Album Willem Pée
(1973)–Willem Pée– Auteursrechtelijk beschermdDe jubilaris aangeboden bij zijn zeventigste verjaardag
[pagina 283]
| |
Hypokoristische i- en e- varianten
| |
1. Vormen met ongewoon i- vokalisme1.1. Leuvense schooljongens noemen hun vrienden Vanderzeypen en Devijver resp. de Sippe en de Fiffe. Beide familiarismen passen bij de bekende reeks van produktieve augmentatief-formaties op -e en vertonen verscherping (van z tot s, resp. van v tot f), wat in expressieve varianten wel meer voorkomtGa naar eind4. Vreemd is echter de i- vokaal, want die is niet door gewone verkorting, noch door invloed van de omgevende konsonan- | |
[pagina 284]
| |
ten, noch door associatie of woordspel te verklaren. De enige uitleg die daaraan kan gegeven worden, is dat het hier gaat om een expressieve vokaalverandering, die in casu optreedt als een konkomitant feature omdat ze samengaat met andere expressieve kenmerken, nl. vokaalverkorting, verscherping van konsonant(en) en afleiding op -e. Alleen het morfologisch procédé der afleiding (-e) is tot een systeem uitgegroeid. De overige kenmerken hebben dat stadium niet bereikt, maar zouden teoretisch eveneens systeemvormend kunnen werken. Op dit ogenblik blijven zij echter beperkt tot incidentele varianten, waarvan de expressieve waarde in oppositioneel verband rechtstreeks evenredig is met het aantal van die features en omgekeerd evenredig met de frekwentie van de variant. Daar systeemvorming berust op uitbreidende frekwentie, zal ze in het algemeen ook gepaard gaan met verzwakkende expressiviteit. Hoe men nu precies aan die i- variant is gekomen, kan moeilijk met zekerheid uitgemaakt worden. Ofwel geldt het een morfologische wisseling, een soort van expressieve ablaut, ofwel betreft het een fonische wijziging ten gevolge van een hypokoristische vernauwing, waardoor een aan verkorte ei (ij) beantwoordende e-vokaal in i is overgegaan. Als we de twee mogelijkheden tezamen nemen, zouden we dus op stilistisch niveau van een mor(fo)fonologische verandering kunnen spreken. Ook bij de eerder behandelde variatie naar oeGa naar eind3, waarmee die naar i opvallende overeenkomsten vertoont, zijn beide mogelijkheden, nl. expressieve ablaut en vernauwing, moeilijk van elkaar te scheiden.
1.2. De e/i- variatie komt meer voor in hypokoristika. Soms lijkt ze wel degelijk te berusten op een fonetisch proces van vernauwing, b.v. waar ze uitgaat van een verkorte scherplange ê = [iə], zoals in brab. Peer > augmentatief Pirre. Soms is de i niet door expressieve variatie ontstaan, maar voortgekomen uit een grondvorm met i, hetzij door een soort van vokaalharmonie, hetzij door een samentrekking. Vgl. in het eerste geval b.v. de Kritte, augmentatief van Chrétien > Chritien; den Dizze, augm. van Désiré > Diseré [dizərē], beide o.m. te Boom; misschien ook Siffer uit Zepherien, te WiezeGa naar eind5. Vgl. in het tweede geval b.v. wvla. Fikken uit Felixr, eventueel aanleunend bij het augmentatief van Victor en overigens van een soortgelijk kontraktietype als Sien < Sabine, of Pien < PaulineGa naar eind7. Uit grondvormen met open è-klank ontstonden den Bir = Gilbert (te Boom) en, vermoedelijk met woordspelGa naar eind8, den Bikke < fn. Lambert (ibid.). In Limburg kent men Bik, dimin. Bikske, als familiare varianten Ga naar eind6 | |
[pagina 285]
| |
van de familienamen Lambrechts en LambrixGa naar eind9; hier is de i niet ongewoon en ligt associatie (met Lambik, lambiek enz.) direkt voor de hand.
1.3. Bij de beoordeling van ouder materiaal dient men nog met andere moeilijkheden rekening te houden. Ik noteerde terloops twee voorbeelden van mnl. hypokoristische i- varianten bij namen met lange ē- klank: Thomaes sybben z. qd. zebrechts bloemaert, ao 1450, Noord-BrabantGa naar eind10; bi sinter viven cruce 1425 = juxta crucem beate genofeve 1403, te ZepperenGa naar eind11. Eerstgenoemd sybben is blijkbaar de genitief van een vleinaam Sibbe = Zebrecht. Is die vleinaam direkt uit die volle naam voortgekomen, dan gebeurde dat door expressieve vokaalverandering van ē naar i, verscherping z- > s-, verkorting met inschakeling in het n- paradigma. Het is echter niet uitgesloten dat Sibbe, als familiarisme van Zebrecht, zou overgeërfd zijn van vorige generaties en al enkele eeuwen tevoren is ontstaan, toen ook de volle naam nog een i bevatte. Als dan een Zibrecht b.v. tot Sibbe werd verkort, is niet het vokalisme maar o.m. wel de geminatie een konkomitant kenmerk van expressiviteit. Historisch onderzoek van de plaatselijke naamgeving en klankevolutie kan ons dichter bij de oplossing brengen. Dat geldt in zekere mate ook voor de beoordeling van Vive = Genoveva. Hier gaat het om een lange ī, in open syllabe, en om een ontleende naam. De vokaaloppositie zou kunnen te wijten zijn aan verschillende tradities, zowel tijdens als na de ontlening: vooreerst de tegenstelling tussen de oudere fra. en kerklat. vormen, vervolgens de invloed van kronologische en geografische verschillen bij gerekte i/e in autochtone persoonsnamen en appellatievenGa naar eind12. Waar i- en e- vormen als synkronisch omwisselbare varianten naast elkaar voorkomen, zal de i- vorm wel expressief gevaloriseerd zijn, vooral als de i uitsluitend of bij voorkeur in de verkorte naam optreedtGa naar eind13. Dat bewijst echter nog niet dat de i daar noodzakelijk van hypokoristische oorsprong moet zijn. Er is kans voor, maar het blijft onzeker. Ook Eva kende mnl. varianten met i- vokalisme, die blijkens de excerpten in het Mnl. Wb.Ga naar eind14 in verschillende dialektgebieden voorkwamen en dus uit geografisch standpunt moeilijk te motiveren zijn.
1.4. In andere talen vindt men eveneens hypokoristika met een ongewoon i- vokalisme. Bekend is eng. Jim uit James, door WeekleyGa naar eind15 vergeleken met ‘the thinned forms’ Pinch(in) < Punch, Binks < Banks. Uit Zwitserland noemt BachGa naar eind16 Mangnangeli, Mingningeli < Marianne en Annamaria. Elders hoort men in de kindertaal: spa. Miche (Michi) voor | |
[pagina 286]
| |
Mercedes, Picho voor PetronaGa naar eind17; maltees Diddu, evenals Dedu met anticipatie gevormd uit Alfredo, waaruit ook met perseveratie Fefu en FaffuGa naar eind18. De i- vormen zijn incidentele hypokoristische varianten, maar we weten niet hoe ze ontstaan zijn, hetzij door expressieve ablaut, hetzij door al of niet expressieve vokaalvernauwing. Ablaut of speelse vokaalvariatie komt herhaaldelijk ter sprake bij de verklaring van oude germ. namen, die opgesteld worden in reeksen als Dindo, Dando, Dundo; Gango, Gingo, Gung(ulf) enz.Ga naar eind19. Vooraleer men daarover gaat diskussiëren, moet men eerst met zekerheid weten of de aldus samengebrachte vormen inderdaad etymologisch samenhoren en, vervolgens, of andere interpretaties ad hoc niet evengoed mogelijk zijnGa naar eind20. Vokaalvariatie komt eventueel mee in aanmerking, maar wordt op die manier helemaal niet bewezen. Alleen als het genetisch verband tussen de vormen vaststaat, zal de verklaring die als enige mogelijkheid overblijft, ook zinvol en redelijk als een bewijs kunnen gelden. Dat lijkt me b.v. wel het geval te zijn in de hypokoristische varianten die volgens de overlevering voorkomen in het eerste lid van de dt. plaatsnaam Zissendorf: ao 966 (kop. ca. 1191) Zeizendorp, ca. 1150 Zizindorp en 1156 CizendorpGa naar eind21. Het eerste element is blijkbaar de genitief van Zeizo, vleivorm van een persoonsnaam Zeiz-(frid enz.), bij ohd. adj. zeiz. De i- variant moet daaruit ontstaan zijn en is niet door de genitief, noch door de samenstelling te verklaren. Hij kan alleen gemotiveerd worden door aan te nemen dat Zeizo ook affektief Zizo kon heten en dat beide vormen eveneens in de toponymische traditie een tijd lang omwisselbaar zijn geweest. Dan wijst Zeizen-/Cizen- (= Zissen-) op expressieve variatie ei/i, te vergelijken met Leuvens Vanderzeypen > Sippe en Devijver > Fiffe.
1.5. Uit het voorafgaande mogen we besluiten dat er in verschillende talen, in verschillende tijden, een procédé bestaat en bestaan heeft om okkasioneel hypokoristische i- varianten te vormen uit antroponiemen die in de meeste gevallen een e-kleurig vokalisme bevatten. Of die i- variatie gerealiseerd wordt door een fonetisch proces van vernauwing, ofwel door een morfologisch proces van vokaalwisseling (een ‘ablaut’), blijft nog een open vraag. Ze is alleszins een expressief verschijnsel en heeft in de genoemde voorbeelden niet systeemvormend gewerkt. De expressieve waarde van die i- variatie is het best waar te nemen in het huidige taalgebruik, bij voorkeur in de eigen omgeving. Elders is ze moeilijker te beoordelen, maar dat belet niet dat ze experimenteel een uitkomst kan bieden als men maar voldoende bedacht is op de konkurrerende faktoren of in aanmerking komende alternatieven. | |
[pagina 287]
| |
De hypokoristische i- variatie is blijkbaar een toepassing van hetzelfde procédé dat ook in appellatieven tot expressieve i- varianten kan leiden. Direkt vergelijkbaar zijn wbrab. expressiva als bietje ‘beetje’, klieneke ‘kleintje’Ga naar eind22; werkw. tippelen, tiepelen < tepelenGa naar eind23; misschien ook dt. Ricke, bij RehGa naar eind24, en germ. *tig-, bij *gait-Ga naar eind25? Verderop is die i- variatie van e en ei (ai) te verbinden met de bekende wisseling van a(a) naar i(e), die leidt tot talrijke iteratieve formaties of uitdrukkingen (types prietpraat < praat, fiefafoelie < fafoelieGa naar eind26, ‘van bikboord naar bakboord’), ofwel tot zelfstandig gangbare woordvormen (b.v. flikkeren, naast ouder flakkeren). In zulke expressiva zien we duidelijk een soort van ablaut, niet een vernauwende klankverandering. Dat geldt ook voor i- vormen ontstaan uit grondwoorden met donker vokalisme, b.v. tip naast ouder top, of iteratief fra. flâni-flânons (in modern chanson). Soms is de genetische filiatie nog moeilijk te achterhalen, zoals b.v. in mnl. cnirsen, cnersen, cnarsen, cnorsen, cnoersen (Mnl. Wb. III, 1635); of in sprookjesnamen als Siepen en SapenGa naar eind27. De i- vorm hoeft immers niet steeds sekundair te zijn maar kan soms zelf ook als uitgangspunt gediend hebben voor variaties in de tegengestelde richting, die dan hetzelfde resultaat opleveren (b.v. kinkankhoren < kinkhoren). | |
2. Vormen met ongewoon e- vokalisme2.1. Wegens de toegemeten plaatsruimte beperken we ons tot summiere mededeling van materiaal en kommentaar. In alle gevallen gaan bedoelde e- varianten terug op grondvormen met een a- vokalisme. Te Boom kregen verschillende personen die ‘Frans’ heten resp. de volgende bijnamen, doorgaans met bepalend lidwoord: Frèmmer (tweemaal), Fèl, Fèts, Fèt, Vet. De palatale vokaal berust waarschijnlijk op mouillering in de kindertaal, waar ‘Frans(ke)’ normaal Fansj(ke) en Fènsj(ke) wordt. Vandaar kan hij doorgedrongen zijn in een augmentatief Frenne en in speelse varianten die okkasioneel opduiken (b.v. Flèm) en eventueel met differentiërende funktie gevaloriseerd worden tot individuele bijnamen zoals de bovengenoemde. Andere abnormale e- vormen vindt men daar in de Kèp, 't Kèpske en de Kèps (uit fn. Van Camp), evenals in de Rets (fn. Raets); vgl. de Kèlles = Karel, uit Klein-BrabantGa naar eind28? In de streek van Averbode kent men, behalve de (courante) bijnaam Fèts = Frans, ook de Mèk = Martina, Rèkkes = Gerard, Nèkke = Narke (Leonard, Bernard), Mèns(ke) = Emmanuel, Bernèske of Bernètsje = Bernardus [bərnǭdəs]Ga naar eind29. Elders werd een Frans met bijnaam FrèngelGa naar eind30, | |
[pagina 288]
| |
of soms met augmentatief de Frènge (Bekkevoort) genoemd. Te Herent wordt Mark augm. Makke of Mèkke. Voor sommige dialekten moet men er rekening mee houden dat de e normaal door umlaut is opgekomen in het diminutief. Dat geldt b.v. voor een limb. augm. FrènsGa naar eind31, uit ouder dimin. Frènske, bij Frans; of voor een brab. augm. mènne, uit dimin. mènneke, bij man. Buiten het Nederlands mogen we misschien verwijzen naar eng. familiarismen, b.v. bij Margaret: Meg en Peg(gy), naast velare variaties Mog en PogGa naar eind32; vgl. al in de 13e eeuw Magge, Megge (en Pegge?), Mogge, PoggeGa naar eind33.
2.2. Het materiaal is fragmentair, heterogeen en moeilijk te beoordelen. Maar het laat toch zien dat sommige e- vormen fonetisch te verantwoorden zijn (limb. Frèns, brab. mènne), andere niet. In de fonetisch gekonditioneerde vormen kan de e sekundair een expressieve funktie gaan vervullen (type Frèns tegenover Frans). In de andere, niet gekonditioneerde vormen zal de e meestal direkt van expressieve oorsprong zijn, eventueel geïnspireerd door de kindertaal of door klank- en woordspel (antw. Frenne enz.). Zulke varianten ontstaan dan eerder door expressieve palatalisatie dan door expressieve ablaut. Zij behoren tot dezelfde kategorie als de affektieve woordvarianten, b.v. in dial. dè naast daar, mem naast ma(m) ‘moeder’, plet (gezegd van fiets- of autoband) naast normaal platGa naar eind34. Er zit dus een zekere orde in de soms schijnbaar grillige vokaalafwijkingen van hypokoristika: e- variatie van a, i- variatie van e, een enkele keer i- variatie van a (b.v. hgd. Mingningeli?); vgl. in de vroegere bijdrage(3) o- variatie van a, oe-variatie van o, inz. oe- variatie van a. De palatale en de velare variatie vinden we samen in pi(e)pa en poepa (papa), buiten de persoonsbenamingen b.v. ook in mnl. ‘bi no ba’ en ‘bu (boe) no ba’. De herkomst van zulke variaties is zeer verschillend. Sommige zijn rechtstreeks door expressieve klankverandering ontstaan, in andere is een verschillend vokalisme na zijn ontstaan expressief gevaloriseerd. Dat geldt zowel voor persoonsnamen als voor appellatieven (inklus. werkwoorden), maar in laatstgenoemde kategorie heeft het procédé der vokaalvariatie in het algemeen veel sterker gewerkt dan in de antroponymie, waar het slechts zelden tot uiting komt. |
|