Naauwkeurig onderwys in de tooneel-poëzy
(1765)–Lodewijk Meyer, Andries Pels– Auteursrechtvrij
[pagina 52]
| |
Vyfde hoofdstuk.
| |
[pagina 53]
| |
scbynlyk. De Enltelheid en waarfchynlykheid, als 'teenemaal klaar, zullen wy voorbygaan, en alleen zeggen, dat zy zich zelf moet gelyk zyn; en omtrent de Ingevoerde Perzonaazie, dat hy overal, of door de reden, of Godsdienst, of andere Edelmoedigheid, stantvastig zy, en doorluchtig door daaden en af komft, of een van beiden; omdat dit in den Toehoorder of Leezer de meeste achting en geloof veroorzaakt; en inzonderheid mede omtrent de Daad zelfs, dat die op de eene plaatze niet anders als elders verhaald worde; dat zy verhaalens waardig zy, ('t geen Claudianus niet overal waarneemt,) en geen verkeerde daad, dat is, een schelmstuk, of diergelyke ondaaden als Heldenstukken worden gepreezen. De Verhandeling van de Stos moet hoogdraavender zyn, om de hoogdraavende stoffe, omdat hier, anders als in Spelen, de Poëet overal zelf spreekt, en omtrent het rym alleen zyn eigen karacter heeft waar te nemen. Zy moet versierd zyn met Rhetorische sie- | |
[pagina 54]
| |
raaden van Schemata, Gelykenissen, Versieringen, Spreuken enz. al te zaamen doorluchtiger om voorige redenen. Doet hier by de Invoeringen van Goden enz. En ten laatsten de order; in 't begin een aanroeping van Goden en andere waarneemingen by de beste Poëten in gebruik. Zo spreekt Horatius: Nee gemino bellum Trojanum orditur ab ovo &c. De Trant zy hoogdraavende, evenwel zedig, niet opgeblaazen, gelyk de windige Vaerzen van BaraGa naar voetnoot(1), KoenerdingGa naar voetnoot(2), de GraafGa naar voetnoot(3), en diergelyken. Ook niet | |
[pagina 55]
| |
wild, zonder slot, gelyk Sibylle van GriethuizenGa naar voetnoot(4), Cornelia van der VeerGa naar voetnoot(5) en anderen. Ook pryzen wy, in deeze foort van Dichten, de Alexandrynsche maat, van twaalf en dertien lettergreepen, als de beste en gebruikelykste, en vooral zy ner- | |
[pagina 56]
| |
gens bezwykende, gelyk Jan VosGa naar voetnoot(6). Zy zy ryk en waardig aan zoo doorluchtigen werk; vloeijende zonder lafheid, gelyk Kats, Krul en diergelyken; en ten laatsten Eenpaarig naar den aard van de Stof; want in een beschryvinge van Liefde voegen geen woorden, die een Orkaan en Oorlog passen. |
|