Reize in de binnen-landen van Zuid-Africa
(1965)–W.B.E. Paravicini di Capelli– Auteursrechtelijk beschermd[26 Juli 1803]DINSDAG den 26e JULY; den voorleden nacht hadden wy een zwaar onweder vergezeld van regen vlagen; dog toen wy tegens half negen uuren afreden was het reeds over en de lucht beloofde ons eenen schoonen dag. Na een uur of anderhalf langzaam opwaards gereden te zyn, bereikten wy de Sneeuwbergen, en wel aan deszelfs noordelyke gedeelte, daar men de doortocht Africa's Hoogte noemd.Ga naar voetnoot664 De versche ossen welke wy heden wedergekregen hadden, deed ons die hoogte spoedig en gemakkelyk beklimmen; boven gekomen zagen wy in de vlakte voor ons de plaats van Willem Sagenaar,Ga naar voetnoot665 genaamd de Koudehoek,Ga naar voetnoot666 | |
[pagina 181]
| |
door deze man thans verlaten omdat de veekralen in den brand waren geraakt! De naam welke de plaats draagd scheen ons zeer van pas gegeven; de naakte velden en de met sneeuw bedekte ruggen spraken overtuigend dat men de warmte in dien oord wel verdragen kan. Twee uren verder leggen nog twee plaatsen van Piet en Michiel Overholster, genaamd de Rhenosterfonteyn,Ga naar voetnoot667 by welke laatste wy stil hielden en een uur uitspanden. De oude man overlade ons met gulheden en bood ons de maaltyd aan. Hy schynd een man te zyn van redelyk gezond oordeel, jammer maar dat hy over de zaken welke in dit district, tydens den opstand der Boeren voorgevallen zyn uit zulk een verkeerde oogpunt beschouwde; men ziet helaas de onderlinge particuliere twisten nog dagelyks smeulen. Hy verhaalde ons dat de Boschjesmans nog korts geleden een groot aantal van zyn vee hadden weggeroofd, welke hy vergeefsch door hun te volgen had getracht weder te krygen, of schoon zyne zoons twee dier roovers hadden dood geschoten.Ga naar voetnoot668 Wy reisden weldra verder al cours houdende naar het westen ten zuiden;Ga naar voetnoot669 de grond was sterk met salpeter overdekt en op eenige plaatsen zoo wit alsof zy met sneeuw bedekt ware geweest. Men zag een groote trop struysvogelen, van welke de jagers echter geen konde bereiken. Hoe zeer men verzekerd dat in deze omstreek een groote menigte leeuwen zyn, en men hun somsin troepen van zestien en zeventien ziet loopen, hadden wy tot hier toe het geluk niet een | |
[pagina 182]
| |
eenige aantetreffen; wy moeten ons tot hier toe nog met hun musiek des nachts vergenoegen. Met zons ondergang bereikten wy de Capokfonteyn, daar wy eenige verlaten wooningen en brandende vee kralen vonden staan: wy stelden onze tenten in de nabyheid der fonteyn,Ga naar voetnoot670 om op deze plaats te overnachten. Hadden wy tot hier toe het genoegen niet leeuwen te zien deze voorledene nacht verschafte ons het zelve want toen alles in ons Camp rustig was en het ongeveer drie uuren in den morgenstond wierd, kwamen twee dezer vrienden ons zeer onstuymig gezoeken. De tent van de oude heer Van Rheenen stond zeer na by de myne, zoo dat de hoofdtouwen zich kruyste; gevallig kozen de leeuwen deze doortocht, om tot de wagens, de ossen en de paarden te naderen die aan de zelve waren vastgemaakt. Dit veroorzaakte dat zy in de touwen aan het struykelen geraakten, en onder een zeer verschrikkend musiek de meeste tente pennen uit de grond rukte. Ik en myne overige compagnons werden alle zeer onheusch gewekt. Tot meerder ramp viel de tent van zyn hoofd en andere lynen beroofd, in elkanderen, waar door ik onder het linnen als begraven onmogelyk van myn katel kon opreizen en aldus in de digte nabuurschap der leeuwen zeer ten onpasse moest blyven leggen. Weldra dog kwam de troep op de been maar door den donkeren durvde men niet vuuren; met moeyte raakte ik overend en liep met myn geweer na buyten my by de vergaderde menigte stellende, en op myn raad werd er gepatrouilleerd en na de wagens geloopen daar de ossen en paarden een vreeslyk gehuyl aangericht hadden. Wy ontdekte dog geene schade, maar hoorde dat de leeuwen op zyde van ons in het leger der landlieden almede tussen de tenten waren geraakt, als waarom wy met een aangestoken bos stroo derwaards ylde. Op ons licht vertoonde zich de leeuwen beide, zoekende een uitweg om buiten het camp te geraken. Er werden veel schoten op de zelve gedaan, dog het gelukte hen zonder wonden voor zoo verre wy ontwaren konde, te ontvluchten, geen andere schade gedaan hebbende dan aan de tenten. |
|