Q. Horatius Flaccus dichtkunst op onze tijden en zeden gepast
(1973)–Andries Pels– Auteursrechtelijk beschermdII. Het kunstgenootschap Nil Volentibus ArduumUit het voorafgaande is duidelijk gebleken dat al Pels' activiteiten plaats vonden binnen het kader van Nil. Dit genootschap is door Lodewijk Meyer opgericht, waarschijnlijk naar aanleiding van het feit dat hij, als voorstander van de toen nieuwe richting van het Frans-Klassicisme, uit het bestuur van de schouwburg was ‘gebonsd’.Ga naar voetnoot3 Het genootschap heeft zich druk met toneelzaken beziggehouden, zowel door zelf huns inziens goede stukken te schrijven, als door die van anderen te kritiseren, hetgeen hun niet altijd in dank werd afgenomen. Het optreden van Nil heeft dan ook enkele malen tot hevige pennetwisten geleid.Ga naar voetnoot4 Binnen het kader van deze studie kan een gedetailleerde verhandeling over oprichting, bloei en verval van het genoot- | |
[pagina 6]
| |
schap naar ik meen beter achterwege blijven. Een schat van gegevens vindt men daarover trouwens al bijeen in de desbetreffende hoofdstukken in Te Winkels Ontwikkelingsgang.Ga naar voetnoot1 Wel wil ik hier, om een beeld te geven vooral van de meer interne werkzaamheden van Nil volentibus arduum en ook van de plaats die Pels er innam, een bron afdrukken die met name door Jonckbloet wel gebruikt is,Ga naar voetnoot2 maar die nog niet eerder gepubliceerd werd, het slot namelijk van het Zedig en Dichtlievend Onderzoek op Aran en Titus, Of wraak en weerwraak, Treurspel; Berijmt door Jan Vos. Aan den Heer N.N. Te Amsterdam, by Joannes Oosterwyk, Boekverkooper op den Dam, in de Boekzaal. 1718. ‘Ik weet wel, Myn Heer, dat men huidendaags noch een soort van quaad-aardige menschen vind, die van dit berugte Kunstgenootschap, met alle veragtinge schoon onkundigh, komen te spreken, en het zelve op alle manieren te lasteren, als ware het zelve geweest eene vergaderingh van menschen, die alleen vermaak zouden hebben gehad om onder de wyn en toebak elkanderen een praatje te verleenen, en evenwel, quanswys om de waereld te voldoen, altemets een uyt het Fransch vertaald Tooneel-stuk voor den dach te brengen; Maar wanneer Ued. hetgeene ik zal ter nederstellen, en my van goederhand bewust is, zult gelezen hebben, zo ben ik verzekert, dat niet alleen Ued., maar ook alle andre onzydige menschen, een heel ander denkbeeld van dit weetgierich en geleerd gezelschap zullen opvatten. Dit Kunstgenootschap dan heeft zyn begin genomen in 't laatst van den jaare 1669, als wanneer daar leden van waren, Mr. Andries Pels, Mr. Willem Blaauw, Schepen dezer Stede, Dr. Lodewyk Meyer, David Lingelbagh, Joannes Antonides, Ysbrand Vincent, Dr. Joannes Bouwmeester, Dr. Antonius van Coppenol, Dr. Moesman Dop, Dr. Reynier van Diephout, en Denys Wynants: Deze nu hadden twee maal per weeke hare byeenkomste in den Burg op de Cingel, binnen Stad, ter dier tyd stil Malta genaamt, en dat op zeer nette en gereguleerde Wetten en Conditien, die zy den anderen met gemeene toestemminge hadden voorgeschreven. Myn voorneemen, Myn Heer, is niet om hier journaals wyze op te tellen, wat van tyd tot tyd in dit geleerde gezelschap is voorgevallen, want zulks zoude een onnoemelyk werk zyn, maar alleen om Ued. te doen zien, eensdeels wat schoone dingen die Lieden hebben by der hand gevat, die, schoon niet in 't licht zynde, noch in een welbewaarde hoek verborgen liggen, en anderdeels wat agtinge menschen van | |
[pagina 7]
| |
oordeel en geleerdheid voor dit befaamde Kunstgenootschap hebben gehad en betoond: In 't begin dezer byeenkomste zo hadden zy tot hunne Zinspreuk verkoren, Latet Utilitas, zynde twee Kuyfelaars,Ga naar voetnoot1 een Leermeester, en een Jongeling; met welk devys Dr. Bernagie naderhand zyne Tooneelstukken, de beelden agterlatende, heeft gestoffeertGa naar voetnoot2; doch op den 10 de Maart des volgenden jaars, hebben zy de Zinspreuk van Nil volentibus Arduum, zynde een style berg, boven met Laurieren beplant, daar een Jongeling tegens opklouterd, aangenomen, en hebben zy beide deze Devisen op de deuren van haar Papier-Kasse door den kunstigen Laresse naderhand doen schilderen. Indien UEd myn styl in dit verhaal, Myn Heer, wat wanschikkelyk voorkomt, gelieft het zelve de verscheydentheid der voorgevallene zaken een weinich te weiten. Denkt niet dat den Dichter Joannes Antonides op zyn eygene houtie zyne Y-stroom heeft durven in 't ligt geven; o neen: hy heeft in de volle vergadering van het Kunstgenootschap, dezelve om na te zien en te verbeteren, op den 15de April 1670 aan de Heeren Pels, Meyer, Blaauw, en Bouwmeester overgegeven.Ga naar voetnoot3 In den Jaare 1671. heeft den Heere Gerard Brand, niet minder door zyne History-kunde, als zuyvre taal by de geleerde waereld vermaard, door Antonides de Schriften van den Heere Drossaard Hooft, nevens de zyne, de Nederduytze spraak-kunst betreffende, aan het Kunstgenootschap aangeboden. In 't midden des zelven jaars heeft Dr. Meyer uyt de naam van 't Konst-genootschap, aan Dr. Vallan,Ga naar voetnoot4 als doen te Madrid zynde, geschreven, en (ziet eens wat een zugt om de Tooneel-Poëzy voort te zetten!) zyn Ed. verzogt alle de beste Spaansche Tooneel-stukken voor haar te willen kopen. 't Was dierzelver tyd, dat Laurens Bake,Ga naar voetnoot5 Heere van Wulverhorst, een man die getoond heeft, immers zo wel in de Heylige Bladeren, als | |
[pagina 8]
| |
gesmeede Schimpschriften ervaren te zyn, door Antonides liet verzoeken, om het loffelyk gezelschap van het Kunstgenootschap te mogen bywonen, 't geen ook geenzints aan zodanigh een Heer wierd geweygert. Op den 10de November dezes zelvigen jaars heeft den Heere Aernout Hooft, Schepen en Raad dezer Stede aan het Kunstgenootschap alle de Werken van zyn Heer Vader vereerd. Om Ued. nu eens te tonen, myn Heer, dat dit roemrugtigh gezelschap buyten hunne Toneelspeelen (die genoeg bekent zyn, en daar ik derhalven niet van wil reppen) in allerhande zoorten van wetenschappen en talen zig telkens hebben bezigh gehouden; het was op den 29ste December 1671, dat Dr. Koppenol op zig nam om Justinus over te zetten, Dr. Dop om het eerste Capittel der Klaag-liederen Jeremiae in vaerzen te paraphraseeren, Scheepen Blaauw het eerste deel Del Duca Valentino overtezetten, Mr. Andries Pels La Tirannide del Interesse in vaerzen te brengen,Ga naar voetnoot1 David Lingelbach een Treurspel op te maken, Dr. Meyer zyn Grammatica Generalis in 't net te brengen, Vincent L'Art de plaire etc. te vertalen, en Dr. Bouwmeester het leven van Hay Eb ben Jokdan, uyt het Arabisch overtezetten. Of UEd. my nu zoude willen te gemoet voeren, dat eenige dezer Werken het licht niet hebben gezien, hetzelve sta ik Ued. toe; maar weest verzekert, dat zy daarom niet te min, eenige in 't geheel, andre ten deele, noch in weezen zyn. 't Was niet genoeg, dat zy elk voor zig, te huys aan den arbeyd gingen, maar zy maakten ook hun werk van in hunne byeenkomsten over de een of d'andre zaak in 't openbaar te redeneeren: Zo heeft Mr. Andries Pels op den 8.Novemb. 1672 tot veragtinge van 't misbruyk van de Mode geredenkavelt, Dr. Meyer agt dagen daar aan volgende van de natuur der goedheid en quaadheid der dingen gesproken: Op den 29. November daar aan volgende liet David Lingelbach zig over de natuur en eygenschap der Heel-konst horen. Den 20. December daaraan hield Dr. Bouwmeester een Reden-voering over de waerheid: Den 10. January des volgenden jaars heeft Denys Wynants tot veragtinge van den Oorlog geredeneerd: Den 24. hier op volgende, hoorden zy Mr. Andries Pels tot Lof der Vley-kunst spreken, 'tgeen hy ook daar na in geschrifte heeft overgegeven, en, zo ik my niet bedriege, wel haast nogh het licht zal zien.Ga naar voetnoot2 Wyl 'er nu na verloop van tyd al leden het Kunstgenootschap waren | |
[pagina 9]
| |
ontvallen, zo wierden weder op nieuw in 't begin des jaars 1676. Dr. Stoppelaar, Lucas Watering, en Philip van Papenbroek als nieuwe leden aangenomen. In dit jaar verleyden zy hare byeenkomst, die tot die tyd toe in de Burgh geweest was, in het huys van den schilder Laresse. In 't begin des jaars 1677. is den Heere Reynier la Clee, als waardig Lid, in het Kunstgenootschap verscheenen, zynde althans de eenigste, die nog van dit geleerd en weetgierig gezelschap in wezen is, en ware te wenschen, dat zyn Ed. somstyds nog iets van zyn Ed. werken de geleerde Waereld wilde mededeelen. In dit jaar was 't, dat zelf den Heere Burgermeester Hudde, by de gantsche Waereld een man van bekende geleerdheid en staat-kunde, zig niet ontzag tegens Dr. Meyer te uytten, dat zyn Ed. het tiende Schimpdicht van Juvenalis gaerne in Nederduitsche vaerzen vertaald zag, welk beleeft verzoek ook bij dit edelmoedig Kunstgenootschap aanstonds voor een gebod wierd aangenomen. In April van den jaare 1679, zyn Van Geleyn, en Thomas Arends, dien groten dichter (althansGa naar voetnoot1 na zyn Dood door een onbekende Voor-redenmaker zo lasterlyk gehavend)Ga naar voetnoot2 ten Kunstgenootschappe als Leden ingelyft.Ga naar voetnoot3 Van deze tyd af begon dit vermaarde Kunstgenootschap veel van haar glans te verliezen, door dien eenige leden al dood, en Pels, Meyer en Bouwmeester aan het bewind van de Schouwburg gekomen waren,Ga naar voetnoot4 Vincent na Vrankryk zynde vertrokken; En dus hebben deze nutte vergaderingen van tyd tot tyd beginnen te cesseeren.’ Aldus het naïeve, haast aandoenlijk-bewonderende verslag over de activiteiten van het eerste echt-Nederlandse dichtgenootschap, van de anonymus die zich achter de initialen L:R verschuilt en wiens identiteit ik helaas niet heb kunnen achterhalen. Meer te betreuren is het dat de stukken waarover L:R heeft beschikt, sindsdien blijkbaar verloren zijn gegaan. Ons beeld van het kunstgenootschap zou daardoor wel- | |
[pagina 10]
| |
licht gewijzigd zijn: meer dan hun conflicten met andersdenkenden zou dan hun rustige arbeid in verband met kunst en wetenschap de aandacht getrokken hebben. Hoe dan ook, ten dienste en in opdracht van deze ijverige heren is Pels met zijn vertaling van de Ars Poetica begonnen. |
|