[30 Juli 1803]
ZATURDAG den 30e JULY. Met het aanbreken van den dag, gingen wy met zeer mooy weer van de Zout Rivier, onze weg na de Rhenoster-Kop nemende, circa vier uuren met de ossenwagens van hier. Wy zagen de gebergtens van het Nieuwe Veld aan onze slinke hand, en de Zwarte Bergen vertoonden zich met der zelver kruinen in de verte voor ons uit.
Ten elf uuren kwamen wy aan de Rhenoster Kop, daar wy een paar uuren by een fonteyn halte hielden.Ga naar voetnoot689 De commandant Human schoot een fraaye mannetjes struys, welke echter geen schoone vederen had, dus van weinig waarde. Deze dieren zyn hier zeer menigvuldig, en de boeren zyn groote liefhebbers hun te schieten, om de vederen aan de Kaap, daar zy van waarde zyn te verkoopen.
Hoe zeer de schoft van heden maar tot deze plaats opgegeven was, begrepen wy na den eeten, nog zoo ver te kunnen ryden om de plaats van den comman- | |
dant Abraham De KlerkGa naar voetnoot690 te bereiken, zoo dat wy weder opzaten en onze weg derwaards vervorderden. Wy reden aanhoudend langs de voet van het gebergte; omtrent halverwegen gekomen troffen wy een veewagters hut aan, by welke wy eene horde dier Kaffers ontmoeten, welke in de Nieuwveldsche Bergen zich ophouden.Ga naar voetnoot691 By onze komst aan de plaats van De Klerk, genaamd de Twee Fonteynen,Ga naar voetnoot692 was de zon reeds onder, hoe zeer wy ook te paard onze wagens waren voor uit gereden.
De Commandant voornoemd onthaalde ons uitermate vrindelyk, en gaf een brief over van den Gouverneur, welke hier den 25e laatsleden was voorbygereisd en behouden door De Klerk tot de Zwarte Bergen was overgebragt. Ik schreef op volmacht van den Gouverneur eene missive aan den Major van Gilten in de Algoabaay Commanderende, daar by zyn Edele namens den Generaal eene Instructie gevende hoedanig zich te gedragen indien Engelsche vyandelyke schepen mogten ondernemen de Algoabaay aantevallen; en hem kennis gevende van het vertrek van den Generaal naar de Kaapstad.Ga naar voetnoot693
|
-
voetnoot689
- Ongeveer 12 myl suidwes verby Riem en Breipaal na Renosterkop (tans die spoorweghalte) op die plaas Renosterkop (BFW 14.9). Die ou pad was ongeveer soos die bestaande spoorweg loop, effens suid daarvan, na die huidige Beaufort-Wes.
-
voetnoot690
- Die kommandant van die Nuweveld en die Swartberg, Abraham de Klerk, Jacobseun, ged. 25.4.1757 (oorl. 1829?) is op 12.11.1775 getr. met Magdalena de Klerk, sy niggie, wat teen 1803 al oorlede was. (G.R. II, A-O, p. 123 en M.O.O.C. 7/107, fol. 91-98). De Klerk was 'n ryk man met oor die 8,000 kleinvee wat sy vader se plase (infra voetn. 692) bewoon het, 'n ontsaglike uitgestrektheid sodat sy naaste buurman in die ooste 60 myl van hom was. Hy het van vroeg teen Boesmans en Kôsa in die veld gedien en was 'n baasjagter wat reeds 31 leeus op sy kerfstok gehad het (Vgl. V.R.V. 11 (Lichtenstein) pp. 41-46, en A.P. Smit, ‘Beaufort-wes 125 jaar oud’, Die Huisgenoot, 17.8.1945, p. 17). Theunis Christiaan de Klerk wat om sy aandeel aan die Slagtersnekopstand in 1816 op Van Aardtspos tereggestel is, was 'n seun van Abraham de Klerk se neef (G.R. II, A-O, p. 122).
-
voetnoot691
- Sien G.R. 8/1 (A), J.W. Janssens/A. Stockenström, 22.6.1804: ‘In het Nieuweveld digt aan groot Leeuwen Rivier onthoud zich een Kafferkraal onder hun hoofd Tsietsie welke daar rustig en vredig als het ware onder het oog van de Commandt. de Klerk, leeven...’ Hulle kon as inwoners beskou word vir wie grond gevind moes word. Vgl. ibidem, 10.8.1804: Dit is Kôsa wat al lank daar is en in die oorlog van 1799 rustig gebly het; hulle moet grond kry en besoeke aan hulle (deur
Slambie-ondersteuners?) moet ontmoedig word. Vgl. ook V.R.V. 18 (Van Reenen), pp. 244-245.
-
voetnoot692
- Die woonplek van De Klerk was aan die Bo-Gamka (Leeurivier) op een van die plase van sy oorlede vader, Jacob de Klerk: De Twee fonteinen in de Hooyvlakte gelegen aan de Groene Bergh, oorspr. uitgegee in 1760 aan die kmdt. G.R. Opperman, later aangeteken vir Philip Arnoldus Olivier en in 1778 aangeteken vir Jacob de Klerk, die ouere. Dit was teen 1802 nog op naam van sy weduwee (G.R. 14/16; R.L.R. 25, p. 417 en R.L.R. 41, p. 39). Jacob de Klerk het ook nog o.a. die reedsgenoemde plase De Waayfontein gel: over de Zout Rivier (1771) en De Klippekraal geleegen aan de Zout Rivier onder de Nieuweveldsbergen (1782) gehad (Vgl. R.L.R. 78(a) s.v. Weduwee Jacob de Klerk, de Oude, en R.L.R. 41, p. 139). Op die plaas Hooyvlakte, volgens Collins ‘the best place in the Coup, and indeed in the whole tract lying between Cedarberg and Sneeuwberg’, is volgens proklamasie van 27.11.1818 die dorp Beaufort-Wes aangelê (Sien Theal, Records VII, pp. 122-123 en A.P. Smit, Gedenkboek van de Ned. Geref. Gemeente Beaufort-wes, 1820-1945. Kaapstad, 1945, pp. 1-2). D.G. van Reenen het reeds tydens die reis van 1803 in sy joernaal die vestiging van 'n drosdy op Abraham de Klerk se plaas voorgestaan en gemotiveer (V.R.V. 18, pp. 224 en 244).
-
voetnoot693
- Bygevoeg by die amptelike joernaal (G.M. IV, p. 202) maar nie teruggevind nie.
|