De menschetende aanbidders der zonneslang
(1907)–F.P. Penard, A.P. Penard– Auteursrecht onbekendXV. Drankfeesten. Galakleederdracht. Muziek. Dansen.Indiaansche feesten vinden alleen plaats bij gelegenheden, o.a. ter eere van een Piaaiman, die zijn examen gedaan heeft, een huwelijk, geboorte, sterfgeval enz. Een ieder, die ruim van pajawalu, Ar. tapana voorzien is, kan zich tot gastheer maken van het geheele dorp of de geheele omgeving. In vroeger tijden, toen de Indianen talrijker waren dan thans, gaven zij ook grootere feesten. Geheele dorpen noodigden elkander uit tot een algemeen drinkgelag. En dat zonder onderscheid van nationaliteit; elke vriend, die kon drinken, was welkom. Invitaties werden rondgezonden in den vorm van touwtjes elk met een bepaald aantal knoopen (of zaden) al naar gelang het aantal dagen, dat moest verloopen voor het feest. De gastheer behield een touwtje. Boodschappers brachten de overige rond. Iedereen zorgde elken dag een knoop los te maken.Ga naar voetnoot(55) De drank werd reeds een week of zoo te voren door de vrouwen bereid in groote korjalen, die elk 150 à 200 gallon konden bevattenGa naar voetnoot(56) en die bedekt waren met paloeloebladeren. De omtrek der drinkplaats was tevens door de mannen van alle onkruid gezuiverd. Twee dagen voor het feest ging de gastheer in zijn hangmat liggen ten einde de bezoekers te ontvangen, die in troepjes te gelijk | ||||||||
[pagina 168]
| ||||||||
aankwamen. Een ieder bracht zijn eigen levensmiddelen mede. Elke stam gaf van uit de verte door luide kreten zijn nationaliteit te kennen. De Arowakken riepen: Lokono, de Caraïben Kalienja. Ieder gast zocht terstond na aankomst den gastheer in zijn hangmat op teneinde hem het onderweg opgedane nieuws mede te deelen. Daarna ging hij zich in de kreek wasschen en een kalebas kasiri drinken. Eerst den volgenden dag begon het feest. Jong en oud takelde zich toe op allerlei vreemde wijzen. Ieder beschilderde zich met koesoewee-sap, krapa-olie, krawiroe, tapoeloepa of taproepa. Verder met alakasiri-balsem, sipipio enz. Den rug liet men zich door een ander besmeren. De versiering bleef niet beperkt tot menschen. Integendeel alle instrumenten alsmede tamme Apen, Honden enz. werden op gelijke wijze behandeld. Een trom en een dansstok met zaden.
Het gala-costuum der Kalienja's, vooral der zg. Itioto's of Bosch-Indianen was in vroeger eeuwen uiterst phantastisch. De man droeg een groote kamisa van of kralen zaden met veel-kleurige vederen omzoomd; verder lange halssnoeren en colliers om pols en enkels. Over den rug hing een mantel, bestaande uit de vederen van Ara's, Papegaaien, Hokohoenders, Aigretten enz., waartusschen huiden van Kotinga's, Suikervogels, Tanagers, goud kleurige torren enz., terwijl ook de borst versierd was met vogelhuidjes w.o. vooral de op schubbetjes gelijkende borstvederen van de Geschubde of Gevlekte Woudduif (Columba speciosa), bij de Caraïben ook bekend als Wakekwan of Ar. Jaboeli. Het hoofdhaar was versierd met vlokjes dons en vederen. Het hoofd werd omspannen met een diadeem van gevlochten wariembo, waarboven waren gestoken lange staartvederen van Ara's, Papegaaien, enz. het geheel netjes afgewerkt met andere kleinere vederen en dons. In de ooren staken lange roode of witte | ||||||||
[pagina 169]
| ||||||||
vederen. Aan de oorlellen hingen letterhouten of beenen staakjes die soms met kolibrievederen versierd waren en langs de kaak tot aan den mond reikten, terwijl een bol, waaraan lange vederen of franjes, aan de onderlip de versiering voltooide.Ga naar voetnoot(57) Het galacostuum onzer hedendaagsche Indianen is wel niet zoo phantastisch als het bovenstaande, doch komt het in vele opzichten zeer nabij. Sommige der versiersels hebben oorspronkelijke namen, andere weer niet. O.a. heeft men:
Of onze Indianen ooit vroeger neusversiersels droegen, hebben wij niet kunnen uitmaken. De Arowakken noemen ze echter, dasielie-lokoto. Behalve de hierboven aangehaalde versieringen van vederen enz. werd het lichaam tevens beschilderd met verschillende, gekleurde verfstoffen, gemengd in welriekende oliën, hetgeen thans nog geschiedt. Soms werden borst en rug blauwzwart en rood beschilderd; vuurrood, daarentegen de wenkbrauwen, neusrug, eenige lijnen aan de wangen en een plek aan het voorhoofd. Het costuum der vrouwen was eenvoudiger. Zij droegen minder vederen, doch een overvloed van zaden of kralen. Ook thans nog mag een meisje of vrouw geen jongeling of man in fraaiheid van kleederdracht overtreffen. Want, zegt de Indiaan, zie naar de mooie vogels; alleen het mannetje pronkt, het wijfje bewondert! Soms kan men nog de Indianen aantreffen in een kleedij, welke eene geschilderde imitatie vormt van de bevlekking eener Jaguarhuid, Boa, enz. De reden dezer versiering is denkelijk nog een overblijfsel van de vroegere dierendansen, waarover later.Ga naar voetnoot(58) | ||||||||
[pagina 170]
| ||||||||
Zoodra ieder gast zich op voldoende wijze had versierd of laten versieren, hetgeen meermalen uren in beslag nam, begon het eigenlijke feest met het Toekoesi- of Bimiti-spel of gevecht, ten doel hebbende, de eer om den eersten kalebas drank te ledigen. Rijen jongelingen plaatsen zich op bepaalde afstanden van elkander op den weg, die naar de hut leidde, waar de korjaal met drank stond. Een troepje jongelieden stelde de Toekoesi of Kolibries voor, die al vechtende gelijk deze vogeltjes, zich een weg door de rijen hunner kameraden moesten banen. Op een wenk van den gastheer, begon de strijd. De jongelingen renden vooruit doch slechts aan enkelen gelukte het de hut te bereiken, waar zij werden opgewacht door vrouwen, die hen zonder vorm van proces, peperwater in de oogen trachtten te gooien! Eindelijk wierp een der strijders, de paloeloe-bedekking van de korjaal af, een heldendaad, die een luid gejuich verwekte. Den overwinnaar werd dan de eerste dronk aangeboden, hetgeen hem echter niet goed smaakte, in aanmerking genomen het peperwater, dat hem in de oogen brandde. Het feest was geopend. Alle dansers begonnen om de korjaal heen te loopen onder het uiten van een luid hia-hiaGa naar voetnoot(59) gevolgd door allerlei geluiden van dieren en vogels. Elke man plaatste zijn linkerhand op den schouder der vrouw, die naast hem stond, terwijl hij met de rechterhand de kalebassen drank aannam. Het geheel werd opgeluisterd door gezang en trommelslag, terwijl ook de fluiten zich lieten hooren. De trom sambula, Ar. samulan thans bij onze Indianen in gebruik, is dikwijls zeer groot en bestaat uit een stuk uitgeholden boomstam of hollen stam van een Mauritiuspalm, met dunne wanden. Aan beide open enden wordt een herten- of boschvarkenvel gespannen, dat echter vooraf gedroogd, doch vóór het gebruik weder in water geweekt moet zijn. Over elk gespannen vel loopt soms een touw met een houtje in het midden, dat strak aangetrokken, elke zijde van de trom een ander geluid doet voortbrengen. Gedurende het feest hangen de trommen doorgaans met touwen aan de dwarsbalken der hut vast. Arowakken gebruiken ze slechts zelden. Een Caraïbische fluit van dezen tijd heet evenals het materiaal waauit zij vervaardigd is, kwama d.w.z. bamboes. In vroeger eeuwen echter gebruikten zij versierde fluiten van jaguar- en | ||||||||
[pagina 171]
| ||||||||
menschenbeenderen. Verder hadden ze nog rieten fluiten en houten trompetten. De Arowakken maken ook bamboesfluiten, bij hen hiwa geheeten; verder dwarsfluiten met de opening in het midden baldatu, dwarsfluiten van bamboes debejoeka, alsmede rechte fluiten van ongeveer een halven meter lengte, jankabwari genoemd, Car. alawira? Een dansstok bestaat uit een stok van ongeveer vijf voet lengte waaraan bossen zaden joro-joro (vooral van Thevetia nereifolia). Tegen den grond geslagen, brengen deze zaden een ritselend geluid voort. Verder heeft men bamboesstokken met trossen zaden eraan. Tevens bestonden in vroeger eeuwen ook dansstokken met vogel en dierkoppen erop en versierd met vederen, stukken huid enz. Die zouden in gebruik geweest zijn bij de dierendansenGa naar voetnoot(60) Een Indiaansch feest van dezen tijd vindt doorgaans op de volgende wijze plaats: Ieder muzikant bespeelt zijn instrument op eigen houtje, zonder zich aan zijne kameraden te storen. Vrouwen en mannen scharen zich elk in een afzonderlijken kring. Alle zingen eentoonige liederen of liever zinsneden op een treurigen toon on altijd in mineur Overal hoort men: Malombo eneko jaho tata enz. Drink een kalebas, oom, moeder enz. Doch vooral de vogelzangen zijn zeer in zwang. Ze klinken ongeveer als volgt: Ginder zingt een Koejakee; hoort gij den Koejakee zingen! Daar zit een Lijster te fluiten. Zij fluit Koelasili, koelasili enz.Ga naar voetnoot(61) Sommige zg. vernegerde Indianen hebben andere liedjes zooals: Het geld is op, maar drank is er nog, gevolgd door een wel wat te levendige beschrijving van de schoonheid der vrouwen! Gedurende het feest zitten de ouderen van dagen, alsook de voorname gasten enz. op banken of liever gekanthouwde boomen, die plat op den grond liggen. Zij zingen en dansen niet, doch drinken even hard mede van den drank, die hen door de vrouwen wordt aangereikt. | ||||||||
[pagina 172]
| ||||||||
Zoo duurt de zwelgpartij voort, totdat elke danser zooveel drank ingezwolgen heeft, dat hij niet meer in staat is den hem aangeboden nap te ledigen. Hij steekt dan den vinger in den mond en braakt alles weer op den grond uit. Vervolgens met frisschen moed bezield, begint hij van voren af aan weer te drinken. Mannen, vrouwen, ja soms zelfs kinderen gaan op dezelfde wijze te werk totdat ten laatste de vloer met drank bedekt is. Allen vertoonen thans de sporen van dronkenschap. Enkelen trachten zelfs ruzie te zoeken, hetgeen hen echter niet gelukt, wijl zij door de half-nuchteren eenvoudig in een hangmat worden vastgebonden. Denk echter niet, dat dit hun vreugde stoort, integendeel schreeuwen zij even hard mede als de overigen, en verzwelgen on braken evenveel kalebassen drank uit, die hen door de vrouwen aan den mond gebracht wordt. Gedurende het feest hebben meermalen dansen plaats, hetzij in of buiten de hut. Elke dans eindigt met een luid geschreeuw, waarna de vrouwen rondgaan met kalebassen vol drank. De Caraiben buigen onder het dansen de knieën, terwijl zij het bovenlijf statig heen en weder bewegen. Bij de Arowakken daarentegen scharen mannen en vrouwen zich af tot twee afzonderlijke lange rijen; ieder danser of danseres houdt een ander aan den arm vast. De twee rijen komen en gaan dan van elkander onder begeleiding van fluitgeschal en gezang. Soms treden een man en een vrouw uit een groep, houden elkander bij den arm vast, terwijl zij hunne lichamen naar alle kanten heenbuigen. Versierd en opgesmukt als de dansers zijn met vederen enz., kan de dans niet nalaten indruk op den toeschouwer te maken. De feestdansen geraken al meer en meer in onbruik, zoowel bij de Caraïben als bij de Arowakken. Vele drinkgelagen van dezen tijd bestaan slechts uit een troepje Indianen die zonder eenige versiering aan het lichaam op lage bankjes in een hut gezeten, drank inzwelgen en weer uitbraken evenals bij de feestmaaltijden der oude Romeinen plaats vond. Nu en dan rooken zij een sigaar van barakrakbast, waarin tabak is opgerold.Ga naar voetnoot(62) | ||||||||
[pagina 173]
| ||||||||
Ook de Sjakokoli of onzedelijke dans komt niet meer voor. In vroeger jaren echter werd hij formeel aangekondigd, opdat een ieder, die niet zien wilde, zich kon verwijderen! Naar oude Caraïben verhalen, verschilden de dansen hunner voorvaderen geheel van die, tegenwoordig in gebruik, maar waarin het verschil bestond, schijnt hen onbekend. De Itioto of Bosch-Indianen hielden er echter dansen op na, die een imitatie vormden van de bewegingen van dieren, vogels enz. Zoo had men o.a.: De Piengo of Boschvarkendans. De dansers stelden voor een troep Boschvarkens. Elk stampte met de voeten op den grond, knarstte met de tanden, bewoog het hoofd op en neder, in alle opzichten de bewegingen van een Piengo navolgende. De Savaku of Reigerdans. Deze dans geschiedde in imitatie van de Reigers, Ibissen enz. die zoo talrijk op de modderbanken langs de kust van Suriname voorkomen. Alle dansers waren opgesmukt met witte, blauwe en roode vederen, en liepen stapvoets met hoog opgetrokken knieën, evenals Reigers enz. Behalve de bovenstaande had men nog grappige Apendansen alsmede dansen, die een imitatie vormden van de vrijage van vogels en dieren. Merkwaardig vooral was de Schildpaddans, die van schoppen vergezeld ging, terwijl de dansers rondkropen evenals twee vrijende zeeschildpadden! Een andere even bijzondere dans stelde voor de vrijage van het Savannehert. Eene vrouw liep in kringen om een man heen. Deze dansen, door twee personen uitgevoerd, werden zeer geapprecieerd, wijl ieder Indiaan bekend met de levenswijze der verschillende wouddieren, over de juiste uitvoering kon oordeelen. Maar het vreemdst van alle was de Algemeene Dierendans, waarbij elke danser en danseres een verschillende dier- of vogelsoort voorstelde. Elk droeg een stok met den kop van een dier of vogel erop en had zich tevens met vederen versierd of beschilderd enz. Dansers en danseressen liepen door elkander; zij maakten daarbij de bewegingen en de geluiden der diersoorten na, door hen voorgesteld. Het Hert sprong rond, de Schildpad kroop, het Boschvarken stampte met de pooten, terwijl hij op dreigende wijze zijn hoofd schudde tegen een meisje, dat een Papegaai of Duif voorstelde. Eensklaps slaakten alle dansenden hevige angstkreten. Een Indiaan in een jaguarhuid gehuld of beschilderd in imitatie van den Jaguar sprong tusschen den troep en trachtte een Boschvarken weg te rooven. | ||||||||
[pagina 174]
| ||||||||
Ginder had tevens een Boa zich om een Watervarken gekronkeld. Er volgde een groot lawaai en de dans werd een tijdje gestaakt ten einde de vrouwen gelegenheid te geven drank rond te brengen. Al de bovenstaande dansen uit den ouden tijd vonden plaats in groote hutten, die tevens tot algemeene vergaderplaatsen dienden, waar de strijd en kainemu of bloedwraakdansen werden uitgevoerd. Zie aldaar. |
|