Reize in de binnen-landen van Zuid-Africa
(1965)–W.B.E. Paravicini di Capelli– Auteursrechtelijk beschermd[25 Juli 1803]MAANDAG den 25e JULY, braken wy tegen half agt uuren ons leger op en namen de cours gelyk gisteren zuid ten westen. Rechts van ons legde op den afstand van circa twee uuren, de plaats genaamd Hoogmoetsfonteyn,Ga naar voetnoot657 gehorende aan Barend Lubbe;Ga naar voetnoot658 schuins voor ons hadden wy een fraay berggezicht, die op dit uur door de opgaande zon aller schoonst verligt werden.Ga naar voetnoot659 Het land werd hier bergachtiger. Tegens tien uren hielden wy eene halte op de plaats van Jan Jacobsen, genoemd de Klipvaley.Ga naar voetnoot660 De landeryen om het zelve schynen hoe zeer rykelyk van water voorzien, niet zeer vrugtbaar, en | |
[pagina 180]
| |
vry doorzaaid van klippen; den eigenaar zeyde ons pas zederd eenige maanden hier gewoond te hebben. Hy kwam juist te huys hebbende de Gouverneur een eind wegs begeleid. Na hier twee uren doorgebragt te hebben om paarden en ossen nieuwe kragt te geven, reden wy van daar. Wy haasteden ons zeer daar de lucht regen scheen te voorspellen, en kwamen na nog vyf uuren met de wagens gereden te zyn, aan de Zoete Valey aan Zeekoeygat,Ga naar voetnoot661 bewoond door B. Filloen,Ga naar voetnoot662 daar wy ons nachtverblyf vestigden. Deze man had maar eene arm; hy verhaalde ons zich zelve in dien staat gebragt te hebben by gelegenheid dat s'avonds een stel zettende om een wolf die veel kwaad aan zyn vee deed te dooden, hy na het geweer gericht en het touw aan de sneller van 't vuurschot te hebben vastgemaakt nog eens by het aan de koort vastgelegde aas was gegaan om het recht goed te leggen, en toen het ongeluk had gehad te hard te trekken en aldus in stede van de wolf zelf het schot lostetrekken, en de kogel zyn arm had verbryzeld.Ga naar voetnoot663 Deze burger gaf een brief over van den Gouverneur, uit welke wy tot ons genoegen zagen, dat zyn Edele hier gisteren welvarend gepasseerd was. Des avonds belegden ik met den 2e Lieutenant Gilmer eene informatie over den op eergisteren by ons gekomene deserteur en ontvingen van deze de bekentenis tot de Bataafsche Jagers te gehoren, en uit het camp aan de Wynbergen te zyn gedeserteerd. |
|