Naauwkeurig onderwys in de tooneel-poëzy
(1765)–Lodewijk Meyer, Andries Pels– Auteursrechtvrij
[pagina 213]
| |||||
Achtentwintigste hoofdstuk.
| |||||
[pagina 214]
| |||||
nen toegepast worden. Deeze Eigenschappen zullen wy haalen, of uit de Geschiedenisse zelve, of uit de manier van verhandeling deezer Geschiedenisse. In de Geschiedenisse zelve vinden wy wederom de Daad, die uitgewerkt wordt, en de Persoonen, dewelken die daad uitwerken. De Daad in een Treurspel heeft byzonder van alle Tooneelspelen.
Veelen hebben gemeend, dat met het woord Ongelukkig verstaan wierdt een ongelukkige uitslag van de voornaamste daad in de Geschiedenisse; en het meestendeel der oude Dichters, als ook de Heer Hooft en de Heer Vondel schynen van dat gevoelen geweest te zyn, doordien hunne Treurspelen byna niets anders zyn als het vertoonen van een handel, die door een ongelukkigen uitslag aanmerkelyk gemaakt wordt. | |||||
[pagina 215]
| |||||
Evenwel hebben de Hedendaagsche Treurspeldichters, om de Blyeindende Treurspelen weg te bannen, die Tooneelspelen mede met den naam van Treurspel gedoopt, waar in de voornaamste Persoon gevaar loopt van staat of leeven te verliezen: dewyl zulks ongelukkig en treurig genoeg is, om de bepaaling, die Aristoteles en andere Kunstkenners van de Treurspelen geeven, te voldoen, wanneer zy zeggen, dat het Treurspel is een nabootzeering van een doorluchtigen en ongelukkigen handel. Hierom gelooven wy dat de Heer Hugo de Groot in zynen Sophompaneas, en de Heer Vondel in zynen Joseph in 't Hof, uit het Latyn van den voornoemden Heere vertaald, het zelve Spel een Treurspel genoemd hebbe, schoon dat het een gelukkigen uitslag heeft. De Persoonen in een Treurspel zyn onderscheiden van anderen, omdat zy doorluchtiger en van hooger staat zyn, of ten minsten behoorden te zyn dan in de Blyspelen enz De Ouden hebben hier toe meestendeel hunne Koningen gebruikt, en de He- | |||||
[pagina 216]
| |||||
dendaagsche Kunstkenneren, waar onder de Franschen niet weinig te achten zyn, neemen daar niet dan hooge Persoonazien toe. Hierom oordeelen wy, dat Stirus en AriameGa naar voetnoot(a), de Graaf van WarfuseeGa naar voetnoot(b) en diergelyken, hoewel uit de natuur treurige Geschiedenissen, nooit zulk een goeden uitslag zullen hebben, als of die zelve daad, onder Doorluchtiger Persoonen voor gevallen, ten Tooneele gevoerd wierdt Aristoteles en meêr anderen, die van de Tooneelpoëzy geschreeven hebben, vereisschen ook in den voornaamsten Persoon dien het ongeluk in een Tooneelspel treft dat hy noch geheel deugdelyk, noch geheel | |||||
[pagina 217]
| |||||
ondeugdelyk zy, maar tusschen die twee uittersten de middelmaat houde; omdat door de ongelukken, die zodanig eenen overkoomen, de beweegingen van schrik en medelyden krachtiger verwekt worden. Want of men schoon ziet, dat een groote schelm van eenig ongeluk getroffen wordt, zo kan men echter met zulk eenen geen medelyden hebben, dewyl hy zulks door zyne schelmstukken zelve verdiend hadt. En een deugdelyk Persoon onschuldig te doen lyden, geeft meerder kleenachtinge van de rechtvaerdigheid des Hemels, en dienvolgens een opener weg tot de ondeugd, dan asschrik voor dezelve. In de manier van verhandelen zyn deeze dingen eigen aan het Treurspel.
Omne Genus scripti gravitate Tragoedia vincit.
Dat is, overgezet door den Heer Vondel:
Hoe hoog men draave in styl en toon,
Het Treurspel spant alleen de kroon.
| |||||
[pagina 218]
| |||||
en Horatius:
Indignatur item privatis, at prope socco
Dignis Carminibus narrari Coena Thyestae.
dat is:
Het gruwlyk Gastmaal van Thyestes wil geen Vaerzen
Van laagen styl, maar treên in hoog geschoeide laarzen.
Evenwel laat men in een Treurspel den toon zomtyds zakken, voornaamelyk in klachten en droefheid, volgens Horatius als hy zegt:
Et tragicus plerumque dolet sermone pedestri
Telephus, aut Peleus: cum pauper, & exul uterque,
Projicit ampullas, & sesquipedalia verba,
Si curat cor spectantis tetigisse querela.
Waar van dit de zin is:
Een ongelukkige doet voegelykst zyn klacht
Op laagen toone, al is 't een Koning. Een, die tracht
Met medelyden 't hart der Kykeren te raaken,
Zal 't donderend gedreun van trotse woorden staaken.
| |||||
[pagina 219]
| |||||
Deeze drie voornoemde zaaken, en de manier van verhandelingen, zyn het Treurspel eigen, omdat het, zonder die, zyn oogmerk niet wel bereiken kan, 't welk | |||||
[pagina 220]
| |||||
meest bestaat in de beweegingen der hartstochten, voornaamelyk die van schrik en medelyden. Zo zegt Plutarchus: Tragedia molitur imitationem rerum, animo ingentes motus inferentium, & miserationem excitantium. dat is: Het Treurspel heeft voor een naarbootseeringe van dingen, die ons gemoed krachtelyk beweegen en medelyden verwekken. En de Heer Vondel in de Voorreden van zynen Salmoneus: De Treurstyl arbeidt om de menschen week in den boezem te maaken. |
|