De plaats van het hulpwerkwoord, verleden deelwoord en infinitief in de Nederlandse bijzin
(1953)–Anita Pauwels– Auteursrecht onbekend
[pagina 99]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Discussie van de resultaten en conclusiesIn dit hoofdstuk zullen we trachten een antwoord te verstrekken op de volgende vragen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I. Verband tussen de constructies in vraag en antwoord.Kunnen we, aan de hand van het materiaal dat ons ter beschikking staat, met enige kans op zekerheid, of tenminste waarschijnlijkheid, uitmaken of de dialectspreker (of juister dialectschrijver) bij het optekenen van de dialectische zinsconstructie, zich laat beïnvloeden door de vorm van de zin die hem wordt voorgelegd? Deze vraag zou men wel a priori bevestigend willen beantwoorden, zonder op materiaal beroep te doen. Immers, waar twee constructies mogelijk zijn, - en uit onze kaarten blijkt zonneklaar dat dit op zeer vele plaatsen werkelijk het geval is - zullen de meeste correspondenten geneigd zijn eenvoudig de hun voorgelegde zin zonder wijziging na te schrijven. Vooral indien de voorgelegde volgorde de gebruikelijke is, zullen een aantal correspondenten verwaarlozen de minder voorkomende, maar toch | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mogelijke constructie, te vermelden, meestal omdat ze niet verder nadenken. In onze vragenlijst hadden we het verv. ww. telkens vóór het verl. deelw. geplaatst en we zijn er van overtuigd dat dit feit het aantal opgaven met die volgorde in aanzienlijke mate verhoogd heeft. Zekerheid hieromtrent krijgen we voor Zuid-Nederland door het onderzoek van het materiaal van Frings, de Leuvense dialectcentrale en Blancquaert's dialectatlassen. Ik weet niet hoe de opgave geformuleerd werd bij het onderzoek door Frings en Vandenheuvel: in de Nederlandse vertaling van Frings wordt het verv. ww. voorop geplaatst, in de vertaling van Zijlstra achteraan. Bekijken we nu de kaartjes 20 en 22 dan vinden we voor zin 8 voor 3 van de onderzochte gemeenten de volgorde met het verv. ww. voorop en voor zin 20 vinden we deze volgorde nergens. De dialectische vertalingen van de zinnen van Wenker, volgens lijst 4 van de Zuidnederlandse dialectcentrale werden gemaakt volgens een opgave, waarin het verv. ww. achteraan stond. Ook in de opgave van de zinnen van Blancquaert staat het verv. ww. achteraanGa naar voetnoot(8). Nu zien we dat wanneer in de voorgelegde zin het verv. ww. achteraan geplaatst wordt, deze volgorde in geheel Zuid-Nederland zo goed als altijd bewaard wordt door de dialectsprekers. Dit schijnt er op te wijzen dat voor iedere dialectspreker uit Zuid-Nederland, Frans-Vlaanderen en ook uit Zeeland de volgorde met het verv. ww. achteraan de gewone is. Niemand schijnt het in zijn hoofd te halen deze volgorde te veranderen. Doch wanneer in de voorgelegde zin het verv. ww. vooraan staat (zoals in onze eigen vragenlijst) zijn er ongeveer 80% der inzenders, die deze constructie onmogelijk achten en ze vervangen door de omgekeerde volgorde. De 20%, die de opgegeven volgorde bewaren, zijn misschien minder dialectvast, ze laten zich vlugger beïnvloeden door het A.B., waarin beide volgorden mogelijk zijn. En dit is zeer gemakkelijk te aanvaarden, als | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
we zien dat ongeveer de helft van de inzenders mensen zijn beneden de 30 jaar, die bijna voortdurend in contact zijn met de geschreven taal. Dit alles schijnt er op te wijzen dat we in Zuid-Nederland in de gesproken taal over het algemeen slechts één volgorde kennen: eerst het verl. deelw. dan het verv. ww., doch dat bij circa ⅕ van de dialectsprekers het taalgevoel zich niet ernstig verzet tegen de omgekeerde volgorde, wat wel het geval is in de noordelijke provincies Friesland, Groningen, Drente, de noordelijke punt van Overijsel en het noordelijk gedeelte van Noord-Holland, waar iedere dialectspreker met grote beslistheid aanvoelt dat er slechts één constructie mogelijk is. Hoe de toestand eigenlijk is in de overige provincies van Noord-Nederland is niet met zekerheid te zeggen. Afgaande op de procenten mogen we misschien wel besluiten dat in de provincies Zuid-Holland, Utrecht, Gelderland en Noord-Brabant de toestand ongeveer dezelfde is als in Zuid-Nederland: in de dialecten kent men over 't algemeen één constructie, doch het taalgevoel verzet zich niet meer tegen de andere volgorde. Men heeft niet de indruk iets verkeerds te horen, als het verv. ww. voorop geplaatst wordt. Het is dus hoogst waarschijnlijk dat, indien wij in onze vragenlijst telkens het verv. ww. na het verl. deelw. hadden laten drukken, onze kaarten nóg meer groen zouden vertoond hebben. Vooral Zuid-Nederland (en misschien een vrij groot deel van Noord-Nederland) zouden zo goed als homogeen groen kunnen worden. In de provincies Overijsel (het oostelijke deel) en Ned.-Limburg schijnen beide volgorden gebruikt te worden in de spreektaal. Een Limburger schijnt inderdaad niet te weten welke volgorde hij eigenlijk gebruikt. Dr. Roukens uit Kerkrade (Q 121), die ik over dit geval ondervroeg, beweerde heel zeker te zijn dat in zijn geboortedorp beide volgorden gebruikt worden. Volgens hem hing het gebruik van de éne of andere volgorde uitsluitend af van het toeval. Nu rijst de vraag op: hoe is dit onderscheid te verklaren, waarom worden in de strook langsheen de Duitse grens beide vormen zonder onderscheid gebruikt en waar- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
om is in het overige gedeelte van het Nederlandse taalgebied de volgorde met het verv. ww. achteraan bijna uitsluitend in gebruik? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. Betekenisverschil tussen de twee constructies?Van een duidelijk en opvallend betekenisonderscheid tussen de twee verschillende volgorden van verv. ww. en verl. deelw. in de bijzin (gevallen is - is gevallen) is ons nergens iets gebleken. Wel is het mogelijk dat op sommige plaatsen, waar de twee constructies bekend zijn, ze niet zonder enige nuance naast elkaar gebruikt worden. Een bepaalde volgorde zou dan namelijk samenhangen met het leggen van meer nadruk op een of ander zinsdeel. Uit de door de correspondenten gemaakte opmerkingen blijkt dat sommigen onder hen zich van die nuance bewust geworden zijn. Het gemaakte onderscheid is echter van zo subtiele aard dat de meesten het niet nader konden verklaren. Waar de inzenders geschreven hebben: ‘er is een verschil in de betekenis’ (een 6 tal gevallenGa naar voetnoot(9)), zonder te preciseren waarin dat verschil bestaat wordt het waarschijnlijk, gezien in het licht van de aanduidingen gegeven door de correspondenten die wél een poging waagden om het onderscheid te verklaren, dat ook hier door ‘betekenisverschil’ enkel bedoeld wordt een ‘verschuiving van het zinsaccent’. Uit de zeer zeldzame pogingen van de correspondenten (slechts 3 in totaal) om het verband tussen het zinsaccent en de respectieve plaats van verv. ww. en verl. deelw. te verklaren, is het moeilijk een vaste regel op te maken. Hier volgen de opmerkingen van de correspondenten:
opmerking E na kaart 3:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
opmerking D na kaart 5:
opmerking D na kaart 7:
algemene opmerkingen:
Haaksbergen (G 257): ‘meestal komt hier het hulpww. achter het deelw., doch de constructie met het hulpww. voorop wordt ook wel gebruikt, doch niet zo veelvuldig. Meestal is de betekenis van de zin dan ook iets anders: bv. 't is goed dat hij vandaag gekomen is of is gekomen. In het eerste geval ligt de nadruk meer op het komen, terwijl in het tweede geval het vandaag meer op de voorgrond staat’. De correspondent van Stramproij (L 318) ziet in de plaats van verv. ww. en verl. deelw. slechts een kwestie van zinsmelodie: ‘mij lijkt dat de plaats van het hulpww. in het dialect dikwijls mede bepaald wordt door de klemtoon of zinsmelodie. Overigens kunnen de zinnen 1-7 meestal op 2 manieren gezegd worden met weinig voorkeur voor de éne of andere volgorde’ (zie blz. 64). O.i. heeft deze laatste correspondent gelijk. Spijtig dat hij zijn opmerking niet met voorbeelden heeft geïllustreerd. Normaal staat het verv. ww. na het verl. deelw. (de groene overheersende constructie). In deze werkwoordelijke groep valt op het verl. deelw. een veel zwaarder accent dan op het verv. ww. Indien nu de betekenis van een zin meebrengt dat het woord dat vlak voor de groep verl. deelw. - verv. ww. staat, het zinsaccent krijgt, komen aldus twee betoonde woorden vlak na elkaar te staan. Op die plaatsen waar potentieel de volgorde verv. ww. (met zwakke toon) vóór verl. deelw. (met sterker accent) mogelijk is, zal men in zulk geval graag tot die constructie zijn toevlucht nemen, omdat aldus de opeenhoping van sterk betoonde woorden wordt vermeden. Waar het zinsaccent op het verl. deelw. valt, blijkt de normale volgorde | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verl. deelw. - verv. ww., in ritmisch opzicht, uitstekend te voldoenGa naar voetnoot(10).
We krijgen dus:
Deze vaststelling is in overeenstemming met de opmerkingen van de correspondenten, hierboven meegedeeld, behalve met die uit Braamt (L 39) betreffende zin 3, die trouwens in formele tegenspraak is met de mededeling uit Vlist (K 17) betreffende dezelfde zin. Als we nu rekening houden van de ene kant met het zeer geringe aantal correspondenten die van een ‘betekenisverschil’ (d.i. een verband tussen zinsconstructie en zinsritme) gewaagden en van de andere kant met het grotere aantal inzenders die beslist bevestigen: ‘de twee volgorden worden gebruikt zonder onderscheid in de betekenis’Ga naar voetnoot(11) en vooral met de honderden correspondenten die zelfs aan geen mogelijk onderscheid gedacht hebben, dan moeten we toch wel zeer voorzichtig zijn bij het aanvaarden van de hier besproken betekenisnuance. Dat het in de meer beschaafde spreektaal bestaat lijkt ons zeker, doch dat het ook werkelijk in de dialecten voorkomt, moet op zijn zachtst uitgedrukt, erg betwijfeld worden. Het is wel opvallend dat geen enkele inzender uit het dialectvaste Zuid-Nederland van enig verschil in de betekenis tussen de twee constructies heeft gewaagd. Daarenboven vestigen we nog de aandacht op het feit dat van de 3 inzenders die | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verband gezocht hebben tussen zinsaccent en zinsconstructie er 2 elkaar tegenspreken, alhoewel het niet uitgesloten is dat dit eventuele verband op verschillende wijze gerealiseerd wordt op verschillende plaatsen. Op het feit dat er tenslotte meer dan 2 mogelijkheden zijn bij het verdelen der accenten in de bijzin heeft geen enkele der correspondenten, die naar een verklaring zochten, gewezen. Een mogelijke vraag in verband met de hier behandelde kwestie zou zijn: ‘bestaat er in de dialecten van de gemengde gebieden (met 2 mogelijke constructies) een neiging tot betekenis-differentiëring?’ Hierop mogen we voorlopig beslist ‘neen’ antwoorden. Indien zulke betekenis-differentiëring bestond, zou zulks natuurlijk het voortbestaan bevorderen van de twee constructies op dezelfde plaatsen. Indien echter de twee volgorden precies dezelfde betekenis hebben, ligt het voor de hand dat de éne licht de andere zal verdringen. Welnu we hebben inderdaad de indruk dat er in een groot deel van het Nederlandse taalgebied een neiging tot uniformisering bestaat. Met enige zekerheid kan dit echter slechts aan de hand van een historisch onderzoek bewezen worden. Het A.B., vooral als schrijftaal, is o.i. de voornaamste factor die de uniformisering tegenwerkt (vgl. de conclusies van Van den Berg, blz. 231). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III. Verband tussen tijd en plaats van het hulpwerkwoord.Om met zekerheid te kunnen antwoorden op de vraag of de tijd (teg. of verl.) waarin het hulpww. gebruikt wordt, invloed uitoefent op zijn plaats tegenover het verl. deelw. in de bijzin, beschikken we over onvoldoende materiaal. We kunnen immers slechts steunen op de eerste 7 zinnen van onze enquêtelijst om deze eventuele invloed vast te stellen. Het vergelijkingsmateriaal voor Zuid-Nederland (zinnen van Wenker en Blancquaert) heeft hier betrekkelijk weinig waarde. In de twee zinnen van Blancquaert die voor het onderzoek konden gebruikt worden staat het hulpww. telkens in de O.T.T. (meegegaan ben - gezien heb) en een vergelijking is dus uiteraard onmogelijk. Wat de 2 zinnen van Wenker betreft, die we hierboven (blz. 97) aangehaald hebben, hierin staat het hulpww. ‘hebben’ respectievelijk in de O.T.T. (doorgelopen heb) en in de O.V.T. (besteld | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hadden), doch het materiaal geeft voor beide zinnen bijna eenstemmig dezelfde volgorde op voor geheel Zuid-Nederland (nl. het verl. deelw. voorop). Het enige waarop we hier kunnen wijzen is dat er voor de eerste zin (hebben in de O.T.T.) 4 uitzonderingen aangestipt werden (heb doorgelopen), voor de tweede zin slechts één (hadden besteld). Gelet op het grote aantal gegevens (256 voor Zuid-Nederland) is het aantal uitzonderingen echter te gering om er enige regel, zelfs enige tendens te kunnen uit afleiden. We zullen trachten zoveel mogelijk uit ons eigen materiaal te halen. De Voltooid Tegenwoordige Tijd vinden we in zinnen 1-3-6-7 (is gevallen - heeft geslagen - staat geschreven - ligt begraven). De Voltooid Verleden Tijd vinden we in zinnen 2-4-5 (was geweest - hadden gegeven - werd gezongen). Het valt onmiddellijk op dat een onderzoek van de eerste vier zinnen gunstig schijnt voor het beantwoorden van de hier gestelde vraag. In zinnen 1 en 2 hebben we respectievelijk ‘is...’ en ‘was...’; in zinnen 3 en 4 ‘heeft’ en ‘hadden’. Op het eerste gezicht zou men geneigd zijn te menen dat een eventueel verband tussen de tijd en de plaats van het hulpww. onmiddellijk uit een vergelijking van kaarten 1 en 2, respectief 3 en 4 moet blijken. Wat kaarten 1 en 2 betreft (met het hulpww. zijn), is de zaak echter niet zo eenvoudig. We hebben hierboven bij de beschrijving van kaart 2 er voor gewaarschuwdGa naar voetnoot(12) dat een aantal inzenders de werkwoordelijke constructie ‘was geweest’ vervangen hebben door ‘is geweest’ (‘geweest is’) of ‘heeft geweest’ (geweest heeft). In totaal waren er niet minder dan 149 inzendingen met gewijzigde tijd, die dus allemaal moesten uitgeschakeld worden bij een vergelijking tussen kaart 1 en 2Ga naar voetnoot(13). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daarenboven hebben 171 correspondenten opgegeven ‘geweest had’ of ‘had geweest’ i.p.v. ‘was geweest’Ga naar voetnoot(14). Ook deze opgaven werden waardeloos voor ons onderzoek naar de invloed van de tijd op de plaats van het hulpww. ‘zijn’, daar uit de bestudering van kaarten 3 en 4 blijkt dat bij ‘hebben’ de verhoudingen anders zijn dan bij ‘zijn’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In totaal moesten dus niet minder dan 320 op kaart 2 aangeduide gegevens wegvallen, zodat een globale vergelijking van kaarten 1 en 2 een totaal vertroebeld antwoord zou verstrekken op de hier behandelde vraag. Er bleef dus geen andere oplossing over dan in alle enquêtelijsten nog eens na te kijken welke correspondenten bij het gebruiken van is in de eerste en was in de tweede zin, een andere plaats hadden toegewezen aan het hulpww. Uit dit onderzoek is duidelijk gebleken dat er een voorkeur bestaat om de O. Teg. T. na het deelw. te plaatsen en de O. Verl. T. vóór het deelw. Op 1206 inzendingen zijn er 114 die samen met de tijd ook de volgorde van verl. deelw. en hulpww. veranderen.
We krijgen 6 mogelijkheden:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Is deze voorkeur gelocaliseerd of zijn deze verschillende gevallen lukraak verspreid over geheel het taalgebied? In het overheersend ‘rode’ gebied in de provincie Overijsel en de daarbij behorende uitloper in Gelderland merken we op dat er een uitgesproken voorkeur bestaat om de O.V.T. vóór het deelw. te plaatsen. (We laten hier de gemeenten buiten beschouwing waarvoor in beide gevallen dezelfde volgorde opgegeven werd). Voor 6 gemeenten werden beide volgorden opgegeven voor de V.T.T. is gevallen of gevallen is en slechts 1 volgorde voor de V.V.T.: was geweest (Radewijk (G 118), Vriezenveen (G 171), Delden (G 203) (door 2 inzenders), Oldenzaal (G 207), Usselo (G 233) en Eibergen (G 255). Voor 2 gemeenten werden uitsluitend de vormen ‘gevallen is’ en ‘was geweest’ opgegeven. (Almen (F 181) en Vorden (F 184). Ook de andere streek waar de rode constructie veel gebruikt wordt kent deze voorkeur. In Nederlands-Limburg vinden we 18 correspondenten die een onderscheid maken in de constructie met de V.T.T. en de V.V.T. 13 correspondenten geven voor zin 1 op: ‘gevallen is’ en voor zin 2: ‘was geweest’ (Venlo (L 271) - 2 inzenders -, Leveroij (L 324a), Heel (L 328), Roermond (L 329), Stevensweert (L 378), Peij (L 381b), Urmond (Q 14), Spaubeek (Q 31), Brunssum (Q 35), Meerssen (Q 99), Ambij (Q 102) en Eijgelshoven (Q 119). Voor Tungelroij (L 318b) werd opgegeven gevallen is of is gevallen tegenover was geweest en voor Grathem (L 326) gevallen is tegenover was geweest of geweest was. Slechts 3 inzenders gaven er de voorkeur aan in de V.V.T. het hulpww. achteraan te plaatsen: één inzender uit Blerich (L 269) en één uit Maastricht (Q 95) vermelden uitsluitend de vormen is gevallen en geweest was en één inzender uit Vijlen (Q 208) vermeldt beide volgorden in de V.T.T. (is gevallen en gevallen is), doch slechts geweest was in de V.V.T. In de andere provincies van het Nederlandse taalgebied kunnen we onmogelijk nog een streek vinden, waar de dialectsprekers een speciale voorkeur zouden hebben voor één van beide volgorden. Zo vinden we in Noord-Holland 2 maal is gevallen tegenover geweest was (Barsingerhorn (E 12) en Zaandam (E 86). In Zuid-Holland | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn er 8 inzenders die een verschil maken bij de behandeling van V.T.T. en V.V.T. We vinden 2 maal is gevallen <-> geweest was (Molenaarsgraaf (K 61) en Aarlanderveen (E 178), 3 maal beide mogelijkheden in de V.T.T. en slechts de volgorde geweest was in de V.V.T. (Scheveningen (D 1), Stad aan 't Haringvliet (I 44) en Puttershoek (K 92), 1 maal beide mogelijkheden (is gevallen of gevallen is) tegenover was geweest (Vlaardingen (K 42a), 1 maal gevallen is en beide mogelijkheden in de V.V.T. (Den Haag (D 5) en tenslotte 1 maal is gevallen tegenover was geweest of geweest was (Middelharnis (I 25). In de andere provincies is de toestand al even ingewikkeld: slechts in een klein gedeelte van Gelderland ten Zuiden van het overheersend ‘rode’ gebied en langs de Duitse grens vinden we nog 4 correspondenten die een verschil maken en wel juist hetzelfde als in het ‘rode’ gebied, nl. gevallen is tegenover was geweest (Lichtenvoorde (M 7), Aalten (M 9), Miste (M 11) en Winterswijk (M 13). Zo zien we dat dit oostelijk gedeelte één groot aaneengesloten gebied vormt, waar de correspondenten, die verschil voelen tussen beide volgorden, in de V.T.T. het hulpww. na het verl. deelw. plaatsen en in de V.V.T. er voor. Ook in de provincie Oost-Vlaanderen merken we deze zelfde voorkeur op, doch niet zo uitgesproken. Hier vinden we 12 maal gevallen is tegenover was geweest, 5 maal is gevallen tegenover geweest was en 2 maal is gevallen tegenover beide volgorden in de V.V.T. Dit schijnt er wel op te wijzen dat het taalgevoel zich minder verzet tegen de vorm was geweest dan tegen is gevallen. We stellen dus vast dat er in de oostelijke grensstreek van Nederland een duidelijke voorkeur bestaat voor was geweest tegenover is gevallen. Ligt de reden van deze voorkeur nu werkelijk in het verschil van tijd? Om op deze vraag te kunnen antwoorden, zullen we nagaan of we deze zelfde voorkeur terugvinden bij het hulpww. hebben. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II.Ook wat zinnen 3 en 4 betreft, mogen we niet trachten een eventueel verband tussen tijd en plaats van het hulpww. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in de bijzin direkt van de kaarten af te lezen. Immers we merkten reeds opGa naar voetnoot(21) dat in zin 4 een aantal correspondenten (niet minder dan 106) de Volt. Teg. Tijd gebruikten i.p.v. de Volt. Verl. TijdGa naar voetnoot(22). Het kaartbeeld van zin 3 blijft ongewijzigd daar de inzenders, die hier de Volt. Teg. Tijd vervangen door de Volt. Verl. Tijd allen Friezen zijn en het voor deze provincie onnodig is te spreken over eventuele invloed van tijd daar de toestand steeds dezelfde is. Voor de rest van het taalgebied werd deze verandering slechts door 2 inzenders aangebracht (Putbroek (L 381a) en St. Martens-Voeren (Q 247). Vermits het kaartbeeld van zin 4 vertroebeld is was het dus weer noodzakelijk in het materiaal zelf na te kijken op welke plaatsen aan het werkelijk gebruikte hulpww. hadden een andere plaats werd toegekend in de bijzin dan aan heeft. Er zijn precies 100 inzenders bij wie een onderschied in constructie samenvalt met een onderscheid in tijd. We hebben hier natuurlijk dezelfde zes mogelijkheden als bij het hulpww. zijn:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We krijgen hier dus dadelijk een geheel andere verhouding dan bij het hulpww. zijn. Bij zijn hadden we een voorkeur voor was geweest en hier een voorkeur voor gezien hadden, wat al dadelijk de mogelijkheid uitsluit dat de tijd van het hulpww. op zichzelf de plaats ervan zou bepalen of zelfs een voorkeur voor één van beide constructies zou meebrengen. Bij het hulpww. hebben vinden we nergens in het taalgebied een streek waar een bepaalde voorkeur zeer duidelijk overweegt, ook niet in die provincies waar er bij ‘zijn’ wel een voorkeur merkbaar was. In het overheersend rode gebied Overijsel-Gelderland treffen we 5 maal de volgorde heeft geslagen tegenover gezien hadden aan (Almen (F 181), Den Ham (G 139), Hengelo (G 204), Kerspel-Goor (G 223a) en Usselo (G 233) en 2 maal vinden we er geslagen heeft tegenover hadden gezien (Radewijk (G 118) en Borne (G 201). Ook in Limburg is de toestand verward en valt er geen voorkeur te bespeuren. In Oost-Vlaanderen werd 14 maal heeft geslagen opgegeven tegenover gezien hadden en 7 maal geslagen heeft tegenover hadden gezien. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III.Aangezien uit het nauwgezet onderzoek van de eerste 4 zinnen blijkt dat de tijd van het hulpww. als zodanig geen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
invloed uitoefent op zijn plaats tegenover het verl. deelw. - vermits we bij de twee onderzochte hulpww. tot een tegengesteld resultaat komen - menen we dat het overbodig is de 3 overblijvende zinnen aan een gedetailleerd onderzoek te onderwerpen. Het gaat hier trouwens om 3 verschillende hulpww. Twee ervan staan in de teg. tijd (ligt begraven en staat geschreven) 1 in de verl. tijd (werd gezongen). In de laatste zin wordt trouwens ‘werd gezongen’ herhaaldelijk vervangen door gezongen is’Ga naar voetnoot(29). De procenten op de tabellen wijzen uit dat in zin 7 (...ligt begraven) het hulpww. in 88,4% van de gevallen achteraan staat, in zin 6 (...staat geschreven) in 77,2% en in zin 5 (...werd gezongen) weer in 87,9% van de gevallen. Het is dus onmogelijk uit deze zinnen enige bepaalde conclusies te trekken betreffende een eventueel verband tussen tijd en plaats van het hulpwerkwoord. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OpmerkingenOp te merken valt dat verschillende inzenders die in de tweede zin ook de V.T.T. gebruikt hebben (geweest is) het hulpww. niet op dezelfde plaats zetten als in de eerste zin: 5 maal vinden we gevallen is tegenover is geweest (Nuth (Q 36), Waasmunster (I 212), Gent (I 241), Grembergen (I 259) en Linkhout P 46), 1 maal is gevallen tegenover geweest is (Melsbroek (P 13) en 1 maal gevallen is of is gevallen tegenover uitsluitend is geweest (Wielsbeke (O 76). Eén inzender heeft in de eerste zin het hulpww. in de O.V.T. geplaatst en hier bekomen we de tegenstelling was gevallen tegenover geweest was (Borsbeke (O 130). Ook in zin 4 werd 13 maal de V.V.T. vervangen door de V.T.T.: we bekomen 4 maal de tegenstelling geslagen heeft - hebben gezien (Nieuwkoop (E 177), Oostkerke (H 13), Destelbergen (I 243) en Leuven (P 88) 3 maal heeft geslagen - gezien hebben (Kamperveen (F 92), Arnemuiden (I 85) en Laarne (I 251), 2 maal heeft geslagen of geslagen heeft tegenover gezien hebben (Kaprijke (I 157) en Hamme (I 213) en 1 maal beide mogelijkheden tegenover hebben gezien | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Oostakker (I 202). Eén inzender (uit St. Martens-Voeren (Q 247) heeft in zin 3 de V.V.T. gebruikt en hier krijgen we had geslagen tegenover gezien hadden. Er zijn nog verschillende inzendingen (14) waar in de tweede zin het hulpww. zijn door hebben vervangen werd en op een andere plaats komt te staan dan ‘is’ in de eerste zin, doch deze tegenstelling zullen we behandelen ter gelegenheid van de volgende vraag, of de aard van het hulpww. invloed heeft op de plaats tegenover het verl. deelw. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BesluitHet enige resultaat dat we bij het onderzoek naar een eventueel verband tussen tijd en plaats van het hulpww in de bijzin bekomen hebben is dat de tijd van het hulpww. afzonderlijk beschouwd, geen invloed heeft op zijn plaats t.o.v. het verl. deelw., doch dat de tijd in verband met de aard van het hulpww. wel invloed heeft op zijn plaats, al blijft die invloed gering. Zo is de verhouding ‘was geweest’ iets of wat couranter in de gebieden waar beide volgorden gebruikt worden dan ‘is gevallen’ en ‘heeft geslagen’ couranter dan ‘hadden gezien’. In het eerste geval kan de voorkeur voor ‘was geweest’ gelocaliseerd worden in het oostelijke grensgebied (Limburg tot Overijsel), terwijl de lichte voorkeur voor ‘heeft geslagen’ niet te localiseren valt. We moeten er tenslotte op wijzen dat het resultaat dat we hier signaleren niet op zeer zuivere gegevens berust. Immers we zouden een vergelijking moeten kunnen maken tussen een bijzin met respectief ‘geweest is’ en ‘geweest was’ - ‘gezien heeft’ en ‘gezien had’ enz. Vooral de vergelijking tussen ‘heeft geslagen’ en ‘hadden gezien’ kan onjuiste resultaten opleveren, daar er hier factoren van ritmische aard kunnen aanwezig zijn: heeft is één - en hadden tweelettergrepig! We hebben gemeend dat het beter was aan de hand van ons onzuiver materiaal voorlopige besluiten te trekken en ze met het nodige voorbehoud mee te delen, dan niets te zeggen en te wachten op een later en vollediger onderzoek, dat misschien nooit zal ondernomen worden! | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Noot: We verwijzen nog naar de geëpureerde tabel met procenten op blz. 116, opgesteld met het oog op het onderzoek naar het verband tussen de aard en de plaats van het hulpww. in de bijzin. Uit de vergelijking tussen kolommen 2 en 3 (is gevallen - was geweest) en kolommen 5 en 6 (heeft geslagen - hadden gezien) kan men dezelfde resultaten aflezen die we hier bereikten door nauwkeurige bestudering der afwijkingen in het materiaal, al zijn deze percentages voor het antwoord op de hier behandelde vraag niet helemaal juist wat het globale beeld betreft. Immers bij het opstellen van deze tabel werd niet op vervanging van tijd gelet, alleen op vervanging van hulpwerkwoord. De afwijking is echter zo gering dat we ze mogen verwaarlozen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV. Verband tussen aard en plaats van het hulpwerkwoord.Daar de kaarten en ook de tabellen met procenten opgemaakt werden zonder rekening te houden met de aard van het gebruikte hulpww., kan het tabellarisch overzicht dat procentsgewijze het totaal der groene (verl. deelw. - verv. ww.) en der rode constructies (verv. ww. - verl. deelw.) aanduidt, hier niet ongewijzigd gebruikt worden. We moeten immers alle inzendingen buiten beschouwing laten, die in de vertaling in dialect een ander dan het opgegeven hulpww. gebruikt hebben. Brengen we deze ‘verbetering’ aan dan komen we tot het volgende overzicht: (de cijfers duiden het procent van de groene constructie aan: verl. deelw. - verv. ww.)Ga naar voetnoot(30). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.Als we de hulpww. op een rijtje zetten volgens de procenten van hun plaatsing na het verl. deelw. (groene constructie) bekomen we de rangschikking: staan (71,8) - zijn (72,7) - hebben (75,4) - worden (78) - liggen (84,9). Het valt onmiddellijk op dat het laatste enigszins uit de band springt en we mogen dus wel de regel formuleren: ‘Er bestaat een neiging over heel het taalgebied om het hulpww. liggen na het verl. deelw. te plaatsen’. De kaarten en de tabel wijzen uit dat deze neiging zich het meest laat gevoelen in het gebied waar de rode constructie (verl. deelw. na verv. ww.) voor al de andere hulpww. overwegend is. Immers in het Oosten van de provincie Overijsel ten Oosten van de Regge en in de 7 daarbij horende gemeenten in Gelderland vinden we de groene constructie (begraven ligt) in 64,8% van de gevallen en de rode (ligt begraven) slechts in 35,2%. Alle andere hulpww. komen in dit gebied meer vóór het verl. deelw. te staan dan er achter (zie de tabel). Waarom staat liggen meer na zijn verl. deelw. dan de andere hulpww.? Omdat begraven meest als adjectief wordt aangevoeld en dus de plaats van een adjectief in de bijzin krijgt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II.Het kleinste aantal groene constructies (verl. deelw. vóór verv. ww.) vinden we met het hulpww. staan. Hiervoor zien we geen andere reden dan het feit dat ‘staat geschreven’ een verbinding is die de neiging vertoont vast te worden, in tegenstelling met ligt begraven. We kunnen nog slechts van ‘neiging’ spreken want van een vergroeiing tot ‘versteend geheel’ is nog geen spraak. Wat de andere hulpww. betreft, het is een feit dat er een zeker verschil is: de tabel met percentages spreekt een duidelijke taal. We willen er dan ook geen verdere commentaar aan wijden. Terloops wijzen we nog slechts op het opvallend lage percentage der groene constructie voor het hulpww. zijn in de provincie Nederl. Limburg (44,75), het enige geval waar de 50% niet bereikt wordt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het lijkt ons duidelijk dat we elke verbinding op zich zelf moeten beschouwen en niet tijd en aard van de hulpwerkwoorden scheiden. Wat we in het vorige hoofdstuk vaststelden betreffende geweest is tegenover was gevallen en heeft geslagen tegenover gezien hadden is in dat opzicht welsprekend genoeg. Elke werkwoordelijke verbinding bestaande uit een verl. deelw. en een verv. hulpww. leidt dus een leven op zichzelf. Meestal gehoorzamen ze wel aan algemene wetten, doch op het locale plan kunnen allerlei afwijkingen of doubletten voorkomen, terwijl slechts zelden tendensen, die voor een hele streek gelden, te voorschijn treden. Voor een exhaustieve behandeling van het verband tussen aard en plaats van het hulpww. in de bijzin, laat ons materiaal ons weer in de steek en blijkt totaal onvoldoende. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Algemeen BesluitSamenvattend kunnen we zeggen dat de plaatsing van het vervoegd hulpww. in de bijzin vóór of na het verl. deelw. in die gemeenten waar potentieel de twee mogelijkheden bestaan, afhangt van het min of meer vaste van elke constructie op zichzelf, van de aard van het gebruikte hulpww. (en in verband hiermee van de latente mogelijkheid het verl. deelw. als adjectief aan te voelen), van het gebruik van de tijd (teg. of verl.) doch slechts in verband met de aard van het hulpww. en waarschijnlijk ook wel, in geringe mate, van gevoelsfactoren die het modulatieschema of het ritme van de zin kunnen wijzigen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V. Verband tussen inleidend woord van de bijzin en constructie.Onder de zeven bijzinnen in onze enquête-lijst, die een verleden deelw. + verv. hulpww. bevatten, zijn er:
a. twee die ingeleid worden door het betrekkelijk voornaamwoord die (bijvoeglijke bijzinnen). zin 1: De jongen die gisteren van het dak is gevallen, is nu dood. zin 4: Er waren drie mensen die de bedelaar hadden gezien. b. drie die ingeleid worden door het enkelvoudig voegwoord dat. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zin 2: Jan zei dat zijn broer ziek was geweest (lijdende voorwerpszin). zin 3: Ik heb gezien dat hij zijn hond heeft geslagen (lijdende voorwerpszin). zin 6: Mij dunkt dat er iets op die muur staat geschreven (onderwerpszin).
c. één die ingeleid wordt door het samengesteld voegwoord zonder dat. zin 5: Het feest verliep zonder dat er een lied werd gezongen. (bijvoeglijke bijzin van omstandigheid). één die ingeleid wordt door het vragend bijwoord waar, in de spreektaal veelal gevolgd door het voegwoord dat, zodat we hier ook van samengesteld voegwoord mogen spreken. zin 7: Weet u waar onze vriend ligt begraven? (lijdende voorwerpszin).
Als we voor het hele Nederlandse taalgebied de totale procenten van zinnen 1 en 4 (de relatieve bijzinnen): 79% - 82,5% vergelijken met die van zinnen 2, 3 en 6 (de bijzinnen ingeleid door dat): resp. 77,9-79,3 en 77,2%, dan zijn we wel geneigd te besluiten dat de streektalen vaker geneigd zijn het verl. deelw. na het hulpww. te plaatsen bij de dat-zinnen dan bij de relatieve zinnen, al is die neiging dan ook vrij zwak. Een nader onderzoek van de toestand in de verschillende provincies en een vergelijking van de zinnen van elke groep onderling wijst uit dat dit besluit enigszins voorbarig is. Immers er zijn slechts 3 provincies waar de groene constructie (deelw. - verv. ww.) in zinnen 1 + 4 enigszins overweegt tegenover dezelfde constructie in zinnen 2 + 3 + 6:
Gelderland: 1+4 (69,3% - 71,2%) - 2+3+6 (64,9% - 68,3% - 64,9%)
Belg.-Limburg: 1+4 (70,8% - 82,7%) - 2+3+6 (65,3% - 70,8% - 63%)
West-Vlaanderen: 1+4 (87,5% - 90,2%) - 2+3+6 (87% - 87,7% - 80,8%) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In één provincie is de toestand duidelijk andersom: Zuid-Holland: 1+4 (79,6% - 77,6%) - 2+3+6 (84,5% - 80% - 84,8%) In de andere provincies blijkt er geen verband te bestaan tussen de aard van het beginwoord van de bijzin en de door ons onderzochte woordorde. In Noord-Holland bv. plaatsen de 3 zinnen met dat zich met hun procenten (86,2 - 81,6 - 88,8) precies tussen de procenten van zinnen 1 en 4, resp. 81,3 en 91! In de provincie Antwerpen zijn de procenten ongeveer precies gelijk: zinnen 1 en 4 vertonen de procenten 69,4 en 79,6; zinnen 2, 3 en 6 resp. de procenten: 69,4 - 71,3 en 79,6. Nog duidelijker wordt het gemis aan verband tussen beginwoord van de bijzin en constructie indien we de respectieve procenten van zin 1 en zin 4 vergelijken, twee bijvoeglijke bijzinnen van precies hetzelfde type. Voor het hele taalgebied zijn de procenten 79,4 (zin 1) en 82,5 zin 4). In 10 provinciesGa naar voetnoot(32) heeft zin 4 meer groene constructies dan zin 1: de afwijkingen gaan van Overijsel met 71 (zin 4) en 53,1 (zin 1) en Belg.-Limburg met 82,7 (zin 4) en 70,8 (zin 1) tot Noord-Brabant met 68,9 (zin 4) en 68,5 (zin 1). In 3 provincies heeft zin 1 meer groene constructies dan zin 4: de afwijkingen gaan van Utrecht met 82,7 (zin 1) en 67,1 (zin 4) tot Oost-Vlaanderen met 78,3 (zin 1) en 75,2 (zin 4). Indien er werkelijk een verband bestond tussen het beginwoord van de bijzin en de constructie, dan moest de volgorde in zinnen 1 en 4 veel constanter zijn dan nu uit de tabellen blijkt. Hetzelfde geldt voor zinnen 2 en 3 waarin de bijzin telkens lijdende voorwerpszin is en ingeleid wordt door ‘dat’. Welnu, vergelijk even de procenten van de groene constructie in de provincies Utrecht (71,6 voor zin 2 en 56,2 voor zin 3), Overijsel (47,3 voor zin 2 en 62 voor zin 3) en Nederl.-Limburg (37,1 voor zin 2 en 57,9 voor zin 3)! Als we met zin 5 vergelijken worden de verschillen nog opvallender. Over zinnen 5 en 7 hebben we opzettelijk gezwegen. Zin 7 is een zeer bijzonder geval (zie blz. 117). Zin 5 kunnen we niet met een soortgelijke bijzin vergelijken en bij gebrek aan vergelijkingsmateriaal kunnen we ook geen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
conclusies trekken. Zijn globaal percentage vertoont geen opvallende afwijking. Het is dus niet vermetel uit wat voorafgaat het besluit te trekken dat er over 't algemeen geen verband schijnt te bestaan tussen de aard van het woord dat de bij zin inleidt en de volgorde verv. ww. - verl. deelw. Indien zulk verband werkelijk voorkomt moet het van lokale aard zijn. De geringe voorkeur die uit de totale procenten voor het Nederl. taalgebied schijnt te blijken voor de volgorde verl. deelw. - verv. ww. in de relatieve bijzinnen kan op toevallige omstandigheden berusten. Soortgelijke relatieve bijzinnen, met andere hulpww. dan in zinnen 1 en 4 (zijn en hebben) zouden zeer waarschijnlijk een ander kaartbeeld en andere procenten opgeleverd hebben. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VI. Verband tussen zinsritme en constructie.Op deze vraag werd reeds gedeeltelijk geantwoord bij het behandelen van vraag II: is er betekenisverschil tussen de twee constructies? (blz. 102 en volg.) Als we de verbindingen ‘verl. deelw. - verv. hulpww.’ op zichzelf beschouwen in onze 7 bijzinnen stellen we vast dat er 5 verl. deelwoorden op onbetoonde - en uitgaan (gevallen, geslagen, gezongen, geschreven, begraven) en 2 op betoonde lettergreep (geweest, gezien). Van zuiver ritmisch standpunt uit beschouwd, schijnt het verkieslijk bij de 2 participia die op betoonde lettergreep eindigen, het hulpww. vooraf te plaatsen ten einde de opeenvolging van twee betoonde silben te vermijden: dus wás gěweést liever dan gěweést wás hádděn gězién liever dan gězién hádděn, terwijl de constructies gěvállěn is, gěslágěn heéft, enz. in ritmisch opzicht helemaal voldoen, omdat er telkens een toonloze syllabe de twee meer betoonde scheidt. Welnu, de procenten wijzen uit dat er van een voorkeur van de plaatsing verv. hulpww. - verl. deelw. bij de zinnen met was geweest en hadden gezien tegenover de vijf andere geen spraak is. De totale procenten zijn: geweest was 77,9% - gezien hadden 82,5%, tegenover gevallen is 79,4% - geslagen heeft 79,3% - gezongen werd 81,9% - geschreven staat 77,2% en begraven ligt 88,4%. Ook in de afzonderlijke provincies is er geen spoor van een groepering van zinnen 2 + 4 tegenover 1 + 3 + 5 + 6 + 7. |
|