| |
| |
| |
Tiende hoofdstuk.
Van de Ongewoonheid der Geschiedenisse in een Tooneelspel.
Voorheen is gezegd, dat het einde en oogmerk van de Dichtkunst in 't gemeen, en van de Tooneelspelen in 't byzonder, is de nuttigheid en het vermaak: doch, om dat einde wel te bereiken, zyn verscheidene zaaken, zo in de Geschiedenis zelf, als in de Verhandelinge derzelve, van nooden.
Ons is voor deezen tyd opgelegd te spreeken van de Ongewoonheid der Geschiedenisse. Hoe zeer die tot het nut vermaak, dat men uit de Tooneelspelen trekke, noodig is, meen ik, dat niemand van ons onbekend kan zyn; dewyl het klaar is, dat men meerder van iet ongewoons, dan van't geene men dagelyks ziet, beweegd wordt, en dat de nuttigheid en het vermaak meesten- | |
| |
deels, of wel t' eenemaal, uit de beweeginge voortkomt.
Door eene ongewoone Geschiedenisse verstaan wy een Geschiedenis, die zelden voorvalt, en nooit of zelden is vertoond geweest.
Deeze Ongewoonheid nu is, of in den grond van de Geschiedenisse zelve, of in de omstandigheden.
In den grond zelve, gelyk in JeptaGa naar voetnoot(a), welke Geschiedenis zonder ongewoone omstandigheden ait zich zelven ongewoon is.
Maar byaldien de grond der Geschiedenisse uit zich zelven niet ongewoon is, wordt die door eenige omstandigheden ongewoon gemaakt, in welke omstandigheden dan waar te neemen is, dat die zelve ongewoon moeten zyn, indien zy een gewoone Geschiedenis ongewoon zullen maaken. Onder deezen vinden wy:
I. | De Plaats, gelyk in LuciferGa naar voetnoot(b). alwaar de grond der Geschiedenisse, te weeten
|
| |
| |
| de Oproerigheid, gewoon is; maar de plaats daar die Geschiedenis is voorgevallen, namelyk de Hemel, maakt de Ongewoonheid, die 'er in de Geschiedenis is. |
II. | De Hoofdpersoon of persoonen; zo is de liefde zeer gemeen; maar byaldien een Moeder op haaren Zoon, een Vader op zyne Dochter, een Koning op eene Harderin enz. verliefd is, wordt de liefde, die in zich zelve gewoon is, door een of meêr Hoofdpersoonen ongewoon gemaakt. |
De tyd schynt mede iets tot de Ongewoonheid toe te kunnen brengen: want de dingen, die voor veele eeuwen zyn geschied; gelyken ongewooner, als die onlangs zyn voorgevallen. Maar als men 't wel bedenkt, doet de tyd weinig, of t' eenemaal niet tot de Ongewoonheid: want laat het zyn, dat een zaak voor veele jaaren gebeurd is, indien men die zelve zaak, of in dien tyd of naderhand meermaals gezien heeft, is zy evenwel niet ongewoon. Zo dat het blykt, dat de Ongewoonheid, die in de oude Geschiedenislen is, niet zo zeer den tyd als wel den grond der Geschiedenisse
| |
| |
zelve, of andere omstandigheden is toe te rekenen.
Deeze voorgenoemde omstandigheden kunnen gelyk gezegd is, een Geschiedenis wel ongewoon maaken; maar indien by een gewoone Geschiedenis niets anders komt als een ongewoone plaats, of persoonen, of tyd, of ook deeze drie te zaamen, gelyk in Lucifer is evenwel de Geschiedenis noch zo ongewoon noch zo vermaakelyk, als of 'er een ongewoone knoop en ontknooping bykwaamen.
In deeze twee hebben wy in 't gemeen aan te merken:
I. | Dat zy moeten zyn onder en In de voornaamste persoon of persoonen. |
II. | Dat zy ten minsten waarschynlyk moeten zyn, alwaar naa deezen van gesprooken zal worden. |
| Wy vinden dan onder de omstandigheden, die een Geschiedenis ongewoon kunnen maaken, |
III. | De Knoop of Verwarring, dat is naar 't zeggen van Aristoteles, al het geen van 't begin van de Geschiedenis af,
|
| |
| |
| tot aan die plaats, daar de voornaamste persoon of persoonen, of van ongelukkig gelukkig, of van gelukkig ongelukkig worden. |
In deeze Knoop of Verwarringe is aan te merken:
I. | Dat 'er niets in koome, dat tot de ontknooping niet dienstig is, of anderzins zal dat buiten de Geschiedenisse zyn, en een gedeelte van een andere Geschiedenisse maaken. |
II. | Dat de grootste Verwarring de ongewoonste en aangenaamste is. Zo is de Knoop in de Gelyke TweelingenGa naar voetnoot(c) zeer aangenaam, omdat zy zeer verward is. Hier in dient evenwel, gelyk gezegd is, de waarschynlykheid en ook de verstaanlykheid waargenoomen te worden. |
III. | Dat de Verwarring zodaanig niet zy,
|
| |
| |
| of zy kan op een gevoeglyke manier ontward worden. |
| In deeze omstandigheden hebben wy, ten IV. en ten laatsten de Ontwarring, zynde naar de getuigenisse van AristotelesGa naar voetnoot(d), al het geen van het einde der knoop af tot aan het einde des Tooneelspels geschied; gelyk in AgrippaGa naar voetnoot(e) behoort het altemaal aan de knoop, tot daar Tyrrhenus.naa het gerugt van Agrippa's dood, aan Lavinia den staat van zynen Zoon ontdekt, het andere behoort akemaal tot de Ontknooping. |
Om deeze Ontknooping gevoeglyk te maaken, dient men te letten:
| |
| |
I. | Datzy uit de Geschiedenisse zelve voortkoome, of naar de Waarschynlykheid, of naar de Noodzaakelykheid. Als in de Gelyke Tweelingen is 't Waarschynlyker, dat de Ontknooping door Anthonio, dan door den Dokter gemaakt wordt. Naar de Noodzaakelykheid, gelyk in Lacdice, daar Ariarathes ten laatsten, door de aankomst van Aquilius, gedrongen wordt zich zelven te openbaaren, en zo een einde te maaken. Hier tegen strydt de Ontknooping, die door een God, Engel of diergelyke geschiedt, gelyk in Gysbregt van Aemstel, AmphitruoGa naar voetnoot(f) van Plautus, ZunchinGa naar voetnoot(g) en anderen. |
II. | Dat zy volkoomen zy: dat is, dat 'er niets van de geheele Geschiedenisse achter blyve, dat noch eenige begeerte in den Toehoorder kan verwekken. Zo zoude de
|
| |
| |
| Ontwarring onvolkoomen schynen geweest te hebben in de Gelyke Tweelingen, indien naa de herkenning van Quiryn, van de andere persoonen, die in de Geschiedenis mede ingewikkeld zyn, geen gewag gemaakt wierdt. |
III. | De beste Ontwarring wordt geoordeeld te zyn, die geschiedt, of door een Verandering van staat, of door erkenning gelyk in EdipusGa naar voetnoot(h) en de Tweelingen. |
In de Staatsverwisseling staat te letten:
I. | Dat die groot zy. Het zoude niet genoeg weezen, dat, om de Ontwarring door Staatsverwisseling te maaken, iemand, die te vooren ongelukkig was geweest, in de Ontknooping een weinig ongelukkiger wierdt. |
II. | Dat zy onverwacht komt, om zo de gemoederen heviger te beweegen. |
III. | Dat zy niet t' eenemaal by geval koome, maar uit kracht van de voorgaande zaaken. Zo zoude de Ontknooping door Staatsverwisseling niet goed zyn, indien een
|
| |
| |
| Minnaar, die te vooren van zyne Meestresse doodelyk gehaat was, in 't einde zonder eenige redenen haare genegenheid verkreeg, en de voorige haat uitgeblust wierdt. |
In de Herkenning van een persoon of persoonen, die te vooren onbekend waaren, staat te merken, dat de beste is, daar de verandering van staat daadelyk op volgt, gelyk in Agrippa.
De Herkenning geschied:
I. | Door belydenisse, of van den persoon, dien het aangaat zelf, gelyk in Laodice, daar Ariarathes zich zelven aan zyne Moeder bekend maakt; of door anderen, die daar mede kennisse van hebben, gelyk in Agrippa, daar Tyrrhenus den rechten staat ran Agrippa aan Lavinia ontdekt. |
II. | Door tekenen, gelyk in IphigeniaGa naar voetnoot(i) en anderen. Deeze tekenen zyn veelerley, roaar van weinig belang zynde, niet noodig voor den dag te haalen. |
|
-
voetnoot(c)
- Dit Blyspel is uit de Menechem van Plautu's door ons Kunstgenootschap zeer verstandig in een Ilollandsch kleed gestooken, alles, byzonder geestig, op onze tyden en zeden gepast zynde. De beste druk is die van 't Jaar 1715. voor 't Kunstgenoot schap in gvo.
-
voetnoot(d)
-
Diogenes Laêrtius verhaalt dat Aristoteles drie Boeken de Arte poätica, dat is, over de Dichtkunst, geschrecven heeft, waar van 'er maar een, geheel on-geschonden, overgebleeven is, meêrmaalen in de Grieksche oorspronkelyke taale met een Latynfche overzetting in druk uitgegeeven. Dit Boek heeft tot een grondslag gediend aan meest allen, die over de Tooneel-poëzy en andere Dichtwerken geschreeven hebben.
-
voetnoot(e)
- Of de Gewaande Tiberinus, Treurspel, door ons Kunstgenootschap, uit het Fransch van Quinault. in 't Nederduitsch vertolkt, waar van de beste druk is te Amsterdam voor het Kunstgenootschap 1714. in 8va.
-
voetnoot(f)
- Of de Gelyke Sosia's, Blyspel, door den beruchten Moliere, in navolging van Plautus, ten Franschen Tooneele overgebragt, en naar hem, door den Heere Diderik Buizero, als ook door Adriaan Peys in 't Nederduitsch vertaald.
-
voetnoot(h)
- Treurspel vsn den grooten I'. Corneille, door den kuudigen Heere Balthasar Huydkcoper in onze taale overgebragt.
-
voetnoot(i)
-
Iphigenia in Aulis, Dil heerlyk Treurspel van den gtooten Racine is mede zeer wcl door ons Kunstgenootschap in 't Nederduitsch overgebragt, en ten kosten van 'c zelvc in 't Jaar 1715. met verbetering in 8vo herdrukt.
|