die geenen, die hy verbeeldt, en een Koning moet als een Koning, en een Herder als een Herder te voorschyn koomen; doch dit belet niet, dat een Herder, aardig gestoffeerd en voor het oog behaaglyk, met linten, zyde stoffen en andere versierfelen uitgerust, te voorschyn koomen mag, als maar het maakzel van 't kleed doet zien, dat men een Herder verbeelden wil. Ook moet men vooral letten op de Kleederen van Persoonazien, die in een Tooneelspel van den derden of vierden rang zyn; en of wel hunne Kleederen slechter moeten zyn dan die van den eersten of tweeden, zo behoorden die nochtans sierlyk gemaakt te zyn, doordien zy, slordig gekleed zynde, den luister van al de andere schoone Kleederen verdooven.
De Pagien of andere zwygende Persoonen, zomtyds in een Tooneelspel noodzaakelyk, behooren allen naar den eisch behoorlyk uitgerust te zyn, en niet voor den dag te koomen, eêr naar struikroovers dan dienaars gelykende.