), hoe verward en ongerijmd het ons thans moge voorkomen, berust toch op een natuurlijke logica, die waarheid moet zijn. Het is de wet der harmonie welke den Tapir aantrekt tot het modderige water, gelijk de wellust zich wentelt in aardsche kennis. Het is een gedeelte van zijn leven zijn aardsche levenseenheid weia, zijn levenscirkel jumu, zijn instinct, Het gewei van het Hert is het gevolg zijner harmonie, zijn eenheid, evenals de roode kleur van den scharlaken Ibis het gevolg is van zijn harmonie, zijn levenszang. Maar deze bestond reeds van af het begin. Reeds bij de afzetting der kiem was het einde bepaald de dood, de verbranding, de verroesting van het omhulsel gelijk bij een berekening de juiste uitkomst reeds in theorie moet bestaan. Dit omhulsel schoon en natuurlijk als het in onze oogen mag uitzien, is slechts het wordend natuur-lijk in beweging gebracht door den Wil van Een, een verlicht oogenblik in den nacht van het Geheel. Wanneer een professor uit een universiteit naar Afrika gaat om de ‘taal’ der Apen te bestudeeren, men lacht erom, maar toch ‘het is en blijft hooge wetenschap in verband met de Evolutie-leer. Maar wanneer een Indiaan, die in het woud is geboren, zijn bestaan dankt aan zijn buitengewone opmerkingsgave, niet voor het uiterlijk, maar juist voor het innerlijke, de instincten der hem omringende levensvormen, en die levensvormen noemt naar gelijkenissen welke hij tusschen hun instinct, zijn Taal en de omgeving opmerkt, dan verwerpen wij dit als ‘imitatie van geluiden’ zonder te onderzoeken, uit pure onkunde, of dat verband wel bestaat. De barbaar of natuurmensch wordt gewoonweg beschouwd als een idioot, die onwetend niet in staat is logische gevolgtrekkingen te maken steeds ais regel leugens verkondigt, m.a.w. een natuurlijke clown. De Rede, de Taal, de bewijzen in de dierenwereld om ons heen, dwingen ons evenwel geloof te slaan aan den Indiaanschen philosoof der wouden, die beweert, dat het woord ‘toeval’ in de Natuur | |
[pagina 24]
| |
niet bestaat, dat elk geluid van elken vogel, elk insect enz. slechts de uiting is van het ‘Woord’, een mathematische berekening van cijfers en letters in materie. Dat beweging, noch geluid, noch leven toevallig zijn, maar dat er zelfs Taal en Gedachte bestaat in ‘het ruischen van het ranke riet.’ Maar wij beweren niet, dat in alle gevallen het geluid van een dier naar Indiaansche mecning, de werking teruggeeft. Volstrekt niet, want er zijn vele species, welke hun naam danken aan andere opmerkelijke eigenschappen t.w. kleur, levenswijze enz. Buitendien een vogelgeluid, dat in Caraibische ooren klinkt als konolo, zal door blanke ooren misschien opgevangen worden als katapa, maloto enz Maar in alle gevallen, het geluid eener soort is een deel van de soort-eenheid, even zeker als de Taal een deel is van den mensch alleen, omdat hij alleen het Alphabet bezit, dat de Eenheid harmonie vormt van alle geluiden in de Natuur. In welken vorm men de theorie van den z.g. Barbaar wil opvatten, het feit staat er, dat de Caraibische taal ten minste in den laatsten tijd niet zooals Darwin beweert ‘slowly and unconcisiously developed’ is, maar integendeel deliberately invented, al is dit ook in strijd met de tbeorie van alle philologisten. De barbaarsche Pujai kent den grondslag zijner taal, daarop berust zijn gansch geloof zijn gansch vertrouwen op een hooger bestaan, iets wat bij ons, beschaafden, is verloren gegaan. Niet dat wij de Rede niet vereeren maar de Reden van de Rede wordt door velen over het hoofd gezien Of wel, wij moeten de ‘wonderfully complex construction of the languages of many barbarous nations’ toeschrijven aan eenzelfden grondslag als Volapuk of Esperanto, m.a.w. dat er in Amerika en ook in het Oostelijk Halfrond, eens een Wereldtaal en een beschaving moeten bestaan hebben gelijk aan die van den modernen tijd. Maar een ieder zal moeten toegeven, dat noch het systematische Volapuk noch het op gelijkenissen berustende Esperanto wat wetenschappelijke constructie aangaat, kan vergeleken worden met het Caraibisch, want deze taal berust op de werkingen en gelijkenissen in de Natuur, en de Natuur liegt nooit; alleen de vertolker kan zich vergissen. Wanneer wij alzoo vinden, dat in het Car., de grondslag, het alphabet in elke letter een werking of begrip bevat, die met de vorming van de taal in verband staat, dan is het logisch te besluiten, dat dit afstamt van een even hooge kennis als die het Volapuk of Esperanto als wereldtaal wil beschouwen. Maar het Car. heeft dit voor, dat het o.i. op eenzelfden grondslag berust als de Genesis van Mozes met betrekking tot de Scheppingsgeschiedenis. | |
[pagina 25]
| |
Het is dus geen error om te spreken van een taal, as an art, want de Caraibische taal is ‘elaborately and methodically found’. Darwins theorie met betrekking tot de Crinoid-shell wankelt, omdat deze berust uitsluitend op zichtbare kenteekenen. Het intellect van een bij of mier doet niet onder voor dat van een olifant. Een dier waarbij een afgehakt deel weder kan aangroeien staat o.i. nader bij het Volmakende Begin, dan de hulpelooze Mensch d.w.z. wat lichaam betreft. Maar natuurlijk, als wij ons vleesch als volmaakt gaan beschouwen, dan moet al wat leeft in de Natuur in schoonheid en volmaaktheid voor het lieve Ik onderdoen. Er zit brein in den Neger en den Indiaan die een hoogere Macht erkennen, werkende in de Gecko, welke zijn staart kan laten vallen, die later weder aangroeit. En wij zien niet in waarom een Crinoid op een lager trap van ontwikkeling zou staan dan een bilateral shell enz. want eenzelfde tijdsverloop scheidt beide van het begin en dit begin is het einde; het geheel is een Cirkel. Stellen wij ons voor, dat er in onzen tijd een wereldtaal zooals Volapuk door alle volken zou worden aangenomen. Dat er dan een ijsperiode, zooals de moderne geleerden voorspellen, zou komen, en dat slechts een klein aantal menschen (hetzij professoren of leeken) zich redden konden. Zouden deze dan de wetenschap aan het nageslacht overbrengen? Waarom? Er zou geen publiek meer zijn om te applaudiseeren, geen universiteiten om te apprecieeren. Men zou denken: Wat baat ons kennis? Waarom heeft het menschelijke ras bestaan, wat heeft al ons zwoegen en denken gebaat? Een soort van schikking in het Onvermijdelijke, een begrip van ‘Laat Gods water over Gods akker vloeien’ zou zich van het overlevende deel der menschheid meester maken. Na verloop van tijd zou de kennis van schrift, als noodeloos en ontbeerlijk, verloren zijn gegaan, en de menschen zouden weer in barbaarschheid vervallen. Dan zou de cirkel opnieuw beginnen. Met een taal als Volapuk als grondslag zou de Rede zich weer ontwikkelen, een nieuwe beschaving zou langzamerhand ontstaan gelijk elk deel van een Hydra (Tunupere der Caraiben) zich weer vormt tot een nieuwe geheele Hydra. En geleerden zouden weder de talen der barbaren onderzoeken en daarin hun eigen beeld, hun eigen verleden terugvinden. Zouden de philosophen dan het Volapuk als grondslag van de barbarentaal vindende, dit aan toeval toewijten of aan een combinatie van verschillende dierengeluiden door den aap-mensch nagebootst en vereenigd tot een grondslag van taal? Zeer zeker zou de beteekenis der woorden zijn verloren gegaan, omdat dan het engelsch niet meer | |
[pagina 26]
| |
zou zijn, zooals wij het nu kennen. Het Volapuk zou dus uitgemaakt worden als een toevallige samenvoeging van klinkers en medeklinkers voortgebracht door de taal, doch niet den grondslag waarop deze deliberately and methodically werd opgebouwd. Want het zou kwetsend zijn voor de eigenliefde van den blanke om te erkennen, dat onze Rede, onze Taal het gevolg is van een grondslag van Beschaving en niet berust op een combinatie van nagebootste dierengeluiden door een soort idiootachtig aapmensch. Evenzoo de Crinoid, die ondanks haar ingewikkelde schaal lager zou staan in ontwikkeling dan een eenvoudige bilateral shell. M.a.w. indien het dier van de bilateral shell een Crinoid-schaal bezat, dan zou deze logisch van wege hare meerdere symmetrie en ingewikkeldheid aan een hoogere ontwikkeling moeten toegeschreven worden. Wanneer een mensch in staat was een afgehakten arm weder te laten aangroeien, dan zou dit een teeken van hooge ontwikkeling zijn, maar omdat slechts een hagedissoort zulks kan doen, is deze laag in ontwikkeling. Zulk een oordeel is partijdig en kan daarom niet juist zijn. Zoo is ook Volapuk het gevolg van brein en verstand, maar het Caraibisch slechts toevallig of de instinctmatige gedachten van het simpele kind der Natuur? Daarbij wordt evenwel geheel uit het oog verloren, dat het kind in de natuur het gevolg is van het volwassen individu. Het kind kan niet voortbestaan, alleen de volwassen voorwerpen zijn daartoe in staat, hetzij als protoplasme of de volmaakte cel, die zich in tweeën scheidt, als het meest ingewikkelde zoogdier, dat de soort voortplant. De cel moet eerst volmaakt zijn, voor dat zij zich in tweeën kan scheiden, evenzoo kan het kind de soort niet voortplanten. Het leven bestaat slechts door volwassen lichamen en volwassen gedachten en niet door kinderen en idioten. Het zaad in grondslag is het evenbeeld van den volgroeiden Boom. Hoe het ook zij, wanneer een Taal wordt opgebouwd in systematische (synthetische) volgorde op natuurwerkingen in verband met de letters van het Alphabet, dan moet de oorspronkelijke taal schier dezelfde zijn als eene door de grootste moderne philosophen ontworpen. Want niemand zal toch beweren, dat de hoogste wetenschap berust op de kennis van een groot aantal ongeconnecteerde feiten; integendeel generalisatie, concentreering van details wordt als de hoogste philosophie aangenomen. Nemen wij verder aan, dat er werkelijk een l.o.z. instinctmatige werking in elke letter bestaat, dan moesten indien de grondslag van taal ontdekt werd in Babylon, Palenque, Egypte of Londen, deze elementaire werkingen overal | |
[pagina 27]
| |
dezelfde zijn, hoewel de woorden daaruit samengesteld met den vrijen maar aan één Wet onderworpen wil van den mensch geheel kunnen verschillen, gelijk chemische verbindingen, die toch alle op de elementen berusten. Darwin schrijft: There is no evidence that man was aboriginally endowed with the ennobling belief in the existence of an Omnipotent God. On the contrary, there is ample evidence derived not from hasty travellers, but from men who have long resided with savages, that numerous races have existed, who have no idea of one or more gods, and who have no words in their language to express such an idea. The question is of course wholly distinct from that higher one, wether there exists a Creator and Ruler of the universe and this his been answered in the affirmative by some of the highest intellects that have ever existed.... It is also probable, als Mr. Tyler has shown, that dreams may have first given rise to the notion of spirits; for savages do not readily distinguish between subjective and objective impressions... The tendency in savages to imagine that natural objects and agencies are animated by spiritual or living essences, is perhaps illustrated by a little fact, which I once noticed. My dog, a full grown and very sensible animal was lying on the lawn during a hot and still day, but a little distance a slight breeze occasionally moved an open parasol, which would have been disregarded by the dog, had any one stood near it. As it was, every time that the parasol slightly moved, the dog growled fiercely and barked. He must, I think have reasoned to himself in a rapid and unconscious manner that movement without apparent cause indicated the presence of some strange living agent, and that no stranger had a right to be on his territory. Prof. Braubach beweert zelfs dat een hond zijn meester beschouwt als een god. Wij hebben het vorenstaande slechts aangehaald om te doen zien op welke wijze geleerde! gronden de barbaarschheid van den barbaar bij de wetenschap berust. Wij zien niet in hoe het mogelijk is, dat een denkend mensch omringd door de levende Waarheid in de Natuur, daaruit slechts valsche gevolgtrekkingen maakt, en dat de waarheid alleen in het laboratorium te vinden is. De indiaan noemt het begin van zijn godsdienst de Gedachte Onu, de slaap Ono, de droom One. Maar dit woord bezit een hooge, diepe beteekenis en evenveel logica als de geleerde ziet in een slapenden hond om daaruit het begin van godsdienst af te leiden. De wetenschap | |
[pagina 28]
| |
noemt the animated essences, zooals Darwin ze uitdrukt, als wij ons niet vergissen ‘protoplastic fluid running through all the individuals of a species. De Caraib noemt ze wale van wala, de levens-E-harmonie der soort. De wetenschap zegt atomen enz. van goud, de Indiaan zegt amu van goud. En de Roodhuid maakt geen onderscheid tusschen de jumu van levenlooze en levende voorwerpen, omdat hij ze in grondslag voor één houdt, de werking van Een Naamloos Begin een? En wat de barbaar als iets gewoons beschouwt, iets dat van zelf spreekt, dan zoekt de geleerde uit alle macht in zijn laboratorium te bewijzen (alsof daar alleen waarheid te vinden is) vol minachting voor de logica van den natuurmensch. De geleerde acht den barbaar beroofd zelfs van datgene wat ons uitsluitend tot mensch maakt, nl. de Gedachte. Maar wij vragen: ‘hoe moet de Indiaan, die geen academie bezocht heeft, zich voor een professor verstaanbaar maken als hij wil aanduiden: ‘het Cirkel vereenigend proces, dat de individuen of solo van een soort een geslacht enz. aan elkander verbindt. Hij duidt dit aan door slechts een woord jumu. Maar hij wordt niet begrepen omdat wij in onze taal voor eenzelfde aanduiding een twintig tal woorden noodig hebben; verder nog dat er slechts betrekkelijk weinigen onder de blanken zijn, die deze geleerde hypothesen kennen en begrijpen. Brinton kent ze zeer zeker, doch hoe weinig hij den Indianen begrepen heeft blijkt uit het gezegde: het is moeilijk uit te maken waarom o.a. bij de symbolen van sommige N.-Am. stammen een cirkel als een geest wordt aangeduid en geteekend. Ook in Suriname wordt een jumu door de Indianen vertaald als geest, omdat ze zich niet beter kunnen uitdrukken maar het begrip jumu is heel iets anders dan een spook, visioen of een afgod, zooals men het doorgaans opvat. Te verwonderen is het dus niet, dat een Indiaan zoo gauw verveelt als hij met een blanke praat. Hij begint te geeuwen enz. De volmaakte blanke noemt dit luiheid, domheid, onbeschaafdheid, barbaarschheid enz., maar de grondslag is oneindig dieper. En het is zeker dat in de plaats van den Indiaan, de blanke even hard zou geeuwen en zich vervelen. |
|